ECLI:NL:RBAMS:2019:8899

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2019
Publicatiedatum
28 november 2019
Zaaknummer
AMS 19/1090
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieverklaring voor sociale huurwoning op basis van GGD-advies en medische omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 oktober 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van eiser, die een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning had aangevraagd bij de gemeente Amsterdam. Eiser, die alleenstaand is en een kamer huurt, heeft de aanvraag ingediend vanwege medische en sociale omstandigheden. De gemeente heeft de aanvraag afgewezen op basis van een advies van de GGD-arts, waarin werd gesteld dat de medische problemen van eiser niet ernstig genoeg waren voor een urgentieverklaring. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar de gemeente heeft het bezwaar ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting was eiser aanwezig, samen met zijn gemachtigde, en de gemachtigde van de gemeente. Eiser heeft zijn situatie toegelicht en benadrukt dat hij snel een andere woning nodig heeft vanwege stress en een slechte verstandhouding met zijn hospita. De rechtbank heeft de argumenten van eiser en de gemeente zorgvuldig afgewogen. De rechtbank concludeert dat de gemeente terecht heeft besloten geen urgentieverklaring te verlenen, aangezien de medische klachten van eiser niet levensontwrichtend zijn en de gemeente strenge regels hanteert voor de toewijzing van urgentieverklaringen in de schaarse woningmarkt van Amsterdam.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zelf verantwoordelijk is voor het zoeken naar nieuwe woonruimte, eventueel met hulp van maatschappelijk werk. De uitspraak van de rechtbank is dat het beroep ongegrond is verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is op 8 oktober 2019 genomen door rechter L.Z. Achouak el Idrissi, in aanwezigheid van gerechtsjurist F.P. van Straelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/1090
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 oktober 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. C.M.E. Schreinemacher),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: J.E. Carter).

Conclusie

1. De rechtbank stelt eiser niet in het gelijk. De rechtbank is van oordeel dat de gemeente geen urgentieverklaring aan eiser hoefde te geven.

Wat is er gebeurd?

2.1.
Eiser is alleenstaand en huurt een kamer in de woning van [naam] aan het adres [adres] in Amsterdam. Op 29 augustus 2018 heeft eiser bij verweerder (hierna: de gemeente) een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning, vanwege medische en sociale omstandigheden.
2.2.
Op 22 oktober 2018 heeft de GGD-arts aan de gemeente een advies uitgebracht over de gezondheid van eiser. Daarin staat dat de medische problemen van eiser niet zo ernstig zijn dat hij in aanmerking dient te komen voor een urgentieverklaring. De gemeente heeft de aanvraag van eiser daarom bij het besluit van 30 oktober 2018 afgewezen.
2.3.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een urgentieverklaring. De gemeente heeft eiser telefonisch gesproken over zijn bezwaren. De gemeente heeft eisers bezwaar bij besluit van 12 februari 2019 ongegrond verklaard. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft op 8 oktober 2019 het beroep op zitting behandeld. Daarbij waren eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de gemeente aanwezig.

Wat vindt de gemeente?

3. De gemeente is van mening dat eiser niet in aanmerking komt voor een urgentieverklaring. De gemeente baseert zich op het GGD-advies. Uit dat advies blijkt dat eiser last heeft psychische klachten en cardiologische klachten. Deze zijn niet zo ernstig dat er een urgente verhuizing nodig is. Het is begrijpelijk dat het niet prettig is voor eiser dat hij een kamer in de woning van iemand anders huurt, maar ook dat is geen reden voor een urgentieverklaring.

Wat vindt eiser?

4. Eiser vindt het noodzakelijk dat hij snel een andere woning krijgt. Hij krijgt stress vanwege ruimtegebrek en vanwege de slechte verstandhouding met zijn hospita. Eiser legt in beroep een verklaring over van PuntP van 25 maart 2019, waaruit blijkt dat hij lijdt aan depressie en PTSS. Ook legt hij een brief over van zijn hospita, waarin staat dat hij binnenkort de kamer die hij bewoont moet verlaten. Eiser vindt het advies van de GGD niet inzichtelijk.

Wat vindt de rechtbank?

5.1.
De rechtbank overweegt dat alle woonruimte schaars is in Amsterdam en dat het daarom begrijpelijk is dat de gemeente strenge regels hanteert voor de toewijzing van een urgentieverklaring.
5.2.
Uit het GGD-advies blijkt dat eiser lijdt aan psychische klachten en aan hartklachten. Het GGD-advies is volgens de rechtbank helder en inzichtelijk. De onderliggende stukken en de klachten van eiser staan erin vermeld. Ook heeft de GGD nog naar de verklaring van PuntP van 25 maart 2019 gekeken, maar daar stond geen wezenlijk andere informatie in dan al bekend was. Er blijkt uit die verklaring niet dat de situatie van eiser is verslechterd.
5.3.
Het is duidelijk dat de situatie van eiser, die moet inwonen bij een persoon waar hij een slechte relatie mee heeft, niet ideaal is. De gemeente kon uit het GGD-advies echter opmaken dat de problemen van eiser niet levensontwrichtend zijn. De situatie van eiser is niet zo ernstig dat hij echt niet in zijn woning kan blijven en dat het de verantwoordelijkheid wordt van de gemeente om een nieuwe woning voor eiser te regelen.
5.4.
Dit betekent dat eiser er zelf verantwoordelijk voor is om nieuwe woonruimte te zoeken, eventueel met de hulp van maatschappelijk werk of een andere instantie. Overigens blijkt uit de huurovereenkomst tussen eiser en zijn hospita niet dat zij zo maar de huurovereenkomst met eiser kan beëindigen. Het beroep is ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, in aanwezigheid van mr. F.P. van Straelen, gerechtsjurist, op 8 oktober 2019.
rechter
gerechtsj
(griffier ter zitting)
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met de beslissing?

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.