Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
De voorzieningenrechter heeft daarop besloten de behandeling doorgang te doen vinden.
Esprit heeft bij haar verzoek tot onmiddellijke behandeling van het kort geding volhard.
2.De beoordeling
633,00
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 3 december 2019 een vonnis uitgesproken in een kort geding tussen de stichting Onderwijsstichting Esprit en een gedaagde, de vader van een voormalige leerlinge. De gedaagde had verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak, maar dit verzoek werd door de eiseres, Esprit, afgewezen. De voorzieningenrechter heeft besloten de behandeling van de zaak door te laten gaan, ondanks het verzoek van de gedaagde. De gedaagde was niet verschenen op de zitting, waardoor verstek werd verleend.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het gevorderde niet onrechtmatig of ongegrond is en heeft de vordering van Esprit toegewezen. De gedaagde is veroordeeld tot een contactverbod van twee jaar, waarin hij geen contact mag opnemen met Esprit of enige andere door Esprit in stand gehouden school, onder straffe van een dwangsom. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.355,52, te vermeerderen met wettelijke rente.
Het vonnis bevat verder bepalingen over het verbod voor de gedaagde om zich onrechtmatig uit te laten over Esprit en om onrechtmatige correspondentie openbaar te maken. De voorzieningenrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 3 december 2019.