ECLI:NL:RBAMS:2019:8789

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2019
Publicatiedatum
25 november 2019
Zaaknummer
13.188532-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor straatroof en wapenbezit

Op 21 november 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van straatroof en het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 augustus 2019 in Duivendrecht, samen met een medeverdachte, een horloge van een oudere man heeft gestolen. Dit gebeurde met geweld, waarbij de verdachte de arm van het slachtoffer vastpakte, waardoor deze ten val kwam. De verdachte heeft ook verschillende vuurwapens en een grote hoeveelheid munitie in zijn bezit gehad, waaronder geladen pistolen en een stroomstootwapen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot 225 dagen jeugddetentie, waarvan 150 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 80 uur. Daarnaast is de verdachte verplicht om mee te werken aan hulpverlening en toezicht vanuit de jeugdreclassering. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die als first offender wordt aangemerkt. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder een bedrag van €4.472 voor de materiële schade aan het horloge en €160 voor de schade aan de fiets van de medeverdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13/188532.19
Datum uitspraak: 21 november 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
wonende op het adres [adres] .
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. Broekhof en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.C. van der Hulst, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door mevrouw [persoon 2] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), de heer [persoon 3] namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: Jeugdbescherming), de heer [persoon 4] namens IFA/Spirit en door de moeder van verdachte naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 3 augustus 2019 te Duivendrecht, gemeente Ouder-Amstel, in elk geval in Nederland, op de openbare weg, te weten De Slinger, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een horloge (merk Rolex), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [persoon 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [persoon 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door de arm van voornoemde [persoon 1] vast te pakken en/of te grijpen en/of te trekken en/of te duwen aan de arm van voornoemde [persoon 1] , waardoor voornoemde [persoon 1] ten val is gekomen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 3 augustus 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland
een of meer wapens van categorie III, onder 1 en/of munitie van categorie II en/of categorie III van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad, te weten
- een vuurwapen van categorie III, te weten een (geladen) pistool, van het merk Israel Military Industries, type Jericho 941 FS, kaliber 9x19 mm en/of
- een vuurwapen van categorie III, te weten een (geladen) gas/alarmpistool, van het merk Zoraki, type 906, kaliber 9x17mm, welk wapen is omgebouwd en geschikt is gemaakt om scherpe patronen af te schieten doordat de sper in de loop is verwijderd en/of
- een vuurwapen van categorie III, te weten een gas/alarmpistool, van het merk Retay, type Baron HK, kaliber 9x17mm, welk wapen is omgebouwd en geschikt is gemaakt om scherpe patronen af te schieten doordat de sper in de loop is verwijderd en/of
- munitie van categorie III, te weten veertien, althans een of meer patronen, van het merk 13x Sellier & Bellot 1x MMS, model volmantel rondneus, kaliber 9x19 mm en/of
- munitie van categorie III, te weten drie, althans een of meer patronen, van het merk Guilio-Fiocchi-Lecco, model hollow point, kaliber 9x17 mm en/of
- munitie van categorie III, te weten vijfendertig, althans een of meer patronen, van het merk Giulio-Fiocchi-Lecco en/of Sellier & Bellot, model volmantel rondneus, kaliber 9x19 mm en/of
- munitie van categorie III, te weten vijfenzestig, althans een of meer patronen van het merk Cascade Cartridge inc., model volmantel rondneus, kaliber .22 LR
en/of
- munitie van categorie III, te weten dertien, althans een of meer patronen, van het merk GECO en/of Sellier & Bellot en/of Magtech, model volmantel rondneus, kaliber 9x19 mm en/of
- munitie van categorie II, te weten twintig, althans een of meer patronen, van het merk IGMAN Ammunition Factory Konjic, model lichtspoor, kaliber
7.62x39mm (AK-47 munitie);
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
3.
hij op of omstreeks 3 augustus 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, (geen merk) model 928 TYPE, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 mei 2018 tot en met 3 augustus 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal een of meer goederen, te weten een verblijfsdocument en/of een Visa bankpas ten name van
[naam persoon] heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)
5.
hij op of omstreeks 3 augustus 2019 te Duivendrecht, gemeente Ouder- Amstel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een fiets en/of een bril, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [medeverdachte] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht )

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Waardering van het bewijs

Bewijsverweer ten aanzien van feit 1
3.1.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit, nu geen sprake is van medeplegen omdat hij niets wist van het plan van de medeverdachte om iemand te beroven.. Er was geen nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte, want verdachte is de hele tijd op de scooter blijven zitten en heeft geen bijdrage geleverd aan het delict. Het is hem, zoals hij ter zitting heeft verklaard, overkomen. Hij heeft dus geen opzet gehad op het beroven van aangever. Hij is alleen bestuurder van de scooter geweest en heeft de medeverdachte helpen vluchten. Dat is onvoldoende voor het bewijs van medeplegen, aldus de raadsvrouw.
De officier van justitie acht medeplegen wel bewezen. Verdachte wist van het plan van de mededader om iemand te beroven en hij wist dat de mededader in geldnood zat. Verdachte heeft een bijdrage in het voortraject gehad en ook bij alles wat er daarna is gebeurd. Er was daarom sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte op de gewelddadige beroving.
De rechtbank overweegt als volgt
3.2.
Vaststaat dat aangever op 3 augustus 2019 door twee jongens is beroofd van zijn horloge.
Uit de verklaring van aangever blijkt onder meer het volgende.
Op 3 augustus 2019 fietst aangever in de richting van Diemen, komend uit de richting van Duivendrecht. Een scooter komt naast hem rijden met twee jongens erop. De bijrijder maakt een handgebaar om te stoppen/langzamer te rijden. Aangever gaat stil staan en de scooter stopt op ongeveer 50 cm afstand van hemr, dichtbij genoeg om het Rolex embleem op het horloge van aangever te kunnen zien. De bijrijder vraagt aangever vervolgens de weg naar Duivendrecht. Na diensuitleg zegt de bijrijder dat het hem nog niet duidelijk is en vraagt hij of aangever de weg kan laten zien. Aangever keert vervolgens zijn fiets, fietst terug richting Duivendrecht en stopt een stukje verderop bij het bord Duivendrecht. Als hij achterom kijkt ziet hij dat de scooter zijn kant op komt rijden. De scooter moest eerst gekeerd worden en na ongeveer een minuut stopt deze naast hem. De mededader stapt opnieuw af, komt bij aangever staan en zegt dat die zijn horloge af moet geven. Er ontstaat een duw- en trekpartij en de mededader pakt het horloge van de arm van aangever, waarbij die op de grond valt en hij letsel oploopt. De mededader stapt met het horloge op de scooter. De scooter vlucht weg en rijdt daarbij over een fiets heen die door een getuige voor de scooter was gegooid met de bedoeling om deze te stoppen.
Verdachte heeft steeds verklaard dat hij de bestuurder van de scooter was en dit blijkt ook uit de stukken. De rechtbank neemt dit daarom als vaststaand feit aan. Verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij er (de rechtbank begrijpt bij de overval) bij betrokken was omdat hij de mededader had geholpen. Diehad ernstige geldproblemen en daarom was hij gevraagd deel te nemen aan de beroving. Ook heeft de verdachte bij de rechter-commissaris verklaard dat de mededader tegen hem had gezegd dat het om een echte Rolex ging.
Ter terechtzitting heeft verdachte anders en ontkennend verklaard. Zo stelt hij dat hij niet wist van het plan van de medeverdachte om aangever te beroven, dat hij dacht dat de medeverdachte een handdoekje bij zich had, omdat hij van sporten terugkwam en dat hij zelf in paniek was en daarom niets heeft gedaan. Verder heeft hij verklaard dat hij het wel gek vond dat de medeverdachte de weg naar Duivendrecht vroeg, omdat zij beiden wel wisten welke kant dat op was, maar dat hij desondanks toch de scooter heeft gedraaid en geen vragen aan de medeverdachte heeft gesteld. Deze verklaringen acht de rechtbank, gelet op de feitelijkheden die zich ter plaatse hebben voltrokken, volstrekt ongeloofwaardig en deze verklaringen staan haaks op de hiervoor aangehaalde verklaring van verdachte tegenover de rechter-commissaris, die veel meer past bij wat zich feitelijk heeft afgespeeld. Daarnaast begrijpt de rechtbank de paniek van verdachte niet.
Concluderend stelt de rechtbank op grond van het dossier en de verklaringen van verdachte het volgende vast.
- verdachte wist voor de beroving van de ernstige geldproblemen van de medeverdachte;
- verdachte zag dat de medeverdachte een handdoekje bij zich had toen deze op de scooter stapte;
- er was geen aanleiding om de weg naar Duivendrecht te vragen omdat die weg bij zowel verdachte als bij de medeverdachte bekend was;
-verdachte heeft de scooter vlak naast aangever gestopt;
-verdachte heeft, toen aangever keerde om de weg te wijzen, de scooter gekeerd en is achter aangever aangereden, waarna hij de scooter weer naast aangever heeft stopgezet en vervolgens de medeverdachte is afgestapt;
- uit de buddyseat, waarop verdachte en de medeverdachte zaten, is vervolgens door de medeverdachte een handdoek gepakt om de kentekenplaat van de scooter te bedekken;
-terwijl het duw en trekwerk bezig was tussen de medeverdachte en aangever, waarbij aangever op de grond viel, heeft verdachte op geen enkele wijze ingegrepen en is hij op de scooter blijven wachten;
-na de beroving is de mededader achterop de scooter gesprongen, waarna verdachte is weggereden. Verdachte is tijdens de vlucht over een fiets gereden die voor hem op de weg was gegooid.
Gelet op al het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat tussen verdachte en zijn mededader sprake is geweest van een dermate nauwe en bewuste samenwerking dat verdachte als medepleger van het strafbare feit kan worden aangemerkt. Het verweer wordt om die reden verworpen.
In tegenstelling tot de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat sprake is van opzetheling en niet schuldheling. Verdachte heeft immers ter zitting verklaard dat hij wist dat het foute boel was toen hij de spullen van [naam persoon] in bewaring nam voor een vriend.
3.3.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
op 3 augustus 2019 te Duivendrecht, gemeente Ouder-Amstel, op de openbare weg, te weten De Slinger, tezamen en in vereniging met een ander, een horloge (merk Rolex), dat aan [persoon 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen voornoemde [persoon 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door de arm van voornoemde [persoon 1] vast te pakken en te trekken en te duwen aan de arm van voornoemde [persoon 1] , waardoor voornoemde [persoon 1] ten val is gekomen;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
op 3 augustus 2019 te Amsterdam, wapens van categorie III, onder 1 en munitie van categorie II en categorie III van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad, te weten
- een vuurwapen van categorie III, te weten een geladen pistool, van het merk Israël Military Industries, type Jericho 941 FS, kaliber 9x19 mm en
- een vuurwapen van categorie III, te weten een geladen gas/alarmpistool, van het merk Zoraki, type 906, kaliber 9x17mm, welk wapen is omgebouwd en geschikt is gemaakt om scherpe patronen af te schieten doordat de sper in de loop is verwijderd en
- een vuurwapen van categorie III, te weten een gas/alarmpistool, van het merk Retay, type Baron HK, kaliber 9x17mm, welk wapen is omgebouwd en geschikt is gemaakt om scherpe patronen af te schieten doordat de sper in de loop is verwijderd en
- munitie van categorie III, te weten drie patronen van het merk Sellier & Bellot, model volmantel rondneus en
- munitie van categorie III, te weten drie patronen[, van het merk Sellier & Bellot, model volmantel rondneus,] kaliber 9x17 mm en
- munitie van categorie III, te weten vijfendertig patronen, van het merk Giulio-Fiocchi-Lecco, model volmantel rondneus, kaliber 9x19 mm en
- munitie van categorie III, te weten vijfenzestig patronen van het merk Cascade Cartridge inc., model volmantel rondneus, kaliber .22 LR en
- munitie van categorie III, te weten dertien patronen, van het merk GECO en Sellier & Bellot en Magtech, model volmantel rondneus, kaliber 9x19 mm en
- munitie van categorie II, te weten twintig patronen, van het merk IGMAN Ammunition Factory Konjic, model lichtspoor, kaliber 7.62x39mm (AK-47 munitie);
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
op 3 augustus 2019 te Amsterdam, een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, (geen merk) model 928 TYPE, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
op tijdstippen in de periode van 31 mei 2018 tot en met 3 augustus 2019 te Amsterdam een verblijfsdocument en een Visa bankpas ten name van [naam persoon] voorhanden heeft gehad, terwijl hij (telkens) ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
op 3 augustus 2019 te Duivendrecht, gemeente Ouder- Amstel, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en wederrechtelijk een fiets toebehorend aan [medeverdachte] heeft vernield.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 225 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 150 (honderdvijftig dagen) voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij dient toezicht en begeleiding te worden opgelegd met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de bijzondere voorwaarden, het toezicht en de begeleiding dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd verdachte een werkstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren op te leggen met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Bij de vaststelling van deze oriëntatiepunten wordt uitgegaan van het modale feit gepleegd door
first offenders.
Bij de eerste keer recidive wordt een verhoging toegepast van maximaal 50% of een andere strafmodaliteit toegepast. Bij
verdererecidive kan een verhoging worden toegepast van meer dan 50% of een andere strafmodaliteit.
Het betreffen in de onderhavige zaak -kort gezegd- 1) een diefstal in vereniging met geweld; 2 en 3) overtreding van de Wet wapens en munitie; 4) opzetheling en 5) vernieling.
Als uitgangspunt voor strafoplegging voor dergelijke feiten geldt als oriëntatiepunt dat – bij een first offender –ten aanzien van 1) vanaf 60 uur taakstraf dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie wordt opgelegd, ten aanzien van 2) en 3) vanaf 3 maanden jeugddetentie , ten aanzien van 4) een taakstraf vanaf 20 uur en ten aanzien van 5) een taakstraf vanaf 30 uur . Strafverzwarende omstandigheden ten aanzien van feit 1, die ieder in beginsel voor 60 uur dan wel 1 maand jeugddetentie tellen, zijn in dit geval de (oudere) leeftijd van het slachtoffer, de plaats van het delict (de openbare weg) en dat het feit in vereniging is begaan.
Ten aanzien van de feiten 2) en 3) merkt de rechtbank nog op dat, gelet op het toenemend aantal strafbare feiten waarbij vuurwapens worden gebruikt, de uitgangspunten voor strafoplegging voor dergelijke feiten door de rechtbank Amsterdam hoger zijn bijgesteld. Voor jeugdigen geldt thans als uitgangspunt een jeugddetentie vanaf drie maanden waarbij strafverzwarende omstandigheden in aanmerking kunnen worden genomen.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich met een ander schuldig gemaakt aan een straatroof waarbij een Rolex horloge is weggenomen van een oudere man, door aan de arm van het slachtoffer te trekken, waardoor deze ten val is gekomen en letsel heeft opgelopen. Door aangever eerst met een smoes mee te lokken naar een andere plek heeft verdachte het vertrouwen van aangever ernstig beschadigd en het gevoel van veiligheid op straat in het algemeen en dat van het slachtoffer in het bijzonder ernstig aangetast.
De rechtbank vindt het extra kwalijk dat verdachte en de mededader misbruik hebben gemaakt van de welwillendheid en het vertrouwen van aangever, die behulpzaam wilde zijn door hen de weg te wijzen en hiervoor zelfs een stuk terug is gefietst. Verdachte heeft aangever, een man op leeftijd, gewond op straat achtergelaten en is er met de mededader op een scooter vandoor gegaan. Het weggenomen horloge had een grote emotionele waarde voor aangever. Daarnaast heeft verdachte drie vuurwapens, waarvan er twee geladen waren, een stroomstootwapen en een grote hoeveelheid munitie voorhanden gehad in zijn slaapkamer. Verdachte heeft weinig willen verklaren over de aanwezigheid van deze toch wel buitenproportionele hoeveelheid wapens en munitie op zijn slaapkamer. Dit baart de rechtbank ernstige zorgen en het roept vragen op over de wereld waar verdachte zich op zijn jonge leeftijd al in begeeft, zeker gelet op de hoeveelheid schietincidenten, met daarbij dodelijke afloop, die inmiddels in Amsterdam aan de orde van de dag lijken te zijn. Naast het feit dat het voorhanden hebben van geladen vuurwapens (met bijbehorende munitie)een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen in zijn algemeenheid met zich meebrengt heeft verdachte ook zijn jongere zusje blootgesteld aan dit gevaar. Als het zusje de wapens had ontdekt, hadden de gevolgen desastreus kunnen zijn. Verdachte had zich dit moeten realiseren.
Daarnaast heeft verdachte een verblijfsdocument en een Visa bankpas voorhanden gehad, terwijl hij wist dat deze goederen van diefstal afkomstig waren. Door aldus te handelen heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen voorwerpen.
Tenslotte heeft verdachte een fiets vernield door er in zijn vlucht na de beroving met een scooter overheen te rijden. Dit levert schade en overlast op voor de eigenaresse van de fiets. Het hele voorwiel van de fiets was volledig verbogen, waardoor de fiets onbruikbaar was geworden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
van 17 oktober 2019 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hij zal dan ook worden aangemerkt als first offender.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het rapport van de Raad, laatstelijk opgemaakt op 31 oktober 2019, dat in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte is opgemaakt.
Ter zitting heeft de Raad, onder meer, verklaard dat verdachte een slimme jongen is, die zelfs in de eindexamenklas Havo zit. Dit maakt de zorgen des te groter. Het feit dat verdachte het zo goed doet op school en ook een bijbaan heeft en aan sport doet, maakt dat de delicten die hij heeft begaan bevreemding oproepen. Het lijkt niet bij hem te passen. Deze delicten roepen de vraag op of hij beïnvloedbaar is of juist sturend . Er is een strak kader nodig om recidive te voorkomen. Geadviseerd wordt verdachte een (deels) voorwaardelijke werkstraf op te leggen met algemene en bijzondere voorwaarden zoals vermeld in de rapportage. Gelet op de ernst van de feiten heeft de Raad ook geen bezwaar tegen (deels) voorwaardelijke jeugddetentie. Binnen de begeleiding kan Jeugdbescherming kijken wat er verder aan hulp nodig is, waarbij wordt gedacht aan een persoonlijkheidsonderzoek om te onderzoeken waar het gedrag van verdachte vandaan komt.
Ter zitting heeft Jeugdbescherming onder meer verklaard dat er twee werelden bij verdachte zichtbaar zijn die haaks op elkaar staan. Verdachte doet het goed op school en heeft zich voortreffelijk gehouden aan de regels in de Kleinschalige Voorziening, hij sport en heeft een bijbaan. De moeder is zeer betrokken. Anderzijds is sprake van ernstige feiten waarover verdachte geen openheid wil geven. Er is niet in te schatten hoe diep verdachte verbonden is met een verkeerd circuit en er is onduidelijkheid over het netwerk. Verdachte laat weinig inlevingsvermogen en emoties zien. Er lijkt gevoelsmatig iets bij hem te ontbreken. Wel lijkt er angst te bestaan voor represailles. Jeugdbescherming sluit zich aan bij het advies van de Raad.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht het in het belang van verdachte dat hij naast het verrichten van een werkstraf en alle hulpverlening waar hij aan mee moet werken, genoeg tijd heeft om school -hij zit in het eindexamenjaar- goed af te ronden, regelmatig kan sporten en zijn bijbaan (vier dagen in de week) kan behouden. De rechtbank zal verdachte dan ook een lagere werkstraf opleggen dan gevorderd.
Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten een overval in vereniging en het in bezit hebben van geladen vuurwapens. Onduidelijk is gebleven waarom verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze ernstige feiten, naast de andere bewezen verklaarde delicten, terwijl er over de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zo bezien,, geen zorgen lijken te zijn. Gelet op deze discrepantie waarover nog geen duidelijkheid is, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. STK Pistool (Omschrijving: 5788719, merk: Retay Baron |HK)
2 1 STK Pistool (Omschrijving: 5788720, merk: Zoraki)
3 1 STK Pistool (Omschrijving: 5788408, merk: Jericho)
4 1 STK Sleutel (Omschrijving: 5787677, merk: VW)
5 1 STK Sleutel (Omschrijving: 5787681, merk: Nissan)
6 1 STK Sleutel (Omschrijving: 5787682, merk: Ford)
7 1 STK Sleutel (Omschrijving: 5787684, merk: Nissan)
8 1 STK Tas (Omschrijving: 5787701)
9 1 STK Halsketting (Omschrijving: 5787702)
10 1 STK Sealbag met inhoud (Omschrijving: 5787704)
Onttrekking aan het verkeer
Nu de voornoemde goederen/voorwerpen zijn aangetroffen in het onderzoek naar het door verdachte begane misdrijf onder feit 1 terwijl de goederen/voorwerpen onder 1, 2 en 3 kunnen dienen tot het begaan/de voorbereiding van een soortelijk misdrijf en van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden de voorwerpen genoemd onder 1, 2 en 3 onttrokken aan het verkeer.
De voorwerpen genoemd onder 4 tot en met 9 dienen te worden
bewaard ten behoeve van de rechthebbende(n).
Het onder 10 genoemde voorwerp kan
retour aan verdachte.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 1]
De benadeelde partij [persoon 1] vordert € 4.472,-- aan materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door het onder 1. bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De met een factuur onderbouwde vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding is voldoende onderbouwd en komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom hoofdelijk worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [persoon 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [medeverdachte]
De benadeelde partij [medeverdachte] vordert € 534,00 aan materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
De raadsvrouw heeft primair aangevoerd dat de vordering dient te worden afgewezen nu deze niet is ondertekend. De rechtbank is van oordeel dat het ontbreken van de handtekening van de benadeelde partij in dit geval niet in de weg staat aan het toewijzen van een schadevergoeding. De nota’s die als bijlage bij de vordering zijn ingediend staan op naam van de benadeelde partij en dat er schade is geleden blijkt bovendien uit de aangifte. De rechtbank is dan ook van oordeel dat vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 5. bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht die voor wat betreft de kosten van € 160,- voor de reparatie van het voorwiel van de fiets voor vergoeding in aanmerking komt.
De vordering is tot een bedrag van € 274,00 betwist (beschadiging bril). De benadeelde partij zal in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu verdachte is vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging en deze kosten daarom niet voor vergoeding in aanmerking komen. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding tot een bedrag van in totaal € 160,- (honderdzestig euro) hoofdelijk zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36d, 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n., 77x, 77y, 77z, 77gg, 77za, 312, 350 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen op de openbare weg.
ten aanzien van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde
handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde
opzetheling
ten aanzien van het onder 5 bewezen verklaarde
vernieling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
225 (tweehonderdvijfentwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
150 (honderdvijftig)dagen,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op 2 jaren onder de
algemene voorwaardedat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- meewerkt aan hulpverlening vanuit IFA (Intensieve Forensische Aanpak) en RGT (Relationele Gezinstherapie) bij de Bascule of een soortgelijke instelling, dan wel andere hulpverlening die noodzakelijk wordt geacht;
- gedurende het reclasseringstoezicht onderwijs volgt volgens het lesrooster.
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming Regio Amsterdam tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Veroordeelt verdachte daarnaast tot een taakstraf bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren. Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. STK Pistool (Omschrijving: 5788719, merk: Retay Baron |HK)
2 1 STK Pistool (Omschrijving: 5788720, merk: Zoraki)
3 1 STK Pistool (Omschrijving: 5788408, merk: Jericho)
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
4 1 STK Sleutel (Omschrijving: 5787677, merk: VW)
5 1 STK Sleutel (Omschrijving: 5787681, merk: Nissan)
6 1 STK Sleutel (Omschrijving: 5787682, merk: Ford)
7 1 STK Sleutel (Omschrijving: 5787684, merk: Nissan)
8 1 STK Tas (Omschrijving: 5787701)
9 1 STK Halsketting (Omschrijving: 5787702)
Gelast de teruggave aan verdachte van:
10 1 STK Sealbag met inhoud (Omschrijving: 5787704)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 1] , wonende te [plaats 1] , toe tot een bedrag van € 4.472,-- (vierduizend vierhonderd tweeënzeventig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [persoon 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij [persoon 1] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [persoon 1] , te betalen de som van € 4.472,-- (vierduizend vierhonderd tweeënzeventig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald
.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [medeverdachte] , wonende te [plaats 2] , toe tot een bedrag van € 160,- (honderdzestig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [medeverdachte] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij [medeverdachte] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [medeverdachte] , te betalen de som van € € 160,- (honderdzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Dinjens, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. I.M. Nusselder en M. van der Kaay, rechters,
in tegenwoordigheid van J.O. van Saase-Zaagman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 november 2019.