ECLI:NL:RBAMS:2019:8802

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 november 2019
Publicatiedatum
26 november 2019
Zaaknummer
7970231 CV EXPL 19-17372
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis in een civiele procedure over betaling van een factuur met onvoldoende onderbouwing van de vordering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 26 november 2019 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Billink B.V. (eiser) en een consument (gedaagde), die niet is verschenen. De eiser vorderde betaling van € 118,40, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een overeenkomst die zou zijn gesloten via een webwinkel. De gedaagde had de goederen ontvangen maar had de factuur niet voldaan. De procedure begon met een dagvaarding op 15 juli 2019, waarbij de eiser werd verzocht om de vordering te onderbouwen met relevante informatie en documenten. De kantonrechter had eerder een tussenvonnis uitgesproken waarin de eiser werd opgedragen om een informatieformulier in te vullen en de benodigde stukken te overleggen. Echter, de eiser voldeed niet aan de eisen van de artikelen 111 en 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat de dagvaarding niet volledig was en de benodigde bewijsstukken ontbraken. De kantonrechter oordeelde dat het niet zijn taak was om de door de eiser genoemde links naar algemene voorwaarden op internet te verifiëren. Uiteindelijk werd de vordering afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing, en werd de eiser veroordeeld in de proceskosten, die op nihil werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7970231 CV EXPL 19-17372
vonnis van: 26 november 2019
fno.: 393
vonnis van de kantonrechter
I n z a k e

de besloten vennootschap Billink B.V.

gevestigd te Amsterdam
eiser
gemachtigde: Van Es Gerechtsdeurwaarders
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
niet verschenen

Verloop van de procedureBij exploot van dagvaarding van 15 juli 2019 heeft eisende partij gevorderd dat gedaagde partij zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 118,40 met nevenvordering(en), één en ander zoals in de dagvaarding nader omschreven.

Gedaagde partij heeft niet (tijdig) geantwoord en evenmin uitstel gevraagd, zodat tegen deze verstek is verleend.
Gedaagde partij is consument, althans wordt vermoed consument te zijn.
Bij tussenvonnis van 17 september 2019 is eisende partij in de gelegenheid gesteld om het bijgevoegde informatieformulier in te vullen, dit ingevulde formulier en de daarin aangeven stukken in het geding te brengen en een kopie hiervan aan gedaagde partij te sturen met de mededeling dat deze hierop kan reageren.
Eisende partij heeft een akte, ter griffie binnengekomen op 4 november 2019, voor de rol van 12 november 2019 ingediend. Vervolgens heeft eisende partij, onder intrekking van de eerder ingediende akte, opnieuw een akte ingediend voor de rol van 12 november 2019.
Gedaagde partij heeft niet gereageerd.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

Gronden van de beslissingEisende partij vordert betaling van € 118,40 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten.

Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
Daaraan voldoet de dagvaarding niet volledig.
Eisende partij stelt bij dagvaarding – kort weergegeven – het volgende. Eisende partij is een aanbieder van een achteraf betaalmethode. Zij heeft overeenkomsten met diverse webwinkels die consumentenproducten verkopen op basis waarvan een klant van de webshop de mogelijkheid wordt geboden om 14 dagen na levering van de bestelling aan eisen partij te betalen. De webwinkel, Demarolling.nl, heeft een koopovereenkomst met gedaagde partij gesloten. De webwinkel heeft de goederen aan gedaagde partij geleverd en deze heeft de goederen behouden. Gedaagde partij heeft bij de aankoop gekozen voor achteraf betalen. Eisende partij stuurt klanten direct na het afronden van de bestelling een e-mail waarin het betalen via Billink achteraf wordt toegelicht. Eisende partij heeft daarna een factuur aan gedaagde partij toegezonden, waarbij mededeling is gedaan van de cessie. Gedaagde heeft deze factuur, ondanks aanmaning, niet aan eisende partij voldaan. Als productie is een kopie van een factuur van Dermarolling.nl overgelegd en een kopie van de “veertien dagen brief”.
Bij dagvaarding is niet gesteld of, en zo ja, op welke wijze aan de precontractuele en contractuele verplichtingen is voldaan van de onderhavige koop op afstand. Op welke wijze gedaagde partij heeft gekozen voor achteraf betalen, welke informatie daarbij is verstrekt en of door de keuze van gedaagde partij voor achteraf betalen een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, is niet toegelicht. De e-mails waar eisende partij naar verwijst zijn niet overgelegd, de overeenkomst, dan wel de bevestiging van de overeenkomst op een duurzame drager evenmin. In de overgelegde factuur staat vermeld dat Dermarolling.nl eisende partij heeft gemachtigd, conform de algemene voorwaarden, de nota aan gedaagde partij te factureren. Deze algemene voorwaarden zijn ook niet overgelegd.
Eisende partij is vervolgens in de gelegenheid gesteld haar vordering alsnog te onderbouwen met alle voor de beslissing van belang zijnde feiten door invulling van de vragen van het formulier, waar nodig de vragen toe te lichten en de daarin aangegeven stukken in het geding te brengen.
Eisende partij heeft haar akte, van 4 november 2019, met als productie het bij tussenvonnis toegezonden en door eisende partij ingevulde informatieformulier, ingetrokken. Zij heeft een akte van 8 november 2019 in het geding gebracht. Eisende partij stelt in laatst genoemde akte dat het definitieve informatieformulier bekend is geworden en dat als gevolg daarvan bij haar een beter beeld van de te overleggen informatie is ontstaan. Zij legt als productie dit, door haar ingevulde, informatieformulier over.
Eisende partij heeft de vragen van dit formulier beantwoord en stelt – kort gezegd – het volgende. De overeenkomst is tot stand gekomen via de website van de in de dagvaarding genoemde webwinkel. Eisende partij heeft de geldvordering van de webwinkel gekocht en heeft de consument een factuur toegezonden, zoals reeds bij dagvaarding is beschreven. Er is geen sprake van een tweede overeenkomst tussen eisende partij en de klant. Na het aangaan van de overeenkomst is aan gedaagde een bevestiging verzonden. Via de website wordt de consument de mogelijkheid geboden kennis te nemen van alle hem/haar toekomende rechten, waaronder de bedenktijd (artikel 6:230 lid 1 onder h BW en de ontbindingsbevoegdheid (artikel 6:230 lid 1 onder k BW).
Eisende partij heeft bij akte onvoldoende onderbouwd dat zij heeft voldaan aan haar precontractuele verplichtingen. De enkele stelling dat de consument via de website kennis kan nemen van alle hem/haar toekomende rechten, zonder producties waaruit dat blijkt, en waaruit blijkt welke mededelingen aan de consument zijn gedaan, is in ieder geval onvoldoende. De overeenkomst is niet overgelegd, althans is niet toegelicht of – en zo ja, op welke grond – de bij dagvaarding overgelegde factuur waar eisende partij naar verwijst, moet worden beschouwd als de in het geding zijnde overeenkomst. Uit deze factuur blijkt in ieder geval niet dat aan de contractuele verplichtingen is voldaan met betrekking tot de koopovereenkomst en/of de overeenkomst met eisende partij. Voorts wordt niet toegelicht waarom er twee sets algemene voorwaarden van verschillende ondernemingen op de overeenkomst van toepassing zijn.
Met betrekking tot de door eisende partij in de akte geciteerde links naar websites, die volgens haar verwijzen naar de algemene voorwaarden van de webwinkel respectievelijk de voorwaarden van eisende partij, overweegt de kantonrechter het volgende.
De kantonrechter rekent het niet zijn taak om de door eisende partij geciteerde linken naar de algemene voorwaarden van de webwinkel en eisende partij op internet op te zoeken. Het is aan eisende partij om de stukken die aan de vordering ten grondslag leggen over te leggen. Bovendien kan bij een verwijzing naar een link niet worden vastgesteld of de versie waar de link naar verwijst dezelfde is als de versie die gold bij het aangaan van de overeenkomst. Daar komt in dit geval bij dat gebleken is dat de link die in de akte is gekopieerd verwijst naar een andere commerciële website in plaats van de algemene voorwaarden van de betreffende webwinkel.
Naar het oordeel van de kantonrechter voldoet ook deze toelichting van eisende partij niet aan de voorschriften van de artikelen 21 Rv en 111 Rv. De vordering wordt daarom als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
Mitsdien wordt beslist als volgt.

Beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt eisende partij in de proceskosten die aan de zijde van gedaagde partij tot op heden begroot worden op nihil.
Aldus gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 november 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier
De kantonrechter