ECLI:NL:RBAMS:2019:8867

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2019
Publicatiedatum
27 november 2019
Zaaknummer
13/196996-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte tot jeugddetentie voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en pepperspray

Op 13 november 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2000, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een geladen pistool en pepperspray. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.L.A. ter Veer, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M. Rijser. De verdachte werd op 14 augustus 2019 in Amsterdam aangehouden na een tip van het Team Criminele Inlichtingen. Tijdens de aanhouding verzette de verdachte zich en gooide hij een vuurwapen in de lucht. In zijn woning werd later ook een busje pepperspray aangetroffen. De rechtbank achtte de bekennende verklaring van de verdachte, ondersteund door ander bewijs, voldoende om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank oordeelde dat het feit strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten.

De officier van justitie had verzocht om het jeugdstrafrecht toe te passen en een jeugddetentie van 130 dagen, waarvan 25 dagen voorwaardelijk, op te leggen. De verdediging vroeg om een lagere straf, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het ontbreken van een strafblad. De rechtbank besloot uiteindelijk tot een jeugddetentie van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een training. De rechtbank benadrukte het belang van pedagogische beïnvloeding en het voorkomen van recidive. De uitspraak werd gedaan in het kader van de toepassing van het adolescentenstrafrecht, waarbij de rechtbank rekening hield met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/196996-19 (Promis)
Datum uitspraak: 13 november 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[BRP-adres] ,
gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.L.A. ter Veer en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. Rijser, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt ervan beschuldigd dat
hij op of omstreeks 14 augustus 2019 te Amsterdam, althans in Nederland
- een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool, kaliber 9mm, merk Glock en/of
- een patroonmagazijn met munitie van categorie III, te weten tien, althans een of meer patro(o)n(en), kaliber 9mm, S&B, type volmantel rondneus, en/of
- een spuitbus traangas van categorie II, merk Prosecure, 110 gram,
voorhanden heeft gehad.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
Naar aanleiding van een tip van het Team Criminele Inlichtingen, inhoudende dat een persoon in het bezit zou zijn van een vuurwapen, is de auto waarin deze persoon als bijrijder werd gezien stil gezet door de politie. Verdachte zat als bestuurder in deze auto. Verbalisant [verbalisant 1] wilde verdachte fouilleren op grond van de Wet wapens en munitie, maar hij wilde daar niet aan meewerken. Verdachte heeft, terwijl hij zich verzette, een vuurwapen uit zijn broeksband getrokken en in de lucht gegooid. Later is ook de woning van verdachte doorzocht, waarbij in zijn slaapkamer een busje pepperspray is aangetroffen.
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat het feit bewezen kan worden.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de bewezenverklaring van het feit.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft bekend dat hij een wapen (waarin ook een patroonhouder met munitie zat) en een busje pepperspray voorhanden heeft gehad op 14 augustus 2019 te Amsterdam. De bekennende verklaring van verdachte wordt ondersteund door het overige bewijs in het dossier. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierna wordt beschreven in rubriek 4. Nu verdachte dit feit heeft bekend en de raadsvrouw hiervoor geen vrijspraak heeft bepleit, kan op grond van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:
1. De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 november 2019.
2. Een proces-verbaal van wapenonderzoek, met nummer 2019171698 van 15 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] , doorgenummerde pag. B023 e.v.
3. Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer PL1300-2019171698-11 van 14 augustus 2019, inclusief fotobijlage, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , doorgenummerde pag. B027 e.v.
4. Een proces-verbaal van technisch onderzoek, met nummer 2019171698-36 van 15 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] , doorgenummerde pag. B035 e.v.
5. Een proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ( [straatnaam] Amsterdam), met nummer PL1300-2019171698-12 van 14 augustus 2019, inclusief fotobijlage, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 6] , [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , doorgenummerde pag. B040 e.v.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3.4 opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 14 augustus 2019 te Amsterdam
- een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool, kaliber 9mm, merk Glock en
- een patroonmagazijn met munitie van categorie III, te weten tien patronen, kaliber 9mm, S&B, type volmantel rondneus, en
- een spuitbus traangas van categorie II, merk Prosecure, 110 gram,
voorhanden heeft gehad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om het jeugdstrafrecht toe te passen en zij heeft in haar strafeis aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor jeugdigen van de rechtbank Amsterdam. Zij heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 130 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 25 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van bijzondere voorwaarden bestaande uit een meldplicht bij de reclassering en dagbesteding. Daarnaast moet verdachte de leerstraf Tools4u Regulier opgelegd krijgen, welke 20 uren in beslag zal nemen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om, conform het advies van de reclassering, het jeugdstrafrecht toe te passen. Verder heeft zij verzocht om aan verdachte geen onvoorwaardelijke straf op te leggen die langer is dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. Verdachte heeft een goede thuisbasis met een betrokken moeder en zus en er zijn geen risicofactoren. Hij wil graag zo snel mogelijk zijn huidige opleiding afronden, zodat hij in februari 2020 aan een nieuwe opleiding kan beginnen op het HBO.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een geladen pistool. Verdachte droeg het wapen in het openbaar en onder handbereik, namelijk in zijn broeksband. Dit kan tot gevaarlijke situaties leiden en een dergelijk wapen kan gevoelens van angst en onveiligheid teweegbrengen bij mensen die ermee worden geconfronteerd, maar ook in de samenleving als geheel. Verder heeft hij ook een busje pepperspray voorhanden gehad.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport van 8 november 2019, opgemaakt door reclasseringsmedewerkster M. Teisman. Hierin staat vermeld dat de reclassering adviseert om het jeugdstrafrecht toe te passen omdat de reclassering (nog) mogelijkheden ziet voor pedagogische beïnvloeding. Het advies is oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de volwassenenreclassering, een leerstraf (de Tools4U training) en het realiseren van een dagbesteding.
De rechtbank ziet, gelet op het advies van de reclassering, in de persoon van de verdachte aanleiding om recht te doen overeenkomstig de bepalingen van het jeugdstrafrecht (het zogenaamde adolescentenstrafrecht). Daarbij is voor de rechtbank een belangrijk aspect dat de reclassering nog mogelijkheden ziet voor pedagogische beïnvloeding, wat de rechtbank graag benut ziet. Daarom zal de rechtbank ook een fors deel van de straf in voorwaardelijke vorm opleggen.
De toepassing van het jeugdstrafrecht bij adolescenten schept daarentegen niet de verplichting om in de strafmaat aan te sluiten bij straffen die doorgaans aan jeugdigen worden opgelegd. De toepassing van het jeugdstrafrecht uit zich in het benutten van de nog bestaande mogelijkheden tot pedagogische beïnvloeding en in het opleggen van jeugddetentie in plaats van gevangenisstraf.
Ook is door de rechtbank gekeken naar het strafblad van verdachte van 10 oktober 2019. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Oriëntatiepunten
Bij de strafoplegging wordt door de rechtbank aansluiting gezocht bij de Amsterdamse oriëntatiepunten voor het bezit van vuurwapens. In de Amsterdamse oriëntatiepunten is het uitgangspunt voor het voorhanden hebben van een wapen in de publieke ruimte een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. Vanwege redenen die zijn gelegen in de jeugdige leeftijd van verdachte (hij is 19 jaar oud), zijn persoonlijke omstandigheden en het ontbreken van een strafblad, ziet de rechtbank aanleiding om een lagere straf op te leggen. Daarbij wordt ook meegewogen dat de rechtbank vindt dat aan verdachte de bijzondere voorwaarden moeten worden opgelegd die de reclassering heeft geadviseerd. Dit betreft een stevig pakket aan bijzondere voorwaarden waaraan verdachte zich zal moeten houden, en die ook het nodige van hem zullen vragen.
De straf
Alles afwegende wordt verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van tien maanden (met aftrek van voorarrest), waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank verbindt hieraan als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, het deelnemen aan de Tools4U-training en de verplichting tot het meewerken aan het realiseren van dagbesteding. Daarbij zal, op advies van de reclassering, het toezicht door de volwassenenreclassering worden uitgevoerd. Het voorwaardelijke deel van de straf strekt ertoe verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst weer aan (soortgelijke) strafbare feiten schuldig te maken.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
Nummer Voorwerp
1. Omschrijving: 5792914) 1 stk pistool
2 ( Omschrijving: 5792916) 1 stk patroonhouder
3 ( Omschrijving: 5792918) 1 stk sok
4 ( Omschrijving: 5792919) 1 stk schoenen
5 ( Omschrijving: 5792920) 1 stk munitie
6 ( Omschrijving: 5792922) 1 stk munitie
7 ( Omschrijving: 5792939) 1 stk GSM, merk: Apple iPhone 6
8 ( Omschrijving: 5792941) 1 stk GSM, merk: Apple iPhone 6
9 ( Omschrijving: 5792943) 1 stk GSM, merk: Apple iPhone
10 ( Omschrijving: 5792944) 1 stk USB-stick (memorykaart)
Onttrekking aan het verkeer
Nu het bewezen geachte met de voorwerpen onder de nummers 1, 2, 5 en 6 is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank is van oordeel dat de onder 3, 4, 7, 8, 9 en 10 genoemde voorwerpen dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende. Verdachte heeft ten aanzien van de iPhone onder nummer 9 aangegeven dat het zijn telefoon is. Omdat de rechtbank op basis van het dossier niet kan vaststellen dat deze telefoon daadwerkelijk van verdachte is, wordt de telefoon bewaard ten behoeve van de rechthebbende. Op die manier kan de telefoon aan hem worden teruggegeven, als hij aantoont dat deze van hem is.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 57, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z en 77aa van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
5 (vijf) maanden, van deze jeugddetentie
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich – nadat hij wordt opgeroepen door de reclassering – meldt bij reclassering Nederland op het adres [adres reclassering] . Hierna moet hij zich blijven melden op afspraken met de reclassering, zo frequent en zo lang de reclassering dat nodig vindt. Gedurende deze periode moet de veroordeelde zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
- zal deelnemen aan de training “Tools4U”, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze training door of namens de aangeboden instelling aan veroordeelde zullen worden gegeven. De Tools4U training richt zich op het aanleren van sociale en cognitieve vaardigheden om de kans op recidive te verminderen. De reguliere training bestaat uit 8 bijeenkomsten;
- meewerkt aan het realiseren van een structurele vorm van dagbesteding in de vorm van scholing en/of werk, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat verdachte:
a. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
b. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • Voorwerp 1, zijnde één pistool, vallende onder goednummer 5792914;
  • Voorwerp 2, zijnde één patroonhouder, vallende onder goednummer 5792916;
  • Voorwerp 5, zijnde één stuk munitie, vallende onder goednummer 5792920;
  • Voorwerp 6, zijnde één stuk munitie, vallende onder goednummer 5792922.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
  • Voorwerp 3, zijnde één sok, vallende onder goednummer 5792918;
  • Voorwerp 4, zijnde één stuk schoenen, vallende onder goednummer 5792919;
  • Voorwerp 7, zijnde één GSM, merk: Apple iPhone 6, vallende onder goednummer 5792939;
  • Voorwerp 8, zijnde één GSM, merk: Apple iPhone 6, vallende onder goednummer 5792941;
  • Voorwerp 9, zijnde één GSM, merk: Apple iPhone, vallende onder goednummer 5792943;
  • Voorwerp 10, zijnde één USB-stick (memorykaart), vallende onder goednummer 5792944.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. R.A.J. Hübel en I. Mannen rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 november 2019.