4.12Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de in bijlage II genoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte degene is geweest die de afspraak heeft geregeld met de aangever om langs te komen om het Rolex horloge te kopen dat aangever te koop had aangeboden op Marktplaats. Rondom het moment dat één van de mededaders aanbelde stond verdachte in contact met de aangever via het Marktplaats account waar hij de afspraak mee heeft gemaakt. Daarmee is verdachte in strafbare zin betrokken geweest bij de poging tot woningoverval, gepleegd op 28 februari 2019 te Amersfoort.
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de raadsman dat geen sprake kan zijn van een poging, omdat er geen sprake zou zijn van een begin van uitvoering. Zij overweegt hiertoe als volgt.
Als een delict nog niet is voltooid, kan toch sprake zijn van strafbaar handelen. Bijvoorbeeld als sprake is van een strafbare poging een delict te plegen. Om tot een bewezenverklaring van een poging te komen moet de verdachte een gedraging of gedragingen hebben verricht die naar de uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf, zo heeft de Hoge Raad onder andere in het Cito-arrest geoordeeld. Met andere woorden: er moet sprake zijn van een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf. De Hoge Raad heeft in dit arrest overwogen dat het bij een te overvallen kantoor aanbellen met gedeeltelijke bedekte gezichten, een pistool en een lege weekendtas is aan te merken als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf.
In deze zaak geldt het volgende. Met [naam 3] is via Marktplaats een afspraak gemaakt om een Rolex horloge ter waarde van € 12.500,- te kopen. Dit horloge zou cash betaald worden.
Uit het proces-verbaal van observatie van 28 februari 2019 van de [adres slachtoffer 3] (pagina B 085 van het dossier) blijkt dat verbalisanten hebben waargenomen dat op 28 februari 2019 omstreeks 21.11 uur een geheel in het zwart geklede persoon bij de woning aan de [adres slachtoffer 3] aankwam en leek aan te bellen bij de centrale portiek waar deze woning onder valt. De persoon liep heen en weer voor de portiek en was ondertussen aan het telefoneren.
Rondom dit tijdstip heeft het Marktplaats-account ‘ [naam 2] ’ vanaf het IP-adres gekoppeld aan het woonadres van verdachte aan [naam 3] berichten gestuurd als: “Ik ben er” en “U laat mij helemaal uit Diemen komen om niet te reageren?”.
De rechtbank gaat er hierbij van uit dat verdachte contact had met de personen bij de woning aan de [adres slachtoffer 3] omdat hij anders niet kon weten dat er geen contact was met [naam 3] .
Daarna is de in het zwart geklede persoon richting de auto gelopen, waarin op dat moment twee mannen zaten. Omstreeks 21.25 uur hebben de verbalisanten gezien dat op de hoek van de [adres slachtoffer 3] een man links achterin de auto stapt en dat er drie mannen in de auto zaten. Omstreeks 21.37 uur zijn [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] aangetroffen in de auto, waarin achterin ook een vuurwapen lag. Er is in de auto of bij de aangehouden personen geen cash geld aangetroffen
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat hier gedragingen zijn verricht die naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van de woningoverval.
Medepleger of medeplichtige?
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of verdachte de rol van medepleger of medeplichtige heeft vervuld.
De rechtbank is – met de officier van justitie – van oordeel dat verdachte als medepleger moet worden aangemerkt. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Voor medeplegen is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Indien het medeplegen in de kern bestaat uit gedragingen die normaal gesproken met medeplichtigheid in verband worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, het op de uitkijk staan, het helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, zijn aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Met name de omstandigheid dat verdachte rondom het moment dat één van de drie medeverdachten aanbelde bij de woning aan de [adres slachtoffer 3] telefonisch in contact stond met die medeverdachte en ondertussen via het Marktplaats-account ‘ [naam 2] ’ berichten stuurde naar [naam 3] om te laten weten dat de zogenaamde koper voor de deur stond, maakt naar het oordeel van de rechtbank dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten is komen vast te staan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte door deze handelingen een essentiële rol gespeeld in het geheel. Daarbij vindt de rechtbank ook van belang dat verdachte degene is geweest die het contact tussen de gebruiker van telefoonnummer * [nummer 2] en [naam 3] tot stand heeft gebracht.
Opzet op het gronddelict?
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat het opzet van verdachte hoogstens was gericht op het meenemen van het horloge, en niet op het geweld dat daarmee mogelijk gepaard zou gaan. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij ervan uitging dat het potentiële slachtoffer met een valse app van ABN AMRO zou worden opgelicht, maar uit het telefoongesprek tussen [naam 3] en de gebruiker van telefoonnummer * [nummer 2] blijkt dat het de bedoeling was dat met cash geld zou worden betaald. Daarnaast blijkt uit het dossier dat in de Opel Corsa waarin de medeverdachten [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] zaten geen grote hoeveelheid cash geld is aangetroffen, maar wel een handvuurwapen. De verklaring van verdachte dat het slachtoffer zou worden opgelicht met een valse ABN AMRO-app, is daarom niet aannemelijk geworden.
Verder vindt de rechtbank van belang dat verdachte niet direct over de door hem gestelde oplichting heeft verklaard, maar pas nadat het dossier (nagenoeg) compleet was. Tot slot weegt de rechtbank mee dat verdachte tijdens de zitting van 14 november 2019 heeft verklaard dat iemand hem de telefoon heeft aangeboden die op 24 februari 2019 is weggenomen bij de overval aan de [adres slachtoffer 1] , maar dat hij deze niet heeft gekocht omdat hij wist dat de telefoon van een ernstig delict afkomstig was. Uit een proces-verbaal van bevindingen (pagina B1 348) blijkt dat verdachte met zijn telefoon op 24 februari 2019 om 19.30 uur en om 22.05 uur een nieuwsbericht van AT5 heeft bezocht over de woningoverval op de [adres slachtoffer 1] , die eerder die dag had plaatsgevonden. Gelet op deze omstandigheden heeft verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het leggen van contact tussen een andere persoon en een potentieel slachtoffer over de verkoop van een horloge op Marktplaats zou leiden tot een woningoverval, en dus tot geweld. Verdachte had derhalve niet alleen opzet op het medeplegen, maar ook op het gronddelict.
De rechtbank zal verdachte daarom voor het primair ten laste gelegde veroordelen.
Ten aanzien van de feiten 4, 5 en 6 (overvallen op woningen aan de [adres slachtoffer 4] , aan de [adres slachtoffer 5] en aan het [adres slachtoffer 6] )