ECLI:NL:RBAMS:2019:9027

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2019
Publicatiedatum
3 december 2019
Zaaknummer
13/730015-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en witwassen van crimineel geld

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 november 2019 uitspraak gedaan tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van 27,75 kilogram cocaïne en het voorbereiden van de productie van harddrugs. De verdachte, geboren in 1999 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd op 12 juni 2019 aangehouden na een observatie van de politie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij de productie en distributie van cocaïne, en dat hij ook een geldbedrag van € 21.400,- voorhanden had, waarvan werd aangenomen dat het afkomstig was uit misdrijf. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 54 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat, gezien de omstandigheden en de rol van de verdachte, een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 24 maanden voorwaardelijk, passend was. De rechtbank heeft ook het in beslag genomen geldbedrag verbeurd verklaard en andere in beslag genomen goederen onttrokken aan het verkeer. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/730015-19
Datum uitspraak: 22 november 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1999,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het Huis van Bewaring [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Kerkhoff, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. W. van Vliet, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 12 juni 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad 27,75 kilogram cocaïne, in elk geval materiaal bevattende cocaïne als bedoeld in de bij de Opiumwet behoren lijst I;
2.
hij op of omstreeks 12 juni 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het (telkens) opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen van cocaïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behoren lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
-blauw plastic zeil en/of;
-een persgewicht met hydraulische krikken en mallen en/of
-(een) magnetron(s) en/of;
-(een) jerrycan(s) gevuld met aceton en/of
-(een) lege jerrycan(s) en/of
-verpakkingsmaterialen en/of
-een notitieblok en/of
-(een) rol(len) tape en/of
-(een) mondkapje(s) en/of
-(een) (paar) handschoen(en) en/of
-versnijdingsmiddel(en) (levanisol),
voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat voornoemd(e) goed(eren) en/of voorwerp(en) bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feiten(en);
3.
hij op of omstreeks 12 juni 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een of meer voorwerp(en), te weten:
- 21 bundels van 20 briefjes van 50,- euro en/of;
- 8 losse briefjes van 50,- euro;
met een totale waarde van 21.400,- euro, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van die/dat geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt,
en/of
van dat/die geldbedrag(en) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld en/of heeft/hebben verborgen/verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die geldbedrag(en) was/waren en/of wie dat/die geldbedrag(en) voorhanden had(den),
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moet(en) vermoeden, dat bovenomschreven geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten en heeft zich daarbij gebaseerd op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de inhoud van het dossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en overweegt daartoe als volgt.
Feiten 1 en 2
Uit een lopend onderzoek is op 11 juni 2019 een melding gekomen dat het perceel [adres] te Amsterdam vermoedelijk wordt gebruikt voor de vervaardiging van verdovende middelen en is een foto verstrekt van de vermoedelijke gebruiker van het perceel. Naar aanleiding van deze melding is een camera geplaatst bij de woning en is een observatie gestart. Gezien wordt dat een man, die herkend wordt als de man op de verstrekte foto en die later verdachte blijkt te zijn, de woning meermalen verlaat en weer binnentreedt. Op 12 juni 2019 wordt verdachte aangehouden en heeft de politie de woning op de [adres] doorzocht. In de woning zijn verschillende goederen aanwezig die bestemd zijn voor het vervaardigen van cocaïne en ook is er een groot aantal kilo’s cocaïne aangetroffen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij gedurende een maand, op verzoek van een ander, in de woning verbleef en dat hij de in de woning aanwezige goederen heeft gezien. Gelet op deze verklaring is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de cocaïne en dat hij hierover kon beschikken. De rechtbank merkt daarbij op dat zij, anders dan de officier van justitie, op basis van het dossier tot een berekening van een totaalgewicht van 39,84 kilo cocaïne komt. De onder feit 1 tenlastegelegde kleinere hoeveelheid, 27,75 kilogram cocaïne, kan dus (ook) worden bewezen.
Eveneens is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het treffen van voorbereidingshandelingen tot het bewerken en/of vervaardigen van harddrugs. In de woning zijn goederen aangetroffen die daartoe bestemd zijn, zoals een persgewicht en –mallen, jerrycans met aceton, mondkapjes en versnijdingsmiddelen. Gelet op de verklaring van verdachte moet verdachte ook wetenschap hebben gehad van de aanwezigheid van deze goederen en daarover de beschikkingsmacht hebben gehad. Gezien de aard van de aangetroffen goederen, die naar hun aard geschikt zijn tot vervaardiging van drugs, in combinatie met de aangetroffen cocaïne, moet verdachte ook hebben geweten waarvoor die goederen bedoeld waren.
Feit 3
In een keukenkastje in de woning is een geldbedrag van totaal € 21.400,- aangetroffen. Gelet op de hoogte van dit bedrag in combinatie met het aantreffen van cocaïne en een volledig ingericht cocaïnelaboratorium, is er sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. In dat geval mag van verdachte worden verwacht dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van dit geldbedrag, welke verklaring concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk is aan te merken. Verdachte heeft echter geen enkele verklaring afgelegd over de herkomst van het geld en dus geen tegenwicht geboden tegen de verdenking van witwassen. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen andere conclusie mogelijk dan dat het ten laste gelegde geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat verdachte dat ook wist. Het ten laste gelegde onder feit 3 kan dus ook worden bewezen.
Medeplegen
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat iemand anders hem vertelde op welke tijdstippen hij in de woning aanwezig moest zijn en dat hij voor dit verblijf ongeveer € 2.600,- per maand betaald kreeg. Daarnaast blijkt uit de telefoongegevens van verdachte dat hij via WhatsApp gesprekken heeft gevoerd met anderen die vermoedelijk gingen over de ten laste gelegde feiten. Bovendien acht de rechtbank onaannemelijk dat verdachte geheel zelfstandig heeft gehandeld bij het plegen van deze feiten. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met anderen, zodat het medeplegen ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten kan worden bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 12 juni 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), opzettelijk aanwezig heeft gehad 27,75 kilogram cocaïne;
2.
op 12 juni 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het (telkens) opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen van cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- blauw plastic zeil en;
- een persgewicht met hydraulische krikken en mallen en;
- magnetrons en;
- jerrycans gevuld met aceton en;
- lege jerrycans en;
- verpakkingsmaterialen en;
- een notitieblok en;
- een rol tape en;
- mondkapjes en;
- handschoenen en
- versnijdingsmiddelen (levanisol),
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat voornoemde goederen en/of voorwerpen bestemd waren tot het plegen van die feiten;
3.
op 12 juni 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een of meer voorwerp(en), te weten:
- 21 bundels van 20 briefjes van 50,- euro en;
- 8 losse briefjes van 50,- euro;
met een totale waarde van 21.400,- euro, voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), dat bovenomschreven geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregel

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 tot en met 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden, met aftrek van voorarrest.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat het geldbedrag zal worden verbeurdverklaard en dat alle overige in beslag genomen goederen zullen worden onttrokken aan het verkeer.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de ondergeschikte rol van verdachte. Verdachte verbleef in de woning en was daarmee de eerste die de klappen moest opvangen bij ontdekking. Hij moest het vuile werk opknappen. Verdachte is een jonge man die alles behalve professioneel te werk is gegaan. Hij is een first offender, zowel in Nederland als in het buitenland. Hij heeft de [geboorteland] nationaliteit, wat met zich meebrengt dat hij niet in aanmerking zal komen voor detentiefasering, verlof of een penitentiair programma. Wel komt hij in aanmerking voor de ‘regeling tijdelijk verlaten van de inrichting’, mits hij tot een gevangenisstraf van maximaal drie jaar wordt veroordeeld. De verdediging verzoekt dan ook een gevangenisstraf van maximaal drie jaar op te leggen.
Ten aanzien van het beslag heeft de verdediging verzocht de telefoon (iPhone) van verdachte aan hem terug te geven. Ten aanzien van alle overige in beslag genomen goederen is geen verweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich – tezamen met een dan wel meerdere personen – schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid cocaïne en aan het plegen van voorbereidingshandelingen. De verspreiding van en handel in cocaïne gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit en is een gevaar voor de volksgezondheid. Daarnaast gaat de drugshandel niet zelden ook gepaard met geweld, waardoor die handel ook een gevaar is voor de veiligheid. Verdachte heeft zich van deze negatieve effecten niets aangetrokken en heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen financiële gewin. Daarnaast heeft verdachte zich – tezamen met een of meerdere personen – schuldig gemaakt aan witwassen. Witwassen vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Door zich schuldig te maken aan witwassen heeft verdachte eraan meegewerkt dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie worden onttrokken en heeft bijgedragen aan de risico’s voor de financiële markt. Het witwassen van crimineel geld werkt bovendien het voortbestaan van verschillende vormen van criminaliteit in de hand.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), die zien op het aanwezig hebben van harddrugs van meer dan 20 kilogram. Deze gaan uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van minimaal 36 maanden uitgaande van een zogenoemde standaardzaak waarbij geen sprake is van een criminele organisatie. Hoewel kenmerken aanwezig zijn die duiden op een criminele organisatie, gaat de rechtbank uit van de hiervoor genoemde standaardzaak. De rechtbank heeft ook gekeken naar de straffen die zijn opgelegd in soortgelijke zaken en constateert dat de straffen variëren tussen 36 en 54 maanden (on)voorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank houdt ook rekening met de rol van verdachte, maar acht die rol wel groter dan door de verdediging is geschetst. Gezien de leeftijd van verdachte en de risico’s die hij heeft gelopen, is het zeer goed denkbaar dat verdachte niet de grootste rol heeft gehad. Hij heeft echter wel een belangrijke rol vervuld, want aan hem zijn een zeer grote hoeveelheid cocaïne, een cocaïnelab en een groot geldbedrag toevertrouwd. Daarbij heeft verdachte telkens doelbewust ervoor gekozen om in de woning te verblijven en uit WhatsApp-gesprekken van verdachte blijkt een bepaalde mate van bravoure. De rechtbank ziet echter in de persoon van verdachte factoren die strafverlagend dienen te worden meegewogen. Zo is verdachte zeer jong en komt hij ter terechtzitting erg weifelend over. De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat hij – mogelijk vanwege een penibele financiële situatie in zijn thuisland - op een wat naïeve manier betrokken is geraakt in de drugshandel. Mede door zijn jonge leeftijd lijkt hij beïnvloedbaar. De rechtbank acht de kans groot dat als verdachte een Nederlands ingezetene was geweest, er mogelijk was ingezet op toepassing van het adolescentenstrafrecht en/of een hulpprogramma ter voorkoming van herhaling. Dat kan nu echter niet. De rechtbank ziet hierin aanleiding om een aanzienlijk gedeelte van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen.
Gelet op het hiervoor genoemde bestaat aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden waarvan 24 maanden voorwaardelijk passend en geboden, dit met aftrek van het voorarrest.
Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. Geld Euro, 5763796;
2 1.00 STK Zaktelefoon, IPHONE, 5763394;
3 1.00 STK Zaktelefoon, AQUARIUS, 5763402;
4 1.00 STK Kantoorbenodigheden, ELASTIEK, 5763808;
5 1.00 STK Niet te definiëren goederen, DRUKPERS, 5763817;
6 1.00 STK Niet te definiëren goederen, DRUKPERS, 5763820;
7 1.00 STK Niet te definiëren goederen, DRUKPERS, 5763824;
8 1.00 STK Niet te definiëren goederen, DRUKPERS, 5763836;
9 1.00 STK Masker, GASMASKER, 5763819;
10 1.00 STK Mondkap, 5763871;
11 3.00 STK Mondkap, 5763872;
12 1.00 FLS Fles, SPA BLAUW, 5763873;
13 1.00 FLS Fles, DREFT, 5763874;
14 1.00 STK Plakband, 5763875;
15 1.00 STK Fust, BLIK COCA COLA, 5763876;
16 1.00 STK Fust, BLIK COCA COLA, 5763877;
17 1.00 STK Fust, BLIK RED BULL, 5763880;
18 1.00 STK Fust, BLIK COCA COLA, 5763882;
19 1.00 STK Fust, BLIK RED BULL, 5763883;
20 1.00 FLS Fles, SPA, 5763884;
21 1.00 STK Handschoen, 5763888;
22 1.00 MST Haar, PLUK HAAR, 5765771;
23 1.00 STK Plakband, 5765787;
24 1.00 STK Zaktelefoon, BQ, 5765828;
25 3.00 STK Briefpost, 5766317;
26 10.00 STK Briefpost, 5766322;
27 1.00 STK Stempel, LETTERS H EN B, 5764274;
28 1.00 STK Fust, BLIK RED BULL, 5763890.
Verbeurdverklaring
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven geldbedrag van € 21.400,- (nummer 1), dat onder verdachte in beslag is genomen, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot dat geldbedrag het onder 3 bewezen geachte is begaan.
Onttrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen onder nummers 3 tot en met 28, dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 1 en 2 bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen – in combinatie met elkaar - van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Teruggave aan verdachte
De in beslag genomen en niet teruggegeven telefoon (iPhone, nummer 2), die aan verdachte toebehoort , dient aan verdachte te worden geretourneerd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 lid 3 van de Opiumwet.
Feit 2
Medeplegen van het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10, door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Feit 3
Medeplegen van witwassen.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 (achtenveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf,
24 (vierentwintig) maanden, niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
3 (drie) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Verklaart verbeurd:
Het geldbedrag van € 21.400,- met nummer 1.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
De voorwerpen met nummers 3 tot en met 28.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
Het voorwerp met nummer 2.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B. Vogel, voorzitter,
mrs. P.P.C.M. Waarts en M.M. Prinsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van den Berg-Meulman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 november 2019.