ECLI:NL:RBAMS:2019:8762

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 november 2019
Publicatiedatum
22 november 2019
Zaaknummer
13/181030-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en bedreiging, maar bewezen mishandeling met noodweer als verweer

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag en bedreiging, maar is hij wel schuldig bevonden aan mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 27 juli 2019, waarbij de verdachte in een conflict met twee benadeelde partijen, [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2], betrokken raakte. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een zakelijk conflict was tussen de verdachte en [benadeelde partij 1], wat leidde tot een gewelddadige confrontatie bij een moskee. Tijdens de vechtpartij werden er verschillende wapens, waaronder een koevoet en een mes, gebruikt. De rechtbank heeft de verklaringen van de benadeelde partijen als onbetrouwbaar beoordeeld, terwijl de verdachte zijn handelen als zelfverdediging heeft gepresenteerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond toen hij [benadeelde partij 2] beet, en dat dit niet als wederrechtelijk kon worden aangemerkt. De vorderingen van de benadeelde partijen voor schadevergoeding zijn afgewezen, omdat de verdachte van alle ten laste gelegde feiten is vrijgesproken. Het beslag op de koevoet is gelast voor teruggave aan [benadeelde partij 1], terwijl het mes wordt bewaard voor de onbekende rechthebbende.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/181030-19
Datum uitspraak: 20 november 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.H.S. Kurniawan-Ayre, van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J. van Koesveld, naar voren hebben gebracht en van wat namens de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] (hierna: [benadeelde partij 1] ) en [benadeelde partij 2] (hierna: [benadeelde partij 2] ) door hun raadsvrouw, mr. C.M. Sent, naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – samengevat – van beschuldigd dat hij op 27 juli 2019 in Amsterdam:
geprobeerd heeft [benadeelde partij 1] van het leven te beroven door hem met een koevoet tegen zijn arm en hoofd te slaan en door stekende bewegingen met een mes in de richting van diens buik te maken; subsidiair is dit ten laste gelegd als poging tot zware mishandeling;
geprobeerd heeft [benadeelde partij 2] van het leven te beroven door hem met een koevoet tegen zijn hoofd te slaan; subsidiair is dit ten laste gelegd als poging tot zware mishandeling;
[benadeelde partij 2] heeft mishandeld door hem met een koevoet op zijn pink en hand te slaan en hem in zijn arm te bijten; en
[benadeelde partij 1] heeft bedreigd door stekende bewegingen met een mes in de richting van diens buik te maken.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 die achter dit vonnis is gevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op basis van de verklaringen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , in onderlinge samenhang bezien met de WhatsApp- en Facebookberichten, de letselverklaringen, de getuigenverklaringen en de bevindingen van de politie, kan worden geconcludeerd dat verdachte de agressor was. Verdachte heeft tweemaal met een koevoet richting het hoofd van [benadeelde partij 1] geslagen, met een mes in de richting van de buik van [benadeelde partij 1] gestoken, met een koevoet op het hoofd en de hand/pink van [benadeelde partij 2] geslagen en in de armen van [benadeelde partij 2] gebeten.
Dit betekent dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag van [benadeelde partij 1] , een poging tot zware mishandeling van [benadeelde partij 2] , een mishandeling van [benadeelde partij 2] en een bedreiging van [benadeelde partij 1] . Verdachte moet dus worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit 2 primair, maar kan wel worden veroordeeld voor de ten laste gelegde feiten 1 primair, 2 subsidiair, 3 en 4.
4.2
Het standpunt van de raadsvrouw van verdachte
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak van de ten laste gelegde feiten 1, 2 en 4 bepleit. Zij stelt dat de verklaring van verdachte moet worden gevolgd over wat er is gebeurd, nu [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] niet naar waarheid hebben verklaard. Verdachte heeft geen opzet gehad om [benadeelde partij 1] dan wel [benadeelde partij 2] pijn of letsel toe te brengen, laat staan dat hij opzet tot moord of doodslag had. Hij heeft hierin geen risico genomen. Het feit dat hij met [benadeelde partij 1] heeft afgesproken, is daartoe onvoldoende. Bovendien kwam [benadeelde partij 1] samen met [benadeelde partij 2] en is het aannemelijk dat zij bewapend naar de afspraak kwamen, en niet verdachte.
Verdachte kan wel worden veroordeeld voor mishandeling van [benadeelde partij 2] door hem te bijten (het ten laste gelegde feit 3), maar dit heeft hij gedaan uit noodweer.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
Voorafgaand aan 27 juli 2019
Verdachte en [benadeelde partij 1] zijn beiden werkzaam in de bouw en hebben in die hoedanigheid samen gewerkt. Op enig moment is er tussen verdachte en [benadeelde partij 1] een zakelijk conflict ontstaan. In de aanloop naar 27 juli 2019, de dag waarop dit conflict escaleert, zijn er via Facebook en WhatsApp over en weer berichten uitgewisseld. Deze berichten zijn grof en onaangenaam van aard en de toon ervan is dreigend. Zo worden onder meer de volgende berichten uitgewisseld:
Verdachte: ‘Vuile eerloze klootzak. Betaal eerst je schuld of kom naar mij toe als je een vent bent. Flikker’ en ‘Ik ga nog liever dood dan dat ik met jou zaken zou doen. Je hebt mij op een valse manier genaaid’.
[benadeelde partij 1] : ‘Ik ben je echt spuugzat. Jij blijkt als een flikker overal rond te kletsen. Ik snijd die tong van je af en stop hem in je reet’.
27 juli 2019
Op 27 juli 2019 spreken [benadeelde partij 1] en verdachte af bij de moskee aan het [adres moskee] . Er worden opnieuw over en weer berichten uitgewisseld. Zowel verdachte als [benadeelde partij 1] houden er rekening mee dat er gevochten gaat worden:
Verdachte: ‘Een van ons zal hier levend weggaan. We gaan zien wie dat zal zijn’.
[benadeelde partij 1] : ‘Ik kom er aan. Vraag iedereen maar om Helallaşmak (opmerking tolk: een moslim moet aan mensen in zijn omgeving om vergiffenis vragen, ‘Helallaşmak’, voor hij sterft)’.
[benadeelde partij 1] deelt mee dat hij [benadeelde partij 2] mee zal nemen naar de moskee. [benadeelde partij 2] is op een andere manier betrokken bij het conflict tussen verdachte en [benadeelde partij 1] . Hij is de nieuwe zakelijke partner van [benadeelde partij 1] (waar verdachte voorheen de zakelijke partner van [benadeelde partij 1] was) en verdachte zou roddels verspreiden over een relatie tussen [benadeelde partij 2] en de vrouw van [benadeelde partij 1] .
Camerabeelden
Op camerabeelden van de moskee is te zien dat om 16:01:34 uur een man, gekleed in een witte lange broek en een wit overhemd met lange mouwen, komt aanlopen bij de moskee en op een bankje gaat zitten. Dit blijkt later verdachte te zijn. Om 16:50:47 uur komt er een zwarte auto aanrijden. Deze komt tot stilstand achter de bomen. De bomen ontnemen vrijwel het gehele zicht op het incident, maar wel is te zien dat verdachte bij het tot stilstand komen van de auto direct op de auto afloopt. Vervolgens is te zien dat er twee personen uit de auto stappen. Zij blijken later [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] te zijn. Nadat zij zijn uitgestapt, ontstaat er direct een vechtpartij. Een groot deel daarvan wordt door een boom aan het zicht van de camera onttrokken. Om 16:53:41 uur komen er diverse mensen uit de moskee die naar de vechtpartij toelopen. Om 16:56:15 uur loopt verdachte in de richting van de moskee. Te zien is dat er bloed op zijn kleding en hoofd zit.
Een buurtbewoonster heeft de vechtpartij vanaf haar balkon gefilmd. Op het filmpje is te zien dat drie mannen met elkaar in een worsteling zijn verwikkeld. Zij bewegen hierbij tegen de achterkant van een geparkeerde auto. Buiten het parkeervak ligt een koevoet. Een van de mannen, de man met een witkleurig T-shirt met korte mouwen en een korte broek, pakt de koevoet van de grond. Aan de schaduw op de grond is te zien dat er een langwerpig smal voorwerp omhoog wordt gehouden. De andere twee mannen zijn in een worsteling verwikkeld, maar houden hiermee op. Hun kleding wordt nu beter zichtbaar: de ene man draagt een witkleurige lange broek en een witkleurig shirt met lange mouwen en de andere man draagt een groenkleurig T-shirt met korte mouwen. Het beeld draait enkele seconden weg waarna te zien is dat de man met het witte T-shirt met korte mouwen en de man die geheel in het wit is gekleed de koevoet vasthouden en hieraan trekken. De man in het groene T-shirt voelt aan zijn hoofd.
Wie is wie?
Uit de beschrijving die verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] kort na de vechtpartij van de kleding van verdachte geven, volgt dat verdachte de man is met de witkleurige lange broek en het witkleurig shirt met lange mouwen. Uit de beschrijving die verbalisant [verbalisant 3] van de verwondingen van [benadeelde partij 1] geeft, volgt dat hij degene is met het witkleurig T-shirt met korte mouwen. Dit betekent dat [benadeelde partij 2] de man is met het groenkleurig T-shirt met korte mouwen.
Aantreffen koevoet en mes
Na afloop wordt in de auto van [benadeelde partij 1] een bebloede koevoet aangetroffen en wordt in de bosjes een bebloed mes aangetroffen. [benadeelde partij 1] heeft over de koevoet verklaard dat deze van hem is geweest. Verdachte en hij hebben een hele tijd de werkbus van verdachte gedeeld met daarin gereedschappen en werkkleding. Toen zij het conflict kregen, is de werkbus bij verdachte gebleven.
Letsel
[benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] hebben (bloedende) hoofdwonden en zijn naar het ziekenhuis gegaan voor verdere behandeling. Verbalisanten die hen daar verhoren, zien dat het gelaat van [benadeelde partij 1] onder het bloed zit en is voorzien van verband en dat er om het hoofd van [benadeelde partij 2] verband zit, dat hij oppervlakkige snijwonden in de handpalm/vingers heeft, dat zijn pink blauwgekleurd is en dat er twee mogelijke bijtwonden op zijn arm zitten.
Verdachte is ter plaatse door het personeel van de ambulancedienst onderzocht op eventuele steekwonden en overige verwondingen. Er werden geen verwondingen aangetroffen. Verbalisanten hebben in het cellencomplex foto’s van verdachte gemaakt waarop te zien is dat zijn kleding bebloed is en dat er oppervlakkige verwondingen op zijn hoofd, in zijn nek, op zijn voet en op zijn hand lijken te zijn.
Uiteenlopende verklaringen
Over wat zich tijdens de vechtpartij heeft afgespeeld en wie de agressor was, lopen de verklaringen uiteen.
Verdachte verklaart, samengevat, dat hij direct bij de auto door [benadeelde partij 1] met een ijzeren staaf werd aangevallen. [benadeelde partij 2] heeft hem daarbij van achteren vastgepakt. Omdat hij tijdig wist te bukken heeft [benadeelde partij 1] [benadeelde partij 2] per ongeluk op het hoofd geraakt. Vervolgens heeft hij de staaf gepakt en weggegooid, althans daarmee naar achteren gezwaaid, waarbij hij mogelijk [benadeelde partij 1] heeft geraakt. Ook is hij vervolgens door [benadeelde partij 1] op zijn hoofd geslagen met de ijzeren staaf en is er met [benadeelde partij 2] een worsteling geweest om een mes dat op de grond lag. Tot slot heeft verdachte met [benadeelde partij 1] aan de ijzeren staaf getrokken waarna omstanders van de moskee kwamen om hen uit elkaar te halen.
[benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] verklaren, samengevat, dat verdachte direct op [benadeelde partij 1] afliep en hem met een ijzeren staaf sloeg. [benadeelde partij 2] kwam tussenbeide en is op enig moment gaan bloeden. Er is vervolgens een worsteling ontstaan om een mes dat verdachte in zijn hand had. Ook pakte verdachte de ijzeren staaf opnieuw op waarna met [benadeelde partij 1] een worsteling om deze staaf ontstond. Hierna hebben omstanders hen uit elkaar gehaald.
4.3.2
Algemene overweging van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat onduidelijk is hoe de eerste fase van de vechtpartij is verlopen. Uit de berichten die verdachte en [benadeelde partij 1] voor hun ontmoeting bij de moskee hebben gewisseld, blijkt dat ze elkaar over en weer hebben bedreigd en beledigd; daaruit kan niet worden afgeleid dat de een met agressievere intenties naar de afspraak is gekomen dan de ander. Verdachte verklaart dat hij direct werd aangevallen door [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] verklaren dat verdachte degene was die [benadeelde partij 1] direct aanviel.
Op de camerabeelden is te zien dat de drie mannen direct na aankomst van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] bij de moskee slaags raken, maar over de vraag wie de koevoet bij zich had en daarmee als eerste geslagen heeft, geven die beelden geen uitsluitsel. Op de camerabeelden van de moskee blokkeren bomen vrijwel het gehele zicht op de vechtpartij. Het filmpje dat door de buurtbewoner is gemaakt, is weliswaar vanuit een andere hoek gefilmd waardoor de vechtpartij beter zichtbaar is, maar de camera lijkt pas te zijn aangezet toen de vechtpartij al enige tijd aan de gang was, waardoor ook daarop niet te zien is wie de koevoet en het mes bij zich had en deze (als eerste) gebruikte. Op dit filmpje is een koevoet te zien die op de grond ligt, door [benadeelde partij 1] wordt opgepakt en in de lucht wordt gehouden.
De gehoorde getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] geven hierover ook geen uitsluitsel. Zij verklaren allen, samengevat, dat zij een vechtpartij hebben gezien en dat zij zagen dat de deelnemers aan het gevecht onder het bloed zaten. Ook is er een koevoet gezien, maar niet is gezien of en door wie met die koevoet is geslagen.
Over het mes wordt door de getuigen niet verklaard. Dit is ook niet op camerabeelden te zien.
Uit de beelden en waarnemingen van getuigen blijkt dus niet wie de koevoet en het mes heeft meegenomen en wie deze (als eerste) als wapen heeft gebruikt.
4.3.3
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat de verklaringen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] onaannemelijk en onbetrouwbaar zijn en daarom niet voor het bewijs kunnen gebruikt. Hun verklaringen zijn op onderdelen aantoonbaar onjuist, maar wel gelijkluidend, hetgeen erop duidt dat hun verklaringen op elkaar zijn afgestemd. Verder zijn in hun verklaringen discrepanties aanwezig die de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid aantasten.
De rechtbank zal dit verweer volgen en overweegt daartoe als volgt.
[benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] hebben op essentiële onderdelen aantoonbaar onjuist verklaard in die zin dat hun verklaringen niet overeenstemmen met de beelden. Zo verklaren [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] beiden dat [benadeelde partij 2] in eerste instantie in de auto bleef zitten (dertig seconden tot wel een minuut) en dat [benadeelde partij 2] pas is uitgestapt nadat verdachte [benadeelde partij 1] te lijf ging, terwijl op de camerabeelden zichtbaar is dat zij vrijwel gelijktijdig uit de auto stappen. Ook verklaart [benadeelde partij 2] dat verdachte met een koevoet op [benadeelde partij 1] afliep, nadat [benadeelde partij 1] uit de auto was gestapt, en verklaart [benadeelde partij 1] dat verdachte een koevoet trok, terwijl hij (verdachte) op [benadeelde partij 1] afliep. Op de camerabeelden is echter niet zichtbaar dat verdachte op het moment dat hij op [benadeelde partij 1] afloopt een koevoet in zijn handen heeft. Dit brengt mee dat de verklaringen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] over het begin van de vechtpartij, in het bijzonder dat verdachte de belangrijkste agressor was en de koevoet had meegenomen naar de ontmoeting, onvoldoende betrouwbaar zijn. Verder verklaart [benadeelde partij 1] dat, nadat de koevoet op enig moment op de grond terecht is gekomen, het verdachte is die de koevoet oppakt, waarna zij samen aan de koevoet trekken. Op het filmpje dat de buurtbewoner heeft gemaakt, is echter te zien dat de man met het witte T-shirt met korte mouwen, [benadeelde partij 1] , de koevoet van de grond oppakt en boven zijn hoofd houdt, waarna verdachte en [benadeelde partij 1] aan de koevoet trekken. Ook op dit essentiële onderdeel kan de verklaring van [benadeelde partij 1] dus niet worden gevolgd.
Daarnaast hebben [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] onderling tegenstrijdig en wisselend verklaard. Wat betreft het mes heeft [benadeelde partij 1] verklaard dat [benadeelde partij 2] verdachte van achteren vasthield, dat verdachte naar voren boog en dat hij toen een mes pakte. [benadeelde partij 2] kon op tijd de hand van verdachte pakken. [benadeelde partij 2] heeft hierover verklaard dat hij ‘even weg was’ en dat hij toen hij weer bijkwam zag dat verdachte een mes in zijn hand had. [benadeelde partij 2] is toen naar verdachte gegaan om te proberen het mes af te pakken. Wat betreft de koevoet verklaart [benadeelde partij 2] bij de politie dat mensen van de moskee de koevoet hebben weggehaald. Bij de rechter-commissaris verklaart hij dat hij niet weet waar de koevoet uiteindelijk is gebleven, maar dat hij wel iemand van de moskee ermee heeft zien lopen. [benadeelde partij 1] verklaart bij de politie dat [benadeelde partij 2] de koevoet in de auto van [benadeelde partij 1] heeft gelegd. Bij de rechter-commissaris verklaart hij dat hij de koevoet zelf in zijn auto heeft gelegd. Wanneer [benadeelde partij 1] wordt geconfronteerd met de verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd, verklaart hij dat het [benadeelde partij 2] was.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] over het begin van de vechtpartij, wie de koevoet en het mes bij zich hadden en wie deze als eerste heeft gebruikt onvoldoende betrouwbaar zijn. Zij zal deze in zoverre dan ook buiten beschouwing laten.
4.3.4
De beoordeling van de ten laste gelegde feiten met betrekking tot [benadeelde partij 1] (feiten 1 en 4)
4.3.4.1 Feit 1 (poging tot doodslag subsidiair poging tot zware mishandeling)
Slaan met de koevoet
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij, nadat [benadeelde partij 1] de koevoet tevoorschijn had gehaald en naar hem had uitgehaald, van achteren werd vastgepakt toen hij in de richting van zijn auto liep om zich aan de vechtpartij te onttrekken. In reactie daarop bracht verdachte de koevoet, die hij intussen had afgepakt, twee keer met een ferme beweging naar achteren. Hij deed dit om los te komen. Verdachte kreeg het gevoel dat hij [benadeelde partij 1] raakte, omdat hij daarna werd losgelaten. Hij zag dit niet, omdat [benadeelde partij 1] achter hem stond.
Zoals in rubriek 4.3.2 is overwogen, bevat het dossier buiten de verklaringen van de direct betrokkenen onvoldoende bewijsmateriaal om te kunnen vaststellen hoe de eerste fase van de vechtpartij, waarin de koevoet is gebruikt, is verlopen. Alleen verdachte, [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] hebben hierover verklaard. Zoals hiervoor overwogen acht de rechtbank de verklaringen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] op deze onderdelen onvoldoende betrouwbaar. Ook de verklaring van de verdachte komt op de rechtbank niet erg overtuigend over, maar dat neemt niet weg dat moet worden geconstateerd dat er onvoldoende bewijsmateriaal is om het opzettelijk slaan met de koevoet door verdachte bewezen te achten.
Stekende bewegingen met het mes
[benadeelde partij 1] stelt dat verdachte, terwijl hij van achteren werd vastgehouden door [benadeelde partij 2] , een mes pakte en dat hij vervolgens een stekende beweging naar [benadeelde partij 1] maakte. [benadeelde partij 1] voelde het mes tegen diens buik. Verdachte ontkent met een mes stekende bewegingen te hebben gemaakt.
De rechtbank overweegt dat geen van de getuigen heeft waargenomen dat verdachte met een mes stekende bewegingen in de richting van [benadeelde partij 1] zou hebben gemaakt. Dit is ook niet zichtbaar op de camerabeelden van de moskee of op het filmpje van de buurtbewoner.
Nu de verklaring van [benadeelde partij 1] op dit onderdeel onvoldoende betrouwbaar wordt geacht en ander belastend bewijsmateriaal voor deze beschuldiging ontbreekt, komt de rechtbank tot het oordeel dat het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt dat verdachte met een mes stekende bewegingen in de richting van [benadeelde partij 1] heeft gemaakt.
Conclusie
Verdachte zal van dit feit integraal worden vrijgesproken.
4.3.4.2 Feit 4 (bedreiging met het mes)
Uit het voorgaande volgt dat ook voor de bedreiging met het mes geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is zodat verdachte ook van dit feit zal worden vrijgesproken.
4.3.5
De ten laste gelegde feiten met betrekking tot [benadeelde partij 2] (feiten 2 en 3)
4.3.5.1 Feit 2 (poging tot doodslag subsidiair poging tot zware mishandeling)
[benadeelde partij 2] heeft verklaard dat verdachte hem twee keer met de koevoet heeft geslagen toen hij verdachte en [benadeelde partij 1] uit elkaar probeerde te halen. Hij weet niet of verdachte echt op hem richtte en of hij hem expres met de koevoet sloeg. Verdachte ontkent [benadeelde partij 2] te hebben geslagen: hij stelt dat [benadeelde partij 1] hem met de koevoet wilde slaan, maar dat hij op tijd wegdook en dat [benadeelde partij 1] [benadeelde partij 2] raakte, die verdachte vasthield. Dit zou aan het begin van de vechtpartij zijn gebeurd, vlak nadat [benadeelde partij 1] de koevoet tevoorschijn haalde.
De rechtbank overweegt dat geen van de getuigen heeft waargenomen dat [benadeelde partij 2] met een koevoet is geraakt. Dit is ook niet zichtbaar op de camerabeelden van de moskee of op het filmpje van de buurtbewoner. Gelet op de verwonding van [benadeelde partij 2] is wel aannemelijk dat hij een klap met de koevoet op zijn hoofd heeft geïncasseerd. Maar nu de rechtbank de verklaringen van [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] op dit onderdeel onvoldoende betrouwbaar acht, is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [benadeelde partij 2] opzettelijk met de koevoet heeft geslagen. Verdachte zal van dit feit integraal worden vrijgesproken.
4.3.5.2 Feit 3 (mishandeling)
Op grond van de verklaring van verdachte waarin hij bekent dat hij [benadeelde partij 2] twee keer in zijn armen heeft gebeten en de (mogelijke) bijtwonden die verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] in het ziekenhuis op de armen van [benadeelde partij 2] waarnemen, is de rechtbank van oordeel dat er voor het bijten voldoende bewijs is. Op grond van het navolgende is echter niet bewezen dat het bijten wederrechtelijk was.
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte [benadeelde partij 2] heeft gebeten, omdat hij wilde wegkomen omdat hij bang was dat hem daadwerkelijk iets aangedaan zou worden. Hij bevond zich dan ook in een onmiddellijke noodsituatie waarin hij ter noodzakelijke zelfverdediging letterlijk van zich heeft afgebeten. Dat was een proportionele reactie voor de situatie waarin hij daadwerkelijk te vrezen had voor [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] .
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat van een noodweersituatie geen sprake is geweest. Zij gaat er daarbij van uit dat verdachte de agressor is geweest.
Indien de verdediging een beroep doet op noodweer, dan moet de rechtbank allereerst beoordelen of zij de feitelijke toedracht, zoals door verdachte aan het verweer ten grondslag is gelegd en uit de wettige bewijsmiddelen moet worden afgeleid, aannemelijk acht.
Verdachte heeft verklaard dat hij door [benadeelde partij 2] van achteren werd vastgehouden en dat hij [benadeelde partij 2] toen heeft gebeten om aan diens houdgreep te ontkomen. De door verbalisanten waargenomen (mogelijke) bijtafdrukken op de armen van [benadeelde partij 2] bevestigen dit. De door verdachte geschetste toedracht wordt ook door [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] bevestigd. Nu de verklaringen van alle drie de betrokkenen bij de vechtpartij op dit punt overeenstemmen, acht de rechtbank deze toedracht aannemelijk.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de door verdachte geschetste toedracht een beroep op noodweer rechtvaardigt. Meer concreet moet de rechtbank de vraag beantwoorden of het door verdachte begane feit was geboden door de noodzakelijke verdediging van zijn eigen lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
De rechtbank is van oordeel dat er in de door verdachte geschetste toedracht sprake was van een noodweersituatie op het moment dat [benadeelde partij 2] verdachte van achteren vastpakte en vasthield. Bij de beoordeling van dit scenario en de waardering van het moment dat verdachte reageert op het handelen van [benadeelde partij 2] speelt mee dat sprake was van een vechtpartij met een koevoet en een mes en dat het een twee-tegen-één-situatie was. Zoals uit het voorgaande volgt is onduidelijk gebleven wie als eerste de koevoet en het mes hebben gebruikt. Dat neemt niet weg dat vaststaat dat de koevoet en het mes tijdens de vechtpartij als wapen zijn ingezet, dat verdachte werd vastgehouden en dat een van zijn tegenstanders zijn handen vrij had. Dit in aanmerking genomen was er aldus sprake van een (dreigende) ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte waartegen hij zich mocht verdedigen. Er bestond voor verdachte, doordat hij werd vastgehouden door [benadeelde partij 2] , geen reële mogelijkheid om zich zonder geweld te gebruiken aan deze aanranding te onttrekken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdediging tegen de aanranding noodzakelijk was. De gekozen wijze van verdediging tegen de aanranding was geboden. Verdachte kon zich redelijkerwijs alleen maar adequaat verdedigen tegen de twee armen die hem van achteren vasthielden door hierin te bijten.
Met de term ‘mishandeling’ in de zin van artikel 300 Wetboek van Strafrecht wordt mede de wederrechtelijkheid van de gedraging tot uitdrukking gebracht. Onder mishandeling wordt daarom verstaan het aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn, waarvoor geen rechtvaardigingsgrond bestaat. Nu aannemelijk is dat verdachte het door hem gepleegde geweld in noodweer heeft gepleegd, kan niet worden bewezen dat deze ten laste gelegde gedraging wederrechtelijk is gepleegd. Verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.

5.De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]

De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert € 15.375,- aan materiële schadevergoeding, € 1.250,- aan immateriële schadevergoeding en € 385,- aan toekomstige schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr.
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert € 644,51 aan materiële schadevergoeding en € 2.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr.
Nu de rechtbank verdachte van alle ten laste gelegde feiten vrijspreekt, worden de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen verklaard.

6.Het beslag

De volgende voorwerpen zijn in beslag genomen:
STK Koevoet (goednummer 5784667); en
1 STK Mes, merk: Sivas Paslanmar (goednummer 5784675).
De in beslag genomen koevoet zal worden teruggegeven aan de rechthebbende, te weten [benadeelde partij 1] . Het in beslag genomen mes zal worden bewaard ten behoeve van de op dit moment onbekende rechthebbende.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
De vorderingen van de benadeelde partijen
Verklaart de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]
niet-ontvankelijkin hun vorderingen.
Het beslag
Gelast
de teruggaveaan [benadeelde partij 1] van:
1 STK Koevoet (goednummer 5784667).
Gelast
de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan:
1 STK Mes, merk: Sivas Paslanmar (goednummer 5784675).
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. H.J. Fehmers en L. Voetelink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 november 2019.