ECLI:NL:RBAMS:2019:8763

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2019
Publicatiedatum
22 november 2019
Zaaknummer
13/680080-19 (zaak A) en 13/090846-16 (zaak B) (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor stalking, bedreiging, mishandeling en witwassen

Op 22 november 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 29-jarige man, die werd beschuldigd van stalking, bedreiging, mishandeling en witwassen. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar. De zaak omvatte twee afzonderlijke parketnummers, waarbij de man zich schuldig had gemaakt aan het stelselmatig belagen van zijn ex-vrouw, [slachtoffer 1], door onder andere een GPS-tracker onder haar auto te plaatsen, haar te volgen en te bedreigen. Daarnaast werd hij beschuldigd van mishandeling van zijn ex-vrouw en zijn zus, [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelde dat de man zich schuldig had gemaakt aan meerdere feiten van belaging, mishandeling en witwassen van goederen en geldbedragen die vermoedelijk uit misdrijven afkomstig waren. De rechtbank legde ook een contactverbod op voor de duur van twee jaar, waarbij de man zich niet in de nabijheid van zijn ex-vrouw mocht bevinden. De uitspraak volgde na een uitgebreid onderzoek en meerdere zittingen, waarbij de rechtbank de verklaringen van de slachtoffers en getuigen heeft gewogen tegen de verdediging van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/680080-19 (zaak A) en 13/090846-16 (zaak B) (Promis)
Datum uitspraak: 22 november 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] ,
[woonplaats] ,
gedetineerd in het [naam] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen, op 31 mei 2019, 1 augustus 2019, 27 september 2019 en 8 november 2019.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. van der Linden en van wat verdachte en zijn raadsman mr. A. El Aqde naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is –kort gezegd– na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting, ten laste gelegd dat hij zich ten aanzien van zaak A schuldig heeft gemaakt aan
Belaging van [slachtoffer 1] in de periode van 1 maart 2019 tot en met 26 maart 2019 te Amsterdam dan wel Nederland;
Belaging van [slachtoffer 1] in de periode van 1 juli 2018 tot en met 15 december 2018 te Amsterdam dan wel Nederland
Medeplegen van witwassen in de periode van 18 januari 2017 tot en met 18 maart 2019 te Amsterdam dan wel Nederland;
Mishandeling van [slachtoffer 1] , meermalen gepleegd, in de periode 1 januari 2019 tot en met 18 maart 2019 te Amsterdam, Diemen dan wel in Nederland;
Belaging van [slachtoffer 1] in de periode van 15 april 2019 tot en met 22 april 2019 te Amsterdam dan wel in Nederland;
ten aanzien van zaak B:
Mishandeling van [slachtoffer 2] op 30 april 2016 te Amsterdam dan wel in Nederland;
Bedreiging van [slachtoffer 2] op 30 april 2106 te Amsterdam dan wel in Nederland.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De raadsman heeft verzocht het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van feit 3, het witwassen en heeft hiertoe, -onder verwijzing naar zijn pleitnotities- kort samengevat, bepleit dat de onpartijdigheid van het Openbaar Ministerie in het geding is. Het Openbaar Ministerie heeft bij de vervolging van verdachte het slachtofferschap van aangeefster als een onbetwistbaar uitgangspunt genomen waardoor het onderzoek naar de rol van aangeefster bij het witwassen en het technisch onderzoek in de zaak onvolledig is gebleven. Dit levert, volgens de raadsman, strijd op met het gelijkheidsbeginsel en ook zijn volgens hem de belangen van verdachte grof veronachtzaamd waardoor het recht op een eerlijk proces onherstelbaar is geschonden.
De rechtbank stelt voorop dat –gelet op het opportuniteitsbeginsel als bedoeld in artikel 167 Sv– de officier van justitie degene is die de beslissing neemt om al dan niet tot vervolging over te gaan. Deze bevoegdheid wordt beperkt door de werking van beginselen van een goede procesorde, zoals het gelijkheidsbeginsel.
De rechtbank is van oordeel dat uit het feit dat aangeefster niet is vervolgd voor witwassen niet de conclusie kan worden getrokken dat de vervolging van verdachte in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Daartoe overweegt zij dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat de rol die verdachte bij de ten laste gelegde feiten heeft gehad niet gelijk is te stellen met de rol van aangeefster.
De rechtbank verwerpt om die reden het beroep van de raadsman op schending van het gelijkheidsbeginsel en stelt vast dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van feit 3.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft, op basis van de bewijsmiddelen in het dossier gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich –onder verwijzing naar zijn pleitnotities– kort samengevat op het standpunt gesteld dat de verklaringen van aangeefster en haar ouders onbetrouwbaar zijn en gelezen moeten worden in het licht van een langdurende vechtscheiding waarbij de voogdij van de kinderen en financiële motieven de inzet zijn.
De raadsman heeft bepleit dat de stalking in de periode van 1 juli 2018 t/m 15 december 2018 niet wettig en overtuigend bewezen kan worden nu de aangifte door geen enkel ander bewijsmiddel wordt ondersteund.
De raadsman heeft voorts bepleit dat ten aanzien van de stalking in de periode 15 april 2019 t/m 22 april 2019 op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte in de nachtelijke uren met de Audi (kenteken [kenteken] ) bij nieuwe woning van aangeefster [plaats] is geweest. Gebleken is dat ook anderen in die periode gebruik maakten van de Audi zodat dit feit niet wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden. Daarnaast wordt met het enkel aanwezig zijn zonder dat aangeefster daarvan op de hoogte is, niet voldaan aan de delictsomschrijving.
Ten aanzien van de stalking in periode van 1 maart 2019 t/m 26 maart 2019 heeft de raadsman bepleit dat er geen enkel objectief verifieerbaar bewijs is dat verdachte degene is geweest die aangeefster in die periode heeft gebeld nu de betrokken telefoonnummers niet aan verdachte gekoppeld kunnen worden. Ook is er geen objectief bewijs dat het baken dat onder de auto van de moeder van aangeefster is aangetroffen, geplaatst is door verdachte.
Ten aanzien van het witwassen heeft de raadsman vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van het gronddelict. De ten laste gelegde contante geldbedragen en stortingen heeft verdachte ontvangen van zijn ex-schoonvader en een groot deel van die contante stortingen is op de rekening van aangeefster gestort. De aankoopbonnen voor de Rolex horloges staan op naam van aangeefster en er is geen enkel spoor van de horloges aangetroffen dat leidt naar betrokkenheid van verdachte. De aankoop van de Mercedes AMG is gefinancierd met verzekeringsgeld dat verdachte contant van zijn ex-schoonvader heeft ontvangen. Dit wordt tevens bevestigd door de ex-schoonvader. De Luis Vuitton tas is van een vriend van verdachte hetgeen blijkt uit de persoonlijke spullen die in die tas zijn aangetroffen. De Audi A3 die onder verdachte in beslag is genomen staat op naam van de vader van verdachte.
De raadsman heeft vrijspraak verzocht van de mishandeling en bedreiging van de zus van verdachte op 30 april 2016. Gelet op de ontlastende verklaring die [slachtoffer 2] heeft afgelegd op de zitting kan het feit niet langer wettig en overtuigend bewezen verklaard worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Zaak A.
Ten aanzien van feit 1 (belaging ex-vrouw).
De rechtbank acht bewezen dat verdachte in de periode van 1 maart 2019 tot en met 26 maart 2019 een baken onder de auto van aangeefster [slachtoffer 1] , heeft geplaatst, aangeefster heeft gevolgd, zich heeft opgehouden bij haar werk, haar heeft gebeld, haar familie en vrienden heeft benaderd en haar heeft bedreigd.
Uit de bewijsmiddelen volgt het volgende. Aangeefster had op 18 maart 2019 in [plaats] een woning-bezichtiging. Ze had dat alleen aan haar moeder verteld, omdat zij niet wilde dat verdachte zou weten waar ze mogelijk ging wonen. Een vriendin van aangeefster krijgt op 18 maart 2019 een WhatsApp bericht van verdachte met de vraag wat aangeefster in [plaats] doet. Op advies van de politie laat aangeefster daarop haar auto controleren in de garage (Kwik Fit) en daar blijkt dat er een gps-tracker (een baken) in haar auto was geplaatst die bevestigd was met twee magneten. Op 18 maart 2019 wordt aangeefster gebeld door verdachte met een onherkenbaar nummer op het moment dat de wijkagent bij haar is. Via de speaker hoort de wijkagent dat verdachte aan aangeefster vraagt wat ze deed bij Kwik Fit. Als aangeefster vraagt hoe verdachte weet dat zij bij Kwik Fit is geweest zegt hij: “
Ik weet dat gewoon. Ze hebben het gevonden toch?” Als aangeefster vraagt wat hij bedoelt zegt verdachte: “
Je weet het wel, ze hebben het zeker gevonden. Zeg het maar gewoon.”
Verdachte blijkt op 9 februari 2019 in het kader van een alcoholcontrole te zijn gecontroleerd toen hij als bestuurder in een Audi A3 reed. Tijdens deze controle zag de verbalisant een ‘plakbaken’ in het voertuig liggen. Dit baken zat in een waterdicht kistje met aan de onderzijde twee sterke magneten.
Uit de verklaringen van aangeefster, de getuigenverklaringen van haar moeder, [naam moeder] , en haar vriend(innen) [vriendin 1] , [vriendin 2] en [vriendin 3] , volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte aangeefster veelvuldig heeft gebeld, dat hij zich heeft opgehouden bij haar werk, vrienden en familie van aangeefster heeft benaderd en aangeefster heeft bedreigd. Uit onderzoek naar de telefoonnummers van aangeefster zowel privé als op haar werk is gebleken dat aangeefster in een tijdsbestek van drie weken honderden keren is gebeld door twee telefoonnummers die volgens de moeder van aangeefster door verdachte werden gebruikt.
Ten aanzien van feit 2 (belaging ex-vrouw).
Op basis van de verklaringen van aangeefster, haar moeder, haar vriendin [vriendin 1] en [naam 1] acht de rechtbank bewezen dat verdachte in de periode van 1 juli 2018 tot en met 15 december 2018 aangeefster heeft belaagd door een baken, een gps-tracker, onder de auto waarvan aangeefster gebruikt maakte te plaatsen, dat verdachte het emailaccount en de Snapchataccount van aangeefster heeft gehackt, haar heeft gevolgd en zich heeft opgehouden bij haar werk en dat hij haar heeft bedreigd.
Uit deze verklaringen blijkt ook dat een kennis van aangeefster een GPS baken onder haar auto heeft gevonden. Een soortgelijk baken is op 9 februari 2019 in de auto waarin verdachte als bestuurder reed door de politie aangetroffen. Verder blijkt uit de verklaring van moeder dat zij gehoord heeft dat verdachte aangeefster vroeg of zij de GPS had gevonden en dat het ‘één van de velen’ was.
Dat verdachte het emailadres en snapchataccount van aangeefster heeft gehackt volgt uit de melding dat het emailadres van aangeefster is veranderd in [e-mail adres] , waarvan verdachte heeft verklaard dat dit zijn mailadres is. Verdachte heeft aangeefster op 7 december 2018 een berichtje laten lezen op een telefoon waarmee alleen berichten verzonden konden worden, waarin stond dat hij 10K voor het doden van haar en zijn vrienden [vriend 1] en [vriend 2] heeft betaald. Verdachte heeft toen tegen aangeefster gezegd dat hij de opdracht voor haar zou intrekken als zij weer als gezin zouden gaan leven maar dat het voor [vriend 1] en [vriend 2] onomkeerbaar was. - Getuige [naam 1] heeft verklaard dat verdachte inderdaad een dergelijke telefoon heeft gehad. Op 9 februari 2019 is naast het baken een oplader van een BQ telefoon aangetroffen in de auto waarin verdachte als bestuurder reed. Met telefoons van dit merk kunnen versleutelde berichten worden verstuurd.
Uit de aangifte van 29 september 2018 en de verklaring van [vriendin 1] blijkt dat verdachte zich dagelijks ophoudt bij het werk van aangeefster en dat hij haar veelvuldig belt.
Ten aanzien van feit 3 (witwassen).
Verdachte heeft over de aan hem ten laste gelegde geldbedragen en goederen verklaard dat de geldbedragen/contante stortingen en het geld voor de Mercedes afkomstig waren van zijn ex-schoonvader. Verdachte heeft voorts verklaard dat de aangetroffen Rolex horloges, de luxe kleding en schoenen en de Luis Vuitton tas niet van hem zijn. Over de Piaggio driewieler heeft verdachte verklaard dat die wel van hem is.
De eerste vraag die moet worden beantwoord is of en zo ja welke voorwerpen van misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank merkt hierbij op dat het niet vereist is dat een voorwerp afkomstig is uit een
nauwkeurig aangeduidmisdrijf. Wel is vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit
enigmisdrijf. Om dit te beoordelen hanteert de rechtbank het volgende toetsingskader:
  • Op basis van de feiten en omstandigheden dient een vermoeden van witwassen te worden vastgesteld,
  • Indien er een vermoeden van witwassen is vastgesteld mag vervolgens van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de voorwerpen, in de onderhavige zaak de goederen, de geldbedragen/contante stortingen.
  • Deze verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk zijn.
  • Als verdachte een dergelijke verklaring geeft dient het openbaar ministerie daarnaar onderzoek te doen.
  • Uit de resultaten van het onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen de voorwerpen en een
concreetmisdrijf, dient te worden beoordeeld of bewezen kan worden dat de voorwerpen van
enigmisdrijf afkomstig zijn. Van bewijs voor ‘enig misdrijf is sprake indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Verdenking witwassen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat er tijdens de doorzoeking op 23 april 2019 van de woning van verdachte de volgende voorwerpen zijn aangetroffen:
-aankoopbewijzen van dure kleding en Rolex horloges;
-een afschrift van een opname van geld (60.000 MAD) van een Marokkaanse bankrekening op naam van [verdachte] ,
-een Louis Vuitton tas en
-een Audi S3 autosleutel en kentekenbewijs ( [kenteken] ).
De betreffende auto stond in de parkeergarage van het appartementencomplex waarin de woning van verdachte zich bevindt. De Audi S3, met kenteken [kenteken] , staat blijkens het RDW-register op naam van de vader van verdachte.
Uit onderzoek blijkt dat verdachte tweemaal is aangetroffen op Schiphol, op weg naar Marokko, met telkens een groot bedrag (van rond de € 10.000) cash geld op zak. Uit nader onderzoek naar de bankrekeningen van [verdachte] bleek onder andere dat er diverse hoge bedragen zijn gestort door een familielid van verdachte en een vriend. Tevens is gebleken dat er contante stortingen ter hoogte van 22.010 euro zijn gedaan in de periode van 17 januari 2017 tot en met 5 oktober 2018.
Op grond van voorgaande is sprake van een vermoeden van witwassen door verdachte.
Verklaring verdachte over de herkomst
Verdachte heeft verklaard dat hij loon ontving van zijn werk in de bars en het hotel van zijn schoonvader,
[naam schoonvader] . Als bonus ontving hij 10.000 euro cash per maand, hetgeen volgens verdachte het contante geldbedrag dat bij hem op Schiphol is aangetroffen verklaart.
Verdachte heeft ontkend dat hij een bankrekening heeft in Marokko.
De contante stortingen op zijn rekening in Nederland zijn afkomstig van zijn ex-schoonvader. Deze zou hem naast zijn gewone loon ook grote contante bedragen hebben gegeven. De boekhouding van het bedrijf van zijn schoonvader zou door deze worden gemanipuleerd met behulp van een USB-stick.
Verdachte heeft, volgens eigen zeggen, alleen de Piaggio-driewieler aangekocht. De Audi S3 is van zijn vader en ter zitting heeft verdachte verklaard dat de Mercedes is aangekocht met verzekeringsgeld dat hij cash heeft ontvangen van zijn ex-schoonvader. Volgens verdachte heeft aangeefster de Rolex horloges aangeschaft en er één aan hem gegeven. De bonnen van luxe kleding en schoenen waren van vrienden die de betreffende kleding en schoenen hadden gekocht en bij verdachte thuis hadden aangetrokken waarna zij de bonnen bij verdachte hadden achtergelaten. De Luis Vuitton tas is van een vriend. In de tas zitten persoonlijke spullen van die vriend zoals een foto van zijn kind.
Nader onderzoek
Naar aanleiding van de verklaring van verdachte heeft de politie onderzoek gedaan, onder andere naar de door verdachte overgedragen USB-stick waaruit zou blijken dat zijn schoonvader de omzet terugzette. Ook zijn er nadere getuigenverhoren geweest bij de rechter-commissaris.
Uit het nadere onderzoek van de politie en de getuigenverhoren zijn geen aanwijzingen naar voren gekomen dat verdachte inkomsten heeft verkregen door cash bonussen van zijn ex-schoonvader. Zijn ex-schoonvader, [naam schoonvader] , ontkent ook dat hij dergelijke bedragen ooit cash of anders aan verdachte heeft uitbetaald.
Bij de doorzoeking in de woning van verdachte is een bankafschrift aangetroffen betreffende een opname van 60.000 MAD van een Marokkaanse rekening op naam van [verdachte] . Tevens wordt in 2016 en 2017 bij verdachte een groot cash geldbedrag aangetroffen op Schiphol als verdachte onderweg is naar Marokko, waarvan alleen het bedrag dat in 2017 is aangetroffen ten laste is gelegd. Dit bedrag kan niet verklaard worden uit de legale inkomsten van verdachte. Tevens komt het gegeven dat tweemaal op Schiphol een groot bedrag aan contanten bij verdachte is aangetroffen terwijl hij op weg was naar Marokko niet overeen met de verklaring van verdachte, die verklaart dat hij slechts eenmaal met een groot geldbedrag naar Marokko is gegaan.
Ten aanzien van de Audi S3 met kenteken [kenteken] blijkt uit politiemutaties dat verdachte veelvuldig in deze Audi als bestuurder werd gezien. De verzekering staat op naam van verdachte en de autosleutel, het kentekenbewijs van de auto en de auto zelf zijn bij verdachte thuis (de auto in de parkeergarage van het appartementencomplex) aangetroffen. Uit de telefoongegevens van verdachte blijkt dat hij de verkoper van deze Audi heeft aangeschreven met de mededeling dat hij de auto met cash geld wilde kopen. Getuige [naam moeder] heeft verklaard dat de auto van verdachte was.
Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte gezien moet worden als de feitelijke eigenaar van de Audi A3 en dat hij dit, door de auto op naam van zijn vader te zetten, heeft verhuld.
Volgens het RDW-register heeft de Mercedes, met het kenteken [kenteken] , op naam van verdachte gestaan. De Piaggo met kenteken [kenteken] staat op naam van verdachte, die heeft verklaard dat de betaling voor deze motor giraal heeft plaatsgevonden. Tijdens het politieonderzoek is er geen overschrijving gevonden ter hoogte van het genoemde aankoopbedrag.
Uit onderzoek is gebleken dat de aankoop van de Luis Vuittontas terug te vinden is in de bankafschriften van verdachte. Niet is gebleken dat de tas tijdens de inbeslagname persoonlijke spullen (foto van een kind) van iemand anders bevatte. De vriend van wie de Luis Vuittontas volgens verdachte zou zijn is benaderd door de politie maar heeft geen verklaringen willen afleggen.
Verdachte heeft verklaard dat ook de overige de luxe goederen en de aankoopbonnen van die goederen, niet van hem zijn maar van vrienden of van zijn ex-vrouw (Rolex-horloges).
De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig nu de aankoopbonnen gestapeld in een la in de woning van verdachte zijn aangetroffen. Op de telefoon van verdachte zijn foto’s van hem aangetroffen waarop te zien is dat hij kostbare Rolex-horloges draagt en ook uit verschillende mutaties van de politie blijkt dat verdachte een duur horloge draagt als hij staande wordt gehouden in zijn auto. [slachtoffer 1] heeft meerdere malen verklaard dat verdachte de horloges kocht en dat zij slechts eenmaal een horloge van hem heeft gekregen. Van de Rolex-horloges, aanschafwaarde gemiddeld vanaf enkele duizenden euro’s, is gebleken dat deze allen contant zijn afgerekend.
Conclusie
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden concludeert de rechtbank dat de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij cash grote geldbedragen van zijn ex-schoonvader heeft gekregen die het voorhanden hebben van de ten laste gelegde geldbedragen, de Mercedes en de Piaggio driewieler zouden kunnen verklaren, niet door de bewijsmiddelen in het dossier wordt ondersteund. Verdachte heeft geen openheid van zaken gegeven en lijkt zijn verklaring later te hebben aangepast aan de inhoud van het dossier. De verklaring van verdachte is niet voldoende verifieerbaar en voor zover deze wel kon worden geverifieerd kan op grond daarvan niet met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat het geld, de Mercedes en de Piaggio een legale herkomst hebben. De ontkenning van verdachte dat hij meerdere dure horloges, luxe kleding en schoenen voorhanden zou hebben gehad, acht de rechtbank niet geloofwaardig.
De rechtbank vindt dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van voorwerpen, te weten de aan hem ten laste gelegde geldbedragen en contante stortingen, de Mercedes, de Rolex horloges, de Piaggio driewieler en de luxegoederen, door deze geldbedragen en goederen te verwerven, voorhanden te hebben, over te dragen en er gebruik van te maken.
Ten aanzien van feit 4 (mishandeling van ex-vrouw).
De rechtbank baseert het bewijs voor de mishandeling van [slachtoffer 1] op de aangifte van 18 maart 2019 waarin aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar keihard met haar hoofd op het granieten aanrecht heeft geduwd en bij haar armen heeft gepakt. De getuigenverklaring van de moeder van aangeefster, die zij heeft afgelegd bij de politie en de rechter-commissaris, waaruit volgt dat aangeefster volledig overstuur was, ondersteunt deze aangifte. De aangifte wordt tevens ondersteund door de getuigenverklaring van [vriendin 1] , dat zij van aangeefster heeft gehoord dat verdachte haar heeft mishandeld, dat zij heeft gezien dat aangeefster blauwe plekken en een dik oog had en dat zij daarvan een foto heeft gemaakt die zich in het dossier bevindt.
Ten aanzien van feit 5 (belaging ex-vrouw).
De rechtbank acht bewezen dat verdachte in de periode 15 tot en met 22 april 2019 zich schuldig heeft gemaakt aan de belaging van [slachtoffer 1] door zich bij haar nieuwe woning op te houden in [plaats] en de voordeur van die woning te beschadigen. De rechtbank acht dit feit bewezen op basis van de aangifte, foto’s van de voordeur die zich in het dossier bevinden en een proces -verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat volgens het GPS-systeem in de Audi van verdachte deze auto meerdere malen in de ten laste gelegde periode, ook in de nachtelijke uren, bij het nieuwe adres van aangeefster tot stilstand komt.
Ten aanzien van zaak B feit 1 en 2 (mishandeling en bedreiging zus).
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zijn zus [slachtoffer 2] heeft mishandeld en bedreigd op 30 april 2016. De rechtbank gaat voor het bewijs uit van de aangifte en de getuigenverklaring van [naam 2] , die direct na het incident zijn opgenomen. De getuigenverklaring van [slachtoffer 2] , die zij ter zitting heeft afgelegd, geeft de rechtbank geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
in zaak A
ten aanzien van feit 1:
in de periode van 1 maart 2019 tot en met 26 maart 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft/is hij, verdachte in voornoemde periode:
een baken onder de auto van voornoemde [slachtoffer 1] geplaatst en
- meermalen voornoemde [slachtoffer 1] gevolgd en
- meermalen zich opgehouden bij het werk van voornoemde [slachtoffer 1] en
- meermalen voornoemde [slachtoffer 1] gebeld en
- meermalen vrienden en/of familie van voornoemde [slachtoffer 1] benaderd
- meermalen voornoemde [slachtoffer 1] bedreigd;
ten aanzien van feit 2:
hij in de periode van 1 juli 2018 tot en met 15 december 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft/is hij, verdachte in voornoemde periode:
- een baken onder de auto van de moeder van voornoemde [slachtoffer 1] geplaatst, welke auto bij voornoemde [slachtoffer 1] in gebruik was, en
- het emailaccount en/of snapchat account van voornoemde [slachtoffer 1] gehackt en
- meermalen voornoemde [slachtoffer 1] gevolgd en
- voornoemde [slachtoffer 1] bedreigd door een bericht te laten zien met daarin dat
hij 10K voor haar heeft betaald en
- meermalen zich heeft opgehouden bij het werk van [slachtoffer 1] ;
Ten aanzien van feit 3:
hij in de periode van 18 januari 2017 tot en met 18 maart 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, van een of meerdere voorwerpen, te weten
- een auto, Audi S3, met het kenteken [kenteken] , met een geschatte waarde van 29.646,00 euro (aangetroffen in de parkeergarage van de [adres] , sleutels en kentekenbewijs bij de doorzoeking van het pand [adres] )
de werkelijke herkomst en wie de rechthebbende op voornoemde voorwerpen was heeft verhuld en
- een of meer (contante) geldbedragen, te weten in totaal 8901,60 euro die hij, verdachte, heeft besteed aan dure merkkleding en merkschoenen en sieraden (blijkens aankoopbonnen aangetroffen bij de doorzoeking van het pand [adres] ) en
-een geldbedrag van 60.000 MAD, blijkens een opname aangetroffen bij de doorzoeking van het pand [adres] en
- een Louis Vuitton tas met een nieuwwaarde van 940,00 euro (aangetroffen bij de doorzoeking van het pand [adres] ) en
- een (contant) geldbedrag, te weten in totaal 35.450,00 euro dat hij, verdachte, heeft besteed aan Rolex horloges van Schaap en Citroen (blijkens aankoopbonnen aangetroffen bij de doorzoeking van het pand [adres] ) en
- een auto, Mercedes, met het kenteken [kenteken] , met een geschatte waarde van 40.039,00 euro (blijkens het RDW register op naam van [verdachte] van 2 februari 2018 tot en met 24 juni 2018) en
- een driewieler motorfiets, Piaggio, met kenteken [kenteken] , met een geschatte waarde van 3.900 euro (blijkens het RDW-register op naam van [verdachte] van 7 mei 2018 tot en met 23 november 2018) en
- een contant geldbedrag, te weten 10.078 euro, aangetroffen bij verdachte op 7 november 2018, op Schiphol (blijkens een registratie van de Financial Intelligence Unit en/of iCov) en
- meerdere contante stortingen, te weten in totaal 22.010,00 euro in de periode tussen 18 jan 2017 en 5 oktober 2018 (blijkens onderzoek naar de bankrekeningen van [verdachte] )
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of van voornoemde voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk afkomstig waren uit enig misdrijf;
ten aanzien van feit 4:
hij in de periode 1 januari 2019 tot en met 18 maart 2019 te Amsterdam [slachtoffer 1] heeft mishandeld door - voorgenoemde [slachtoffer 1] met haar hoofd, op een granieten aanrecht te duwen en/of te slaan en voorgenoemde [slachtoffer 1] met kracht bij haar armen te pakken;
ten aanzien van feit 5:
hij in de periode van 15 april 2019 tot en met 22 april 2019 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft hij in voornoemde periode meermalen zich ('s nachts) opgehouden bij het (nieuwe) adres van voornoemde [slachtoffer 1] en de voordeur van de (nieuwe) woning van voornoemde [slachtoffer 1] beschadigd;
in zaak B
ten aanzien van feit 1:
hij op 30 april 2016 te Amsterdam, [slachtoffer 2] , zijn zus, heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] tegen de (onder)lip te slaan;
ten aanzien van feit 2:
hij op 30 april 2016 te Amsterdam, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd dat hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer 2] en haar kinderen zou vermoorden, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

7.De strafbaarheid van de feiten en de strafbaarheid van verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar, met aftrek van voorarrest.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van twee jaar oplegt, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] en een locatieverbod. Voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, vordert de officier per overtreding oplegging van twee weken hechtenis, met een maximum van vierentwintig weken. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd de op te leggen vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2.
Het standpunt/strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft bepleit bij het opleggen van een vrijheidsbenemende straf elektronisch toezicht, een werkstraf en/of een voorwaardelijke straf op te leggen aan verdachte, dan wel een deels voorwaardelijke straf waarbij het onvoorwaardelijk deel van de vrijheidsbenemende straf niet de duur van het voorarrest zal overstijgen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het gedurende meerdere perioden belagen (stalken) van zijn ex-echtgenote [slachtoffer 1] , aan de mishandeling van [slachtoffer 1] , de mishandeling en bedreiging van zijn zus [slachtoffer 2] en witwassen.
Verdachte heeft in drie periodes zeer veelvuldig contact gezocht door aangeefster doorlopend te bellen en bij haar werk en woning te verschijnen. Hij heeft haar e-mail en Snapchataccount gehackt en twee maal een GPS-baken onder de auto van aangeefster aangebracht om haar vervolgens te confronteren met zijn wetenschap van waar zij was geweest. Aangeefster was niet de enige die door verdachte werd lastiggevallen. Ook familie en vrienden van aangeefster hebben te maken gekregen met het obsessieve, controlerende en intimiderende gedrag van verdachte ten opzichte van aangeefster. Verdachte heeft aangeefster bedreigd door haar in de veronderstelling te brengen dat hij een prijs heeft betaald voor haar dood en de dood van twee van zijn vrienden die aangeefster goed gezind waren. Daarnaast is aangeefster mishandeld door verdachte. Verdachte heeft met deze handelingen ernstig inbreuk gemaakt op het persoonlijk leven en de privacy van aangeefster. Hij heeft hierbij enkel oog gehad voor zijn eigen behoeften en is volledig voorbij gegaan aan de gevolgen die het voor aangeefster en hun gezamenlijke, nog zeer jonge kinderen had. Aangeefster was op enig moment zo bang dat zij uit wanhoop naar verdachte terug is gegaan.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan witwassen. Witwassen is een ernstig misdrijf waardoor de inkomsten uit misdrijven in het legale betalingsverkeer worden gebracht. Dit is een gevaar voor de integriteit van het financiële en economische verkeer. Bovendien worden deze inkomsten daarmee aan het zicht van justitie onttrokken.
De rechtbank heeft in het nadeel van verdachte rekening gehouden met zijn strafblad waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor huiselijk geweld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het psychologisch Pro Justitia rapport van 29 juli 2019 van drs.
T. ’t Hoen, gezondheidspsycholoog.
Uit dit rapport blijkt dat verdachte niet lijdende is aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, ook niet ten tijde van het ten laste gelegde. De deskundige heeft zich onthouden van het geven van een advies met betrekking tot een behandeling maar wel zorgen uitgesproken over de ernst van de situatie en aangeven dat een verplicht reclasseringstoezicht wenselijk is om toezicht te houden op een contact- en locatieverbod.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het reclasseringsrapport van 3 juli 2019.
Uit het rapport volgt dat de reclassering de situatie van verdachte en [slachtoffer 1] zorgelijk acht vanwege de ontkennende houding van verdachte en de ernst van de feiten. Hulpverleningscontacten hebben in het verleden niet veel opgeleverd omdat verdachte zich niet aan afspraken hield. Het risico op recidive wordt hoog ingeschat op basis van het delictverleden van verdachte en zijn houding. De reclassering adviseert bij een bewezenverklaring een meldplicht, behandelverplichting en een contact- en locatieverbod op te leggen.
Gevangenisstraf
Gelet op het vorenstaande beeld van verdachte en de zeer ernstige feiten waar verdachte zich schuldig aan heeft gemaakt gedurende een lange periode, zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar aan verdachte opleggen.
Vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v: contact- en locatieverbod
Daarnaast zal de rechtbank de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid in de vorm van een contact- en locatieverbod opleggen.
De rechtbank zal ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten bevelen dat verdachte op geen enkele wijze, direct noch indirect, contact zal zoeken met [slachtoffer 1] en dat verdachte zich niet zal bevinden in een straal van 1 kilometer rond de woning van [slachtoffer 1] (thans in [plaats] ).
Hierbij moet rekening worden gehouden met de maatregelen die worden genomen door Bureau Jeugdzorg ten opzichte van het contact dat verdachte mag hebben met zijn kinderen.
De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op voor de duur van 2 jaar. Voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, zal per overtreding vervangende hechtenis voor de duur van twee weken worden opgelegd, met een maximum van vierentwintig weken. Gelet op de inhoud van het in dit vonnis besproken reclasseringsrapport en het psychologisch rapport, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend zal gedragen tegenover [slachtoffer 1] . Om die reden zal de rechtbank de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Beslag
Onder verdachte zijn de Audi S3 ( [kenteken] ), een Louis Vuitton tas, een geldbedrag van 500,00 euro, aankoopbonnen, een baken/tracer, 2 USB sticks, 3 telefoons en simkaarten in beslag genomen.
Verbeurdverklaring
De voorwerpen behoren aan verdachte toe. Hij kan deze voorwerpen geheel of ten dele ten eigen bate aanwenden. Nu deze voorwerpen geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het onder 3 bewezen geachte zijn verkregen, worden de Audi S3 ( [kenteken] ), de Louis Vuitton tas, een geldbedrag van 500,00 euro, de aankoopbonnen en een baken/tracer verbeurdverklaard.
De twee USB-sticks, drie telefoons en simkaarten worden retour gegeven aan verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 38v, 38w, 57, 285, 285b, 300, 304, 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1, 2 en 5 in zaak A:
belaging, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3 in zaak A:
witwassen;
ten aanzien van feit 4 in zaak A en feit 1 in zaak B:
mishandeling, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2 in zaak B:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
1 (één) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid (artikel 38v Sr), inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] en een locatieverbod zich niet op te houden in een straal van 1 kilometer rondom de woning van [slachtoffer 1] in [plaats] voor de duur van 2 (twee) jaren.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 (twee) weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van 24 (vierentwintig) weken.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Verklaart verbeurd:
1 Geld Euro, 5740899
2 Personenauto [kenteken] AUDI S3 Sportback 2017, 5652083
3 Zendapparatuur, 5755571 tracer
10 8 x Kassabon, 5740893
11 Tas Louis Vuitton, 5740906
Gelast de teruggave aan verdachte van:
4 USB-stick (memorykaart), 5740838
5 Zaktelefoon, IPHONE, 5740847
6 Zaktelefoon SAMSUNG, 5740872
7 Zaktelefoon NOKIA, 5740876
8 Simkaart van zaktelefoon LYCAMOBILE, 5740884
9 6 x SB-stick (memorykaart), 5740888
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en M.A.E. Somsen, rechters,
in tegenwoordigheid van L. Jaakke-van den Berg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 november 2019.