ECLI:NL:RBAMS:2019:8751

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2019
Publicatiedatum
21 november 2019
Zaaknummer
13/751829-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 21 november 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, gedateerd op 12 september 2019, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 20 maart 2019 door de District Court in Bydgoszcz, III Criminal Division, is uitgevaardigd. Het EAB strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1982, die momenteel gedetineerd is in een Nederlandse penitentiaire inrichting.

De behandeling van de vordering vond plaats op 7 november 2019, waarbij de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, aanwezig was. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.F.M. Geeratz, en een tolk in de Poolse taal. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld. Het EAB vermeldt een vonnis van 22 december 2016, waaruit blijkt dat de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van één jaar moet ondergaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de eisen voor overlevering is voldaan, en dat er geen weigeringsgronden zijn. De opgeëiste persoon voldoet echter niet aan de voorwaarden voor gelijkstelling met een Nederlander, omdat hij geen verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd heeft en niet voldoet aan de vereisten voor duurzaam verblijfsrecht.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, aangezien het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Mourik, voorzitter, en mrs. C. Klomp en J.H. Beestman, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. R.R. Eijsten. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751829-19
RK nummer: 19/5396
Datum uitspraak: 21 november 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 12 september 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 maart 2019 door
the District Court in Bydgoszcz , III Criminal Division(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1982,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen op een Nederlands adres,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting “ [naam PI] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 7 november 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.F.M. Geeratz, advocaat te Venlo, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van 22 december 2016 van
the District Court in Bydgoszcz(referentie: III K 845/16).
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot dit vonnis heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon nog volledig te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid; feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
  • opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
  • eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

5.Artikel 6, vijfde lid, OLW in samenhang met artikel 6, tweede lid, OLW

Overlevering van een Nederlander wordt ingevolge artikel 6, tweede lid, OLW niet toegestaan indien deze is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf. Hetzelfde geldt voor een met een Nederlander gelijk te stellen vreemdeling. In artikel 6, vijfde lid, OLW zijn de drie cumulatieve voorwaarden voor gelijkstelling van een vreemdeling met een Nederlander vermeld. Het betreft de volgende drie voorwaarden:
bezit van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd;
in Nederland vervolgd kunnen worden voor de feiten welke aan het Europees aanhoudingsbevel ten grondslag liggen;
de verwachting moet bestaan dat de opgeëiste persoon niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van een hem na overlevering opgelegde straf of maatregel.
De raadsman heeft namens de opgeëiste persoon een beroep gedaan op gelijkstelling met een Nederlander op grond van voormelde bepaling. Hij heeft daartoe ongeveer een half uur voor het geplande aanvangstijdstip van de zitting stukken naar de rechtbank en de officier van justitie gemaild.
De officier van justitie heeft de rechtbank primair verzocht geen acht te slaan op de door de raadsman overgelegde stukken, omdat deze stukken te laat zijn overgelegd. De rechtbank wijst dit verzoek af. De stukken zijn inderdaad onwenselijk laat overgelegd door de raadsman. In dit geval zijn de stukken echter eenvoudig te beoordelen. Ook is van belang dat de officier van justitie subsidiair een standpunt heeft ingenomen over de stukken.
De rechtbank is – in overeenstemming met het subsidiaire standpunt van de officier van justitie – van oordeel dat het beroep op gelijkstelling met een Nederlander niet kan slagen.
De opgeëiste persoon is niet in het bezit van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd.
Evenmin is hij in het bezit van een – volgens vaste rechtspraak van de rechtbank met een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd gelijk te stellen – duurzaam verblijfsrecht als burger van de Europese Unie (EU). Hij heeft (tijdens het verhoor door de officier van justitie bij zijn voorgeleiding) verklaard sinds augustus 2014 in Nederland te verblijven. Een duurzaam verblijfsrecht zou in het geval van de opgeëiste persoon, die als economisch actieve EU-onderdaan in Nederland verblijft, na vijf jaar onafgebroken rechtmatig verblijf worden verkregen. Uitgaande van augustus 2014 als beginpunt van de hiervoor bedoelde periode zou de opgeëiste persoon in augustus 2019 een duurzaam verblijfsrecht kunnen hebben verworven.
Voor de opgeëiste persoon geldt echter dat een door hem in Nederland opgelegde en ondergane gevangenisstraf in de weg staat aan het verwerven van een duurzaam verblijfsrecht. Uit zijn strafblad blijkt namelijk dat hij in de periode van 29 juni 2018 tot en met 26 november 2018 in Nederland een door de Politierechter in de rechtbank Limburg op 5 oktober 2018 opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan. Een gevangenisstraf doorbreekt volgens het Hof van Justitie van de Europese Unie een periode van onafgebroken verblijf (zie: arrest van het EU-Hof van 16 januari 2014 in de zaak C‑378/12, Onuekwere). Deze regel is ook opgenomen in artikel 8.17, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000. De opgeëiste persoon had op 29 juni 2018 nog geen vijf jaar onafgebroken (rechtmatig) in Nederland verbleven. Ook na het ondergaan van zijn gevangenisstraf, op 26 november 2018, is geen sprake van vijf jaar onafgebroken (rechtmatig) verblijf in Nederland.
Gezien het voorgaande voldoet de opgeëiste persoon niet aan de eerste voorwaarde voor gelijkstelling met een Nederlander.
Nu de opgeëiste persoon al niet voldoet aan de onder 1 genoemde voorwaarde komt hij niet voor gelijkstelling met een Nederlander in aanmerking en staat het bepaalde in artikel 6, tweede lid, OLW dus niet in de weg aan het toestaan van de verzochte overlevering.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 266, 267 en 350 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon] ,aan
the District Court in Bydgoszcz, III Criminal Division(Polen) .
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. C. Klomp en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 21 november 2019.
Mr. J.H. Beestman is buiten staat deze
uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.