ECLI:NL:RBAMS:2019:8995

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2019
Publicatiedatum
2 december 2019
Zaaknummer
13/057128-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan woningoverval en poging woninginbraak met geweld

Op 28 november 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan een woningoverval en een poging tot woninginbraak. De verdachte had via Marktplaats een afspraak gemaakt met het slachtoffer, wat leidde tot een gewelddadige overval op 24 februari 2019. Tijdens de overval werd het slachtoffer bedreigd met een vuurwapen en zijn waardevolle spullen, waaronder een horloge, een iPhone en een laptop, werden gestolen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet fysiek aanwezig was bij de overval, maar wel opzettelijk behulpzaam was door de afspraak te regelen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van medeplegen, maar achtte hem medeplichtig aan de diefstal met geweld en afpersing. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan een poging tot inbraak op 14 februari 2019, waarbij hij met een breekijzer een raam probeerde te forceren. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 25 maanden op, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en stelde bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf, waaronder deelname aan een gedragsinterventie en reclasseringstoezicht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/057128-19 (Promis)
Datum uitspraak: 28 november 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Modder en van wat verdachte en zijn raadsman mr. K.H.T. van Gijssel naar voren hebben gebracht. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen de heer [naam 1] van Spirit en [naam 2] van de jeugdreclassering naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt ervan verdacht dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een diefstal met geweld en het medeplegen van een poging inbraak.
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd:
Feit 1:
primair:medeplegen van diefstal met geweld en/of medeplegen van afpersing van aangever [slachtoffer 1] , wonende aan de [adres slachtoffer 1] , waarbij een horloge van het merk Zenith, een iPhone en een Macbook zijn weggenomen, gepleegd op 24 februari 2019;
subsidiair:medeplichtigheid aan die feiten door via het Marktplaats-account ‘ [naam 3] ’ een afspraak te maken met de aangever;
Feit 2:
medeplegen van een poging tot inbraak in de woning aan de [adres] , gepleegd op 14 februari 2019.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Ten aanzien van feit 1 ( [adres slachtoffer 1] )
4.1
Inleiding
Op 25 februari 2019 heeft de heer [slachtoffer 1] aangifte gedaan van een woningoverval, gepleegd op 24 februari 2019. Aangever heeft verklaard dat hij op Marktplaats een horloge van het merk Zenith te koop heeft gezet, dat ongeveer € 7.000,- waard was. Op 23 februari 2019 kreeg hij rond 24.00 uur een reactie van een Marktplaats-account genaamd ‘ [naam 3] ’. Deze ‘ [naam 3] ’ vroeg via de app van Marktplaats of het horloge nog beschikbaar was. Op 24 februari 2019 rond 09.00 uur heeft de aangever laten weten dat het horloge inderdaad nog beschikbaar was. Vervolgens hebben hij en ‘ [naam 3] ’ meerdere malen contact gehad via de app van Marktplaats. Nadat de aangever en ‘ [naam 3] ’ het eens waren geworden over een prijs, hebben zij afgesproken dat ‘ [naam 3] ’ het horloge die dag tussen 16.00 uur en 17.00 uur zou komen halen op het adres van aangever, aan de [adres slachtoffer 1] . Rond 16.45 uur liet ‘ [naam 3] ’ via de app van Marktplaats aan aangever weten dat hij er bijna was. Ongeveer 10 minuten later werd er aangebeld. Toen de aangever door de intercom keek, zag hij een jongen met een donkere huidskleur staan. De aangever heeft de centrale deur opengedaan. Toen hij vanuit de galerij naar de hal keek, zag hij dat er twee personen met de trap naar boven kwamen. Hij herkende één van de personen als de persoon die hij via de intercom had gezien. Beide jongens waren volgens aangever jonger dan 25 jaar en hadden een donkere huidskleur. Eén van de twee jongens had een gezet postuur; de jongen die had aangebeld had een slungelig postuur. Nadat de jongens de woning van aangever waren binnengegaan en in de woonkamer stonden, vroeg aangever wie van hen interesse had in zijn horloge. Aangever zag dat de jongen met het gezette postuur een pistool uit zijn jas haalde en op aangever af kwam lopen, waarna hij hem op de grond duwde. De jongen duwde hem op zijn bovenlichaam. Aangever viel hierdoor achterover op de grond. Terwijl dit gebeurde, zat de vijfjarige zoon van aangever aan de keukentafel. Aangever zei tegen de overvallers dat zij het horloge moesten pakken. De jongen die had aangebeld heeft vervolgens het horloge gepakt. Nadat de jongens richting de uitgang van de woning waren gelopen en in de gang stonden, keerde de jongen die had aangebeld om en zei hij tegen aangever dat hij zijn telefoon moest geven. Aangever gaf hem zijn witte iPhone X. Vervolgens liep dezelfde jongen naar de keuken, waar de Macbook van aangever lag. Aangever zag dat de jongen zijn Macbook pakte. Vervolgens hebben de jongens de woning verlaten.
Een medeverdachte genaamd [medeverdachte 1] heeft op 20 maart 2019 tijdens een raadkamerzitting bij de rechtbank Amsterdam bekend dat hij de overval samen met een andere persoon heeft gepleegd en dat hij een horloge, een Macbook en een telefoon heeft weggenomen.
Na de overval is van het polo-shirt van aangever, ter hoogte van de borst, een DNA-monster genomen. Uit een DNA-rapport van 16 september 2019 blijkt dat de hypothese dat de bemonstering DNA bevat van aangever, zijn zoon, een medeverdachte genaamd [medeverdachte 2] en één willekeurige onbekende persoon circa 590 miljoen keer waarschijnlijker is dan de hypothese dat de bemonstering DNA bevat van aangever, zijn zoon en twee willekeurige onbekende personen. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de personen zijn geweest die de woningoverval fysiek hebben gepleegd.
Uit onderzoek is onder meer gebleken dat de telefoon van verdachte – via het aan zijn huisadres gekoppelde IP-adres – op 24 februari 2019 om 16.52 uur en om 17.13 uur contact heeft gemaakt met het Marktplaats-account ‘ [naam 3] ’.
Verdachte heeft tijdens de zitting van 14 november 2019 verklaard dat hij in de tenlastegelegde periode weleens heeft ingelogd op Marktplaats met een account dat hij van iemand had gekregen. Hij was nieuwsgierig. Verdachte heeft geen afspraak met aangever [slachtoffer 1] gemaakt. Ook heeft hij het Marktplaats-account ‘ [naam 3] ’ niet benaderd op 24 februari 2019 om 16.52 uur en om 17.13 uur. Hij weet niet wie dat wel gedaan heeft. Verdachte leent zijn telefoon regelmatig uit aan mensen die bij hem over de vloer komen, bijvoorbeeld als zij iets willen opzoeken.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of verdachte betrokken is geweest bij de woningoverval. Vervolgens moet worden bekeken of verdachte daarmee als medepleger van of medeplichtige aan de woningoverval kan worden aangemerkt.
4.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden aangemerkt als medepleger van de diefstal met geweld en de afpersing. Uit het dossier blijkt dat Marktplaatsaccount ‘ [naam 3] ’ vlak voor en vlak na de overval gebruik heeft gemaakt van het IP-adres dat aan het woonadres van verdachte is gekoppeld. Daarbij is gebruik gemaakt van de onder verdachte in beslag genomen iPhone 8, zodat kan worden vastgesteld dat hij degene is geweest die vlak voor de overval aan aangever [slachtoffer 1] heeft laten weten dat ‘ [naam 3] ’ er bijna was. Hoewel verdachte zelf niet fysiek aanwezig is geweest bij de woningoverval, heeft hij – door contact te leggen met aangever – een grotere rol gehad in de voorbereiding.
4.3
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Verdachte heeft van het begin af aan ontkend iets met de overval te maken te hebben. De omstandigheid dat het Marktplaats-account ‘ [naam 3] ’ op de dag van de overval via het IP-adres van verdachte contact heeft gehad met de aangever, zegt niet veel. Het is immers niet duidelijk welke persoon precies gebruik heeft gemaakt van het IP-adres, en of die persoon op dat moment in de woning aanwezig was. Het aan het woonadres van verdachte gekoppelde wifi-netwerk is namelijk nog zo’n 15 meter verderop in de galerij te bereiken. In de woning van verdachte komen verschillende jongens over de vloer, die ook gebruik mogen maken van zijn wifi-netwerk. Op deze manier kan misbruik worden gemaakt van een wifi-netwerk. Verdachte heeft verklaard dat hij zijn telefoon weleens uitleent aan anderen. Kort gezegd staat niet vast dat verdachte degene is geweest die op 24 februari 2019 om 16.52 uur en om 17.13 uur via zijn IP-adres en met zijn iPhone 8 heeft ingelogd op het Marktplaats-account ‘ [naam 3] ’. Ook als de rechtbank dit wel zou aannemen, staat niet vast dat verdachte een afspraak heeft gemaakt met het slachtoffer. Het is in dat geval ook mogelijk dat verdachte slechts (kort) de Marktplaats-advertentie heeft bezocht.
4.4
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank neemt als uitgangspunt in deze zaak (en in de zaken van medeverdachten [verdachte] en [medeverdachte 3] ) dat er sprake is van strafbare betrokkenheid bij de woningoverval aan de [adres slachtoffer 1] als vastgesteld kan worden dat verdachte de afspraak heeft geregeld met de verkoper waardoor de overval kon plaatsvinden.
De rechtbank komt tot de conclusie dat dat in de zaak van verdachte kan worden vastgesteld.
De rechtbank stelt vast dat aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 24 februari 2019 rond 16.45 uur via de Marktplaats-app een bericht kreeg van ‘ [naam 3] ’ met de mededeling dat hij er bijna was. Uit het dossier blijkt dat op 24 februari 2019 om 16.52 uur en om 17.13 uur op het account ‘ [naam 3] ’ gebruik is gemaakt van een iPhone 8. Deze iPhone 8 werd gebruikt op het IP-adres [nummer] , zijnde het IP-adres dat is gekoppeld aan het huisadres van verdachte. De unieke code die gekoppeld was aan deze iPhone 8 betrof [nummer 2] . Uit onderzoek is gebleken dat de telefoon van verdachte gekoppeld kan worden aan deze unieke code.
Naar het oordeel van de rechtbank vragen deze onderzoeksbevindingen, in onderlinge samenhang bezien, met klem om een verklaring. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij niet de persoon is geweest die op genoemde datum en tijdstippen heeft ingelogd op het Marktplaats-account ‘ [naam 3] ’, maar hij heeft niet willen vertellen hoe het kan dat met zijn iPhone 8 en vanaf zijn IP-adres vlak voor de woningoverval is ingelogd op het Marktplaats-account ‘ [naam 3] ’. De verklaring van verdachte dat hij niet weet welke persoon dat kan hebben gedaan, acht de rechtbank onaannemelijk. Gelet hierop gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte de persoon is geweest die op 24 februari 2019 omstreeks 16.45 uur via het account ‘ [naam 3] ’ aan aangever [slachtoffer 1] heeft laten weten dat ‘ [naam 3] ’ er bijna was. Verdachte was derhalve in strafrechtelijke zin betrokken bij de woningoverval.
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de rol van verdachte die van medepleger of medeplichtige was.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen, aangezien niet kan worden bewezen dat verdachte zelfstandig één of meer van de in de tenlastelegging genoemde feitelijke handelingen (weergegeven achter de gedachtestreepjes) heeft verricht. Het maken van een afspraak of het contact leggen via Marktplaats is niet in het primair tenlastegelegde van feit 1 opgenomen.
Wel is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij de woningoverval, door via het Marktplaats-account ‘ [naam 3] ’ een afspraak met de aangever te maken. Naar het oordeel van de rechtbank moet het begrip ‘afspraak’ ruim worden opgevat, zodat ook het contact met de aangever vlak vóór de afspraak – de mededeling dat ‘ [naam 3] ’ er bijna was – hieronder valt.
Naar het oordeel van de rechtbank was het opzet van verdachte zowel gericht op zijn eigen bijdrage (het regelen van de afspraak) als op de woningoverval die daarna volgde en die hij door het maken van de afspraak mogelijk heeft gemaakt.
Uit de omstandigheid dat verdachte aan aangever heeft laten weten dat ‘ [naam 3] ’ er bijna was, blijkt dat hij direct in contact heeft moeten staan met de overvallers die aanwezig waren op het adres van aangever [slachtoffer 1] . Verdachte heeft niet willen verklaren hoe het kan dat met zijn telefoon vlak voor de overval contact is gemaakt met het Marktplaats-account ‘ [naam 3] ’, terwijl het in het dossier aanwezige bewijs schreeuwt om een verklaring.
Het gaat in deze zaak om een afspraak via Marktplaats voor de koop van een duur horloge, een horloge waarover een koopprijs van € 6300,- was afgesproken. Verdachte heeft in contact gestaan met zijn medeverdachten waarvan hij heeft moeten weten dat zij – gelet op hun leeftijd – een dergelijk bedrag niet zomaar beschikbaar zouden hebben. De rechtbank leidt hier uit af dat het kennelijk de bedoeling was om zonder te betalen de verkoper het horloge afhandig te maken. De afspraak was gemaakt in de woning van de verkoper. Het is een feit van algemene bekendheid dat een verkoper een dergelijk duur object niet zomaar zal afgeven. Dat er ter verkrijging van het horloge geweld zou kunnen worden gebruikt, is dan aannemelijk.
De rechtbank neemt daarom aan dat verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn gedragingen zouden kunnen leiden tot een gewelddadige woningoverval.
Op grond van de in bijlage II genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte medeplichtig is geweest aan diefstal met geweld en afpersing.
Ten aanzien van feit 2 (poging inbraak aan de [adres] )
4.5
Inleiding
Tijdens een doorzoeking in de woning van verdachte op 7 maart 2019 is zijn telefoon in beslag genomen. De politie heeft deze telefoon onderzocht en daarin een filmpje aangetroffen waarop een poging inbraak te zien is. De persoon op het filmpje probeert met een oranje-roodkleurig breekijzer, met daarop een witte sticker, een raam bij een kozijn te verbreken. In een tas in de slaapkamer van verdachte heeft de politie een oranje-roodkleurige koevoet aangetroffen. De politie heeft geconstateerd dat op deze koevoet een witkleurige sticker was geplakt, die qua vorm en plaats overeenkomt met de sticker op de film.
Uit onderzoek van de politie is gebleken dat op 14 februari 2019 tussen 10.00 uur en 14.00 uur een poging inbraak is gepleegd op het adres [adres] . De politie heeft geconstateerd dat in het kozijn nog verschillende sporen van verbreking met een breekvoorwerp te zien waren.
4.6
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat ook dit feit bewezen kan worden verklaard. Verdachte dient als pleger van het feit te worden aangemerkt.
4.7
Standpunt van de raadsman
Volgens de raadsman moet verdachte ook van dit feit worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet is gebleken dat verdachte degene is die op het filmpje te zien is. Het gezicht van de persoon op het filmpje is niet duidelijk zichtbaar. Uit het proces-verbaal van bevindingen van de politie blijkt daarnaast niet op basis waarvan verdachte herkend wordt en herkend kan worden. Tot slot zijn er wel meer breekijzers die op elkaar lijken en hoeft verdachte niet degene te zijn geweest die het breekijzer heeft gebruikt.
4.8
Oordeel van de rechtbank
Op grond van de in bijlage II genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich als pleger schuldig heeft gemaakt aan een poging tot inbraak in de woning aan de [adres] . Gelet op de overeenkomsten tussen het breekijzer dat door verbalisanten is gezien in het filmpje en het breekijzer dat door verbalisanten is aangetroffen in een tas in de slaapkamer van verdachte, gaat de rechtbank ervan uit dat dit één en hetzelfde breekijzer is. Daarnaast blijkt het raam ook te zijn geforceerd. Anders dan de raadsman leest de rechtbank in het proces-verbaal van bevindingen dat verbalisant [verbalisant 1] verdachte op dit filmpje herkent aan zijn ogen, neus, wenkbrauwen en lippen. Nu het filmpje bovendien is aangetroffen in de telefoon die onder verdachte in beslag is genomen, komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte de persoon is die in het filmpje te zien is.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat:
1.
subsidiair:
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 24 februari 2019 te Amsterdam, in een woning gelegen aan de [adres slachtoffer 1] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen een horloge (merk Zenith) en een laptop (merk Apple), toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat voornoemde [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
- voorzien van een pistool, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp naar voornoemde woning zijn gegaan en
- bij die woning hebben aangebeld en
- bij binnenkomst in die woning een pistool, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan voornoemde [slachtoffer 1] hebben getoond en voorgehouden en
- voornoemde [slachtoffer 1] hebben geduwd (waardoor voornoemde [slachtoffer 1] op de grond is gevallen),
tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op 24 februari 2019 te Amsterdam, opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk gelegenheid en inlichtingen heeft verschaft door via Marktplaats een afspraak voor voornoemde [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met voornoemde [slachtoffer 1] te maken
en
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 24 februari 2019 te Amsterdam, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] hebben gedwongen tot de afgifte van enig goed, te weten een telefoon toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat voornoemde [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
- voorzien van een pistool, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp naar voornoemde woning zijn gegaan en
- bij die woning hebben aangebeld en
- bij binnenkomst in die woning een pistool, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan voornoemde [slachtoffer 1] hebben getoond en voorgehouden en
- voornoemde [slachtoffer 1] hebben geduwd (waardoor voornoemde [slachtoffer 1] op de grond is gevallen),
tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op 24 februari 2019 te Amsterdam, opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk gelegenheid en inlichtingen heeft verschaft door via Marktplaats een afspraak voor voornoemde [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met voornoemde [slachtoffer 1] te maken;
2.
verdachte op 14 februari 2019 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres] ) weg te nemen geld en/of goed(eren) van zijn, verdachtes gading, toebehorende aan [slachtoffer 2] , en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en dat/die weg te nemen geld en/of goed(eren) van zijn gading onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, zich opzettelijk naar die woning heeft begeven waarna hij, verdachte, een breekijzer tussen de sponning van een raam van die woning heeft gezet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd.
Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 primair en onder 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken, zodat volgens hem een straf niet aan de orde is.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een woningoverval, waarbij de aangever is bedreigd met een vuurwapen. Het toen vijfjarige zoontje van de aangever was hierbij aanwezig. Het is van algemene bekendheid dat een dergelijk feit vergaande gevolgen voor de slachtoffers heeft. De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen en, zoals blijkt uit de slachtofferverklaring van aangever die de rechtbank ter terechtzitting van 14 november 2019 heeft voorgehouden, is het voor hem een zeer heftige en schokkende ervaring geweest om juist daar te zijn overvallen en bedreigd. Aangever heeft zich naar aanleiding van de woningoverval onder psychologische behandeling laten stellen.
Woningovervallen veroorzaken niet alleen voor de direct betrokkenen, maar ook in de samenleving onrust en algemene gevoelens van onveiligheid. Verdachte heeft zich van die gevolgen voor de slachtoffers en de samenleving niets aangetrokken.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging woninginbraak. Een woninginbraak is een ernstig strafbaar feit, omdat iedereen zich veilig te hoort kunnen voelen in zijn of haar woning. Daarnaast heeft verdachte met zijn gedrag geen respect getoond voor andermans eigendommen.
De rechtbank heeft verder gekeken naar het strafblad van verdachte van 9 oktober 2019, waaruit blijkt dat hij op 10 november 2017 door de kinderrechter wegens drie pogingen tot oplichting is veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Ook heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht die strafrechters in Nederland hanteren met betrekking tot overvallen en woninginbraken. Het oriëntatiepunt voor een woningoverval met licht geweld en bedreiging is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. Ten opzichte van die oriëntatiepunten is in dit geval sprake van een strafverzwarende omstandigheid, te weten het tonen van een vuurwapen. Daar staat tegenover dat de verdachte geen medepleger is geweest van de woningoverval; hij was daaraan medeplichtig.
Voor een woninginbraak waarbij sprake is van recidive wordt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden opgelegd. Daarbij overweegt de rechtbank dat in deze zaak sprake is van een poging.
Tot slot heeft de rechtbank gekeken naar een rapport van de reclassering van 24 september 2019, waarin de reclassering schrijft dat er zowel indicaties zijn voor toepassing van het jeugdstrafrecht als voor toepassing van het volwassenenstrafrecht. Indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht zijn dat verdachte thuiswonend is, nog geen afgeronde schoolopleiding heeft en dat verdachte deels ontvankelijk is voor ondersteuning door volwassenen. Bovendien is er naar de mening van de reclassering geen sprake van een overwegend criminele levensstijl. Indicaties voor toepassing van het volwassenenstrafrecht zijn dat verdachte functioneert op een leeftijdsadequaat niveau, dat er geen sprake lijkt te zijn van beperkte handelingsvaardigheden en dat verdachte in staat is om weloverwogen keuzes te maken.
Verdachte wordt al begeleid door de jeugdreclassering en Spirit. Hij houdt zich aan afspraken en stelt zich redelijk begeleidbaar op. Verdachte gaat naar school, heeft een bijbaan en gebruikt geen verdovende middelen. De jeugdreclassering heeft de wens om de begeleiding van verdachte over te dragen aan de volwassenenreclassering. Pedagogische beïnvloeding heeft volgens de jeugdreclassering voldoende plaatsgevonden.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een verplichting tot deelneming aan een gedragsinterventie met betrekking tot cognitieve vaardigheden en een verplichting tot meewerken aan de intensieve begeleiding vanuit Spirit.
Ter terechtzitting van 14 november 2019 hebben [naam 2] van de jeugdreclassering en de heer [naam 1] van Spirit – kort gezegd – verklaard dat zij zich kunnen vinden in het reclasseringsrapport en de daarin geformuleerde bijzondere voorwaarden.
Verdachte heeft tijdens de zitting van 14 november 2019 verklaard dat hij wil meewerken aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
Aangezien verdachte volgens de reclassering functioneert op een leeftijdsadequaat niveau, er geen sprake lijkt te zijn van beperkte handelingsvaardigheden, hij in staat is om weloverwogen keuzes te maken en pedagogische beïnvloeding voldoende heeft plaatsgevonden, ziet de rechtbank aanleiding om verdachte volgens het volwassenenstrafrecht te berechten.
Alles afwegend vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 25 maanden, met aftrek van voorarrest, passend. Gelet op het feit dat verdachte ontvankelijk lijkt te zijn voor hulpverlening en om hem ervan te weerhouden in de toekomst vergelijkbare strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank een fors gedeelte van de gevangenisstraf, te weten 8 maanden, in voorwaardelijke vorm opleggen. De proeftijd zal worden vastgesteld op twee jaar. Gedurende die periode moet verdachte zich te houden aan de door de reclassering geadviseerde en in het dictum opgenomen voorwaarden.

9.Ten aanzien van de benadeelde partijen

Benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 8.049,99, bestaande uit een bedrag van € 5.049,99 aan materiële schade en een bedrag van € 3.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Volgens de officier van justitie kan deze vordering integraal worden toegewezen.
De raadsman vindt de benadeelde partij primair niet-ontvankelijk in zijn vordering. Subsidiair refereert hij zich aan het oordeel van de rechtbank.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De vordering zal geheel worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2019.
Verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [slachtoffer 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht. De rechtbank waardeert deze schade op een bedrag van in totaal € 8.049,99,- (achtduizend negenenveertig euro en negenennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente.
Als daarnaast een ander of anderen worden veroordeeld om dezelfde schade te vergoeden, hoeft verdachte alleen het bedrag te betalen dat niet al door of namens die ander of anderen is betaald.
Benadeelde partij [zoontje slachtoffer 1] (feit 1)
De benadeelde partij [zoontje slachtoffer 1] vordert € 800,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, aangezien niet kan worden vastgesteld dat [zoontje slachtoffer 1] daadwerkelijk schade heeft geleden.
De raadsman acht de benadeelde partij primair niet-ontvankelijk in zijn vordering. Subsidiair refereert hij zich aan het oordeel van de rechtbank.
Naar het oordeel van de rechtbank is door of namens de benadeelde partij [zoontje slachtoffer 1] onvoldoende onderbouwd dat hij als gevolg van het bewezen verklaarde feit psychische schade heeft geleden. Om die reden zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

10.Ten aanzien van het beslag

Onder verdachte zijn de goederen in beslag genomen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst (bijlage III) zijn vermeld.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de onder 1 tot en met 6 genoemde goederen worden geretourneerd aan de rechthebbende. Dat geldt ook voor de onder 8, 9 en 11 tot en met 14 genoemde goederen. De onder 7 en 10 genoemde goederen kunnen worden geretourneerd aan verdachte. De onder 15 tot en met 17 genoemde goederen moeten worden verbeurdverklaard.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat het beslag moet worden afgedaan zoals hierna in het dictum is opgenomen. Zij volgt de officier van justitie, met uitzondering van haar standpunt over het vleesmes (genoemd als nummer 16 op de beslaglijst). Dit mes moet naar het oordeel van de rechtbank worden geretourneerd aan verdachte.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 36f, 45, 48, 49,
311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair ten laste gelegde en het onder 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
medeplichtigheid aan afpersing;
ten aanzien van feit 2:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
25 (vijfentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
8 (acht) maanden, van deze gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarde houdt.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich zal melden bij Reclassering Nederland, zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • actief zal deelnemen aan de gedragsinterventie SOLO of een andere gedragsinterventie die is gericht op cognitieve vaardigheden, te bepalen door Reclassering Nederland. Veroordeelde zal zich houden aan de afspraken met en aanwijzingen van de trainer/begeleider en de reclassering;
  • zal blijven meewerken aan de intensieve begeleiding die hem vanuit Spirit wordt gegeven, zo lang de reclassering dit nodig acht;
  • de aanwijzingen van de Reclassering Nederland zal naleven.
De Reclassering Nederland wordt daarbij opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt.
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
a. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
b. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van
€ 8.049,99(achtduizend negenenveertig euro en negenennegentig eurocent), bestaande uit een bedrag van € 5.049,99 aan materiële schade en een bedrag van € 3.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] , aan de Staat te betalen
€ 8.049,99(achtduizend negenenveertig euro en negenennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door hechtenis van
75 dagenvervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Als daarnaast een ander of anderen worden veroordeeld om dezelfde schade te vergoeden, hoeft verdachte alleen het bedrag te betalen dat niet al door of namens die ander of anderen is betaald.
Vordering benadeelde partij [zoontje slachtoffer 1]
Verklaart de benadeelde partij [zoontje slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Beslag
Verbeurdverklaring
Verklaart verbeurd de volgende in beslag genomen voorwerpen:
- iPhone 8 (goednummer: 5719334, beslaglijst: nr. 15);
- Breekijzer (goednummer: 5719348, beslaglijst: nr. 17).
Teruggave inbeslaggenomen goederen
De rechtbank gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbende:
- Lenovo B50-80 (zwart) (goednummer: 5719256, beslaglijst: nr. 1);
- Sony PS4 (zwart) (goednummer: 5719266, beslaglijst: nr. 2);
- HTC OP8B200 (grijs) (goednummer: 5719265, beslaglijst: nr. 3);
- HP Pro-book 4510S (zwart) (goednummer: 5719287, beslaglijst: nr. 4);
- Acer MS2272 (zilver) (goednummer: 5719294, beslaglijst: nr. 5);
- iPhone 0682 (zilver) (goednummer: 5719300, beslaglijst: nr. 6);
- LG (zwart) (goednummer: 5719311, beslaglijst: nr. 8);
- Samsung 1200i (wit) (goednummer: 5719318, beslaglijst: nr. 9);
- 8.0. Mega Blu (wit) (goednummer: 5719320, beslaglijst: nr. 11);
- Samsung E1205Y FM radio (zwart) (goednummer: 5719326, beslaglijst: nr. 12);
- SIM-kaart Lyca (goednummer: 5725147, beslaglijst: nr. 13);
- SIM-kaart T-Mobile (goednummer: 5725157, beslaglijst: nr. 14).
De rechtbank gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan verdachte:
- Nokia pureview (goednummer: 5719310, beslaglijst: nr. 7);
- Nokia 520 (zwart) (goednummer: 5719319, beslaglijst: nr. 10);
- Vleesmes (goednummer: 5719343, beslaglijst: nr. 16).
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. C.M. Degenaar en H.E. Hoogendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. van Trijp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 november 2019.