In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 november 2019 uitspraak gedaan over de omgevingsvergunning die is verleend aan de Amsterdam International Community School (AICS) voor de vestiging van een nieuwe schoollocatie. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam verleende op 21 juni 2018 de omgevingsvergunning, maar een aantal omwonenden, die als eisers optraden, maakten bezwaar tegen deze vergunning. Zij stelden dat de vestiging van de school in strijd was met het bestemmingsplan en dat hun belangen als omwonenden niet voldoende waren meegewogen.
De rechtbank oordeelde dat geen van de weigeringsgronden uit artikel 2.10, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zich voordeed. De rechtbank concludeerde dat de AICS als maatschappelijke voorziening kan worden aangemerkt en dat de vergunning terecht was verleend. De eisers voerden aan dat de AICS geen maatschappelijke voorziening was, maar een commerciële dienst, en dat de vestiging van de school niet voldeed aan de parkeernormen en verkeersveiligheidseisen. De rechtbank verwierp deze argumenten en stelde vast dat het college de omgevingsvergunning op juiste gronden had verleend.
De rechtbank verklaarde het beroep van één van de eisers niet-ontvankelijk, omdat deze geen bezwaar had gemaakt tegen de vergunning. De overige beroepen werden ongegrond verklaard, en de rechtbank wees de eisers op hun kosten. De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van maatschappelijke voorzieningen in het bestemmingsplan en de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van belangen bij het verlenen van omgevingsvergunningen.