ECLI:NL:RBAMS:2019:9049
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot betaling in energieovereenkomst wegens onvoldoende onderbouwing van precontractuele informatieverplichtingen
In deze zaak heeft de eisende partij, Intrum Nederland B.V., bij exploot van dagvaarding van 26 juli 2019, de gedaagde partij, een consument, aangesproken tot betaling van een bedrag van € 1.882,51. De gedaagde partij is niet verschenen en heeft niet tijdig geantwoord, waardoor verstek is verleend. De eisende partij heeft in een tussenvonnis van 2 september 2019 de gelegenheid gekregen om het bijgevoegde informatieformulier in te vullen en relevante stukken in te dienen. Op 22 oktober 2019 heeft de eisende partij een akte ingediend, maar de gedaagde partij heeft niet gereageerd.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding niet voldoet aan de eisen van artikel 111 lid 2 onder d Rv en artikel 21 Rv, omdat de eis en de gronden daarvan niet volledig zijn vermeld. De eisende partij heeft gesteld dat er een overeenkomst tot levering van energie is aangegaan, maar heeft niet aangetoond dat aan de wettelijke precontractuele informatieverplichtingen is voldaan. De kantonrechter heeft de eisende partij in de gelegenheid gesteld om de vordering te onderbouwen, maar de ingediende stukken waren onvoldoende. De eisende partij heeft niet aangetoond dat de consument voorafgaand aan de overeenkomst op begrijpelijke wijze is geïnformeerd over de belangrijkste kenmerken van de diensten en de voorwaarden.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat de vordering onvoldoende onderbouwd is en heeft deze afgewezen. De eisende partij is veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde partij op nihil zijn begroot. Dit vonnis is uitgesproken door mr. E. Pennink op 9 december 2019.