In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 26 november 2019 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Incasso Partners B.V. (eisende partij) en een consument (gedaagde partij) die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van een bedrag van € 127,69, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een overeenkomst voor internetdiensten met KPN, die aan de gedaagde partij was verkocht. De gedaagde partij had echter niet tijdig gereageerd op de dagvaarding, waardoor verstek werd verleend.
Bij tussenvonnis van 3 september 2019 was de eisende partij in de gelegenheid gesteld om een informatieformulier in te vullen en bewijsstukken te overleggen ter onderbouwing van de vordering. De eisende partij heeft op 1 oktober 2019 een akte ingediend, maar de gedaagde partij heeft hierop niet gereageerd. De kantonrechter oordeelde dat de dagvaarding niet voldeed aan de eisen van artikel 111 Rv en artikel 21 Rv, omdat niet duidelijk was hoe de overeenkomst tot stand was gekomen en er geen kopie van de overeenkomst was overgelegd.
De kantonrechter concludeerde dat de eisende partij niet voldoende feiten en bewijs had aangedragen om de vordering te onderbouwen. Daarom werd de vordering afgewezen en werd de eisende partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde partij op nihil werden begroot. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige onderbouwing van vorderingen in civiele procedures, vooral wanneer de gedaagde partij niet verschijnt.