ECLI:NL:RBAMS:2019:8713

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 november 2019
Publicatiedatum
20 november 2019
Zaaknummer
13-997044-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van uitvoer van heroïne en cocaïne met een aanzienlijke hoeveelheid

Op 20 november 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de uitvoer van 40 kilogram heroïne en 61 kilogram cocaïne. De zaak kwam voort uit een onderzoek genaamd 26Hooper, dat begon op 22 augustus 2019 na een melding van de Britse douane over de ontdekking van heroïne in een zending. De verdachte, geboren in 1962 en gedetineerd, werd beschuldigd van het organiseren van drugstransporten naar Engeland. Tijdens de zitting op 6 november 2019 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. B. Niks, en de verdediging van de verdachte, mr. E. Manders, gehoord. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op verschillende momenten verdovende middelen had opgeslagen in zijn bedrijfspand en dat hij verantwoordelijk was voor het aanbieden van de partijen voor transport. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat er verdovende middelen in de pallets zaten, gezien de omstandigheden en het bewijs dat tegen hem was verzameld. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar, met aftrek van voorarrest, en werden de in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard. De rechtbank overwoog dat de ernst van de feiten en de gevolgen voor de gezondheid van gebruikers zwaar wogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/997044-19
Onderzoek: 26Hooper
Datum uitspraak: 20 november 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] ,
gedetineerd in het [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B. Niks en van wat verdachte en zijn raadsman mr. E. Manders naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. primair
de uitvoer van 40 kilogram heroïne, in de periode van 10 augustus 2019 tot en met 22 augustus 2019 te Ridderkerk/Dordrecht, al dan niet in vereniging gepleegd;
1. subsidiair
voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen ten aanzien van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde en/of vijfde lid, van de Opiumwet, in de periode van 10 augustus 2019 tot en met 22 augustus 2019 te Ridderkerk/Dordrecht, al dan niet in vereniging gepleegd;
2. primair
de uitvoer van 63 kilogram cocaïne, in de periode van 10 augustus 2019 tot en met 22 augustus 2019 te Ridderkerk/Dordrecht, al dan niet in vereniging gepleegd;
2. subsidiair
poging tot uitvoer van 63 kilogram cocaïne, in de periode van 10 augustus 2019 tot en met 22 augustus 2019 te Ridderkerk/Dordrecht, al dan niet in vereniging gepleegd;
2. meer subsidiair
het aanwezig hebben van 63 kilogram cocaïne, in de periode van 10 augustus 2019 tot en met 22 augustus 2019 te Ridderkerk/Dordrecht, al dan niet in vereniging gepleegd;
2. meest subsidiair
voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen ten aanzien van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde en/of vijfde lid, van de Opiumwet, in de periode van 10 augustus 2019 tot en met 22 augustus 2019 Ridderkerk/Dordrecht, al dan niet in vereniging gepleegd.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Feiten en omstandigheden
Het opsporingsonderzoek 26Hooper is gestart op 22 augustus 2019, naar aanleiding van een bericht dat het Landelijk Internationaal Rechtshulp Centrum (LIRC) ontving van de Britse liaison officer. Het Britse douanepersoneel in Dover had 40 kilogram heroïne aangetroffen tussen een lading spinnenvangers, bestemd voor [bedrijf 1] te Hunsdon, Engeland. De lading was vervoerd door [bedrijf 2] , in opdracht van [bedrijf 3] , gevestigd te Ridderkerk. Twee andere pallets met dezelfde eindbestemming en opdrachtgever zouden nog zijn opgeslagen bij [bedrijf 4] te Dordrecht. [1] De eerstgenoemde zending is op 16 augustus 2019 door [naam] , chauffeur bij [bedrijf 5] , opgehaald op het adres [adres] te Ridderkerk. [2] Een deel van de in Dover aangetroffen partij (10.879 gram) is door de Britse autoriteiten getest, waaruit is gebleken dat het diamorfine betreft, [3] een medische term voor heroïne.
Naar aanleiding van deze informatie is [naam 2] , de bedrijfsleider van [bedrijf 5] gehoord. [naam 2] verklaarde dat het bedrijf zendingen die naar Engeland worden getransporteerd ophaalt bij de opdrachtgever. Deze zendingen worden op- of overgeslagen in de loods van [bedrijf 5] en worden vervolgens doorgevoerd naar de loods van [bedrijf 2] UK in Brown Hills Engeland. Daarna worden de zendingen afgeleverd op het Britse afleveradres. [naam 2] verklaarde dat de Engelse autoriteiten hem gevraagd hebben om twee pallets vast te houden, welke eigenlijk op 21 augustus 2019 zouden worden verzonden. Op de CMR vrachtbrief van het desbetreffende transport stond vermeld dat de opdracht voor het transport was gegeven door [bedrijf 6] , per adres [bedrijf 3] te Ridderkerk en dat het moest worden afgeleverd bij [bedrijf 1] te Hunsdon, Engeland. [naam 2] zou de afgelopen maanden meerdere transporten hebben uitgevoerd voor [bedrijf 3] : telkens enkele pallets met dezelfde bestemming. [4]
De pallets die [naam 2] op verzoek heeft vastgehouden zijn onderzocht. In één van de dozen zat een grootverpakking met spinnenvangers, met daarin meerdere pakketjes omwikkeld met tape, met zichtbaar wit poeder aan de zijkanten. Een andere doos op de andere pallet was gevuld met spinnenvangers en met DVD verpakkingen die waren dichtgetaped, ook met wit poeder aan de zijkanten. [5] De inhoud van de verpakkingen werd indicatief getest met een positief resultaat op cocaïne. [6] De twee pallets bleken te zijn geladen met een totaal van tweeëndertig dozen, waarvan negen dozen gesealde pakketten met daarin wit poeder met een positieve indicatie op cocaïne bevatten. [7] In de doos die als eerste is onderzocht, werden vijf gesealde blokken aangetroffen, met daarin een bruto gewicht van in totaal 5,7 kilogram. [8] In de overige acht dozen zijn in totaal zesenvijftig gesealde pakketten aangetroffen. Eén pakket is netto gewogen en woog 1000 gram. [9] Tweeëntwintig van deze pakketten zijn door het NFI onderzocht. De definitieve rapportages wezen uit dat het onderzoeksmateriaal cocaïne betreft. [10]
De rechtbank gaat in zoverre mee in de berekeningswijze van de officier van justitie, dat op basis van het gewogen nettogewicht (1 kilogram) van één pakket, aannemelijk is dat het totaal nettogewicht van 5 + 56 pakketten ongeveer 61 kilogram cocaïne is.
[naam 3] , bedrijfsleider van [bedrijf 3] , heeft verklaard dat [bedrijf 5] de afgelopen weken ongeveer vijf keer pallets met dozen bij hem heeft opgehaald, afkomstig van [verdachte] van [bedrijf 6] uit Ridderkerk, met [bedrijf 2] , Engeland als bestemming. [naam 3] ontving de informatie voor deze transporten op de vrachtbrieven van [bedrijf 6] [11]
Verbalisanten richtten het onderzoek op [adres] te Ridderkerk, waar [bedrijf 6] gevestigd was. Zij zagen verdachte uit het pand komen, met een vuilniszak in zijn hand, welke vuilniszak hij in een Volkswagen Transporter ( [kenteken 1] ) legde. In de vuilniszak die door verdachte in de auto was geplaatst werden dezelfde DVD’s aangetroffen als de DVD’s van de deklading voor de cocaïne. [12] In de Volkswagen Transporter werden daarnaast ook meerdere mobiele telefoons aangetroffen, waaronder drie telefoons van BQ, type Aquaris X(2) en een sealapparaat met folie. [13] BQ Aquaris telefoons zijn zogenaamde cryptophones, waarop het Encrochat-besturingssysteem is geïnstalleerd. [14] In een andere auto die geparkeerd stond voor het bedrijfspand ( [kenteken 2] , op naam van verdachte) werd een verzendbewijs van [bedrijf 7] voor twee pallets aangetroffen, gedateerd 19 augustus 2019, met adres [bedrijf 1] te Hunsdon (Engeland). [15] Verdachte is daarop aangehouden. [16]
Op de telefoon van verdachte zijn foto’s aangetroffen van een cryptotelefoon, waarop berichten te zien zijn die via Encrochat zijn uitgewisseld met de gebruiker ‘jaguarpalace’. Op de berichten zijn getallen/bedragen te zien en wordt er onder meer geschreven over kosten/betalingen, ‘Spanish’, ‘white’ en ‘brown’. [17]
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot integrale bewezenverklaring. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte als medepleger een substantiële bijdrage heeft geleverd aan het uitvoeren van de drugstransporten. Verdachte heeft de drugs opgeslagen in de loods van zijn bedrijf. Verdachte heeft er zorg voor gedragen dat de pallets waarin de drugs zaten konden worden aangeboden bij [bedrijf 3] en hij heeft deze pallets voor vervoer aangeboden, met eindbestemming Groot-Brittannië. Verdachte is verantwoordelijk voor zowel het transport van heroïne op 16 augustus 2019 als het transport van cocaïne op 20 augustus 2019 en hij verzorgde de logistiek rondom de transporten. Zonder verdachte zouden de transporten niet tot stand zijn gekomen. Verdachte vormde een onmisbare schakel bij de uitvoer van heroïne en cocaïne.
Dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van verdovende middelen in de pallets, valt af te leiden uit de (teksten op de) foto’s van de PGP-gesprekken die op de telefoon van verdachte zijn aangetroffen, het aantreffen van PGP-telefoons in de auto van verdachte, de koppeling van verdachte aan de dekladingen en andere gedragingen van verdachte.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft hiertoe onder meer aangevoerd dat verdachte misschien wel feitelijke handelingen heeft verricht, maar dat er geen concrete aanknopingspunten zijn die kunnen leiden tot een bewezenverklaring. Uit geen enkel direct bewijsmiddel volgt dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van verdovende middelen in de pallets. Er kan niet worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met de mededaders, of dat verdachte voorbereidings- of bevorderingshandelingen heeft verricht. Verdachte heeft een deel van zijn bedrijfsruimte onderverhuurd aan [bedrijf 8] en hij heeft hen uit servicegerichtheid wel eens geholpen bij het klaarzetten van transporten. Verdachte is door hen gebruikt en hij is erin geluisd.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat verdachte op verschillende momenten verdovende middelen had opgeslagen in zijn bedrijfspand en dat hij de tenlastegelegde partijen voor transport heeft aangeboden aan respectievelijk [bedrijf 5] en [bedrijf 3] met eindbestemmming Engeland. Ten aanzien van de partij heroïne, feit 1, blijkt dat uit het verzendbewijs dat in de auto van verdachte is aangetroffen, in samenhang bezien met de overige stukken in het dossier, met name de gevorderde gegevens van [bedrijf 5] waaruit blijkt dat deze zending op 16 augustus 2019 is opgehaald bij het bedrijfspand van verdachte. Het nummer van de afhaalopdracht correspondeert met het nummer op het verzendbewijs dat in de auto van verdachte is aangetroffen. Op het verzendbewijs staat dat ‘ [voornaam verdachte] ’, te weten verdachte, heeft getekend voor het afhalen van de pallets. Uit een definitieve test (van een deel) van deze partij blijkt dat het heroïne (diamorfine) betreft. Ten aanzien van de lading cocaïne die bij [bedrijf 5] is aangetroffen, geldt dat de opdracht voor dit transport, via [bedrijf 3] , was gegeven door [bedrijf 6] , het bedrijf van verdachte. De partij was door verdachte aangeboden voor vervoer naar Engeland. Er zijn geen aanknopingspunten dat een ander dan verdachte verantwoordelijk is voor de zojuist genoemde papieren administratie die gelinkt is aan beide transporten. Uit de verklaring van [naam 3] volgt dat verdachte een actieve rol had als het gaat om het regelen van de transporten - hij verschafte de informatie voor op de CMR vrachtbrieven, maar ook de nazorg: verdachte wilde met enige regelmaat weten of de transporten goed waren aangekomen in Engeland. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat verdachte zich zo actief zou inzetten om [bedrijf 8] te hulp te zijn als hij er zelf geen significant belang bij had.
De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte wist dat er verdovende middelen zaten in de pallets die hij voor transport aanbood. Kort voor zijn aanhouding zette verdachte een vuilniszak in zijn auto, waarin DVD-verpakkingen zaten die gelijk zijn aan de verpakkingen die als deklading zijn gebruikt voor de partij cocaïne. Ook zijn er in de loods verpakkingen van spinnenvangers aangetroffen die overeenkomen met de dekladingen. Daarnaast had verdachte foto’s op zijn telefoon staan van berichtenverkeer via Encrochat op een PGP-telefoon. In deze berichten werd (in versluierd taalgebruik) geschreven over de handel in verdovende middelen. Hoewel de rechtbank niet vast kan stellen dat verdachte zelf deelnam aan dit berichtenverkeer, heeft verdachte geen aannemelijke verklaring gegeven over de aanwezigheid van deze berichten in zijn telefoon. In de auto waarin verdachte is aangehouden zijn bovendien drie cryptotelefoons aangetroffen. Cryptotelefoons worden in het criminele circuit veelal gebruikt om door middel van versleutelde berichten veilig met elkaar te kunnen communiceren. Het dossier biedt geen aanwijzingen dat deze telefoons aan een ander dan aan verdachte toebehoren. De verklaring van verdachte, dat ‘de jongens van de koeriersdienst’ aan hem hadden gevraagd of hij de berichten voor hen kon printen en hij daarom een foto/kopie van de berichten op de telefoon had gemaakt, is in het licht van de overige stukken van het dossier ongeloofwaardig. Die verklaring strookt ook niet met zijn eigen veklaring dat deze jongens desgewenst zelf zijn printer mochten gebruiken.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde hoeveelheden heroïne en cocaïne, althans ongeveer 61 kilogram. Voor wat betreft de heroïne baseert de rechtbank zich op de (test)resultaten uit Engeland. Ten aanzien van de cocaïne overweegt de rechtbank dat weliswaar niet alle monsters door het NFI zijn getest en dat er niet van alle monsters een definitieve uitslag is, maar dit maakt niet dat de rechtbank tot een bewezenverklaring van kleinere hoeveelheden komt. Alle pakketten waren op dezelfde wijze verpakt en kwamen qua brutogewicht nagenoeg overeen. Ook zijn al deze pakketten onderworpen aan een indicatieve test, met positief resultaat op cocaïne.
Alles overwegende, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van uitvoer van 40 kilo heroïne en de (verlengde) uitvoer van ongeveer 61 kilo cocaïne. Uit het dossier volgt dat verdachte met anderen heeft samengewerkt om drugstransporten te organiseren, waarbij zijn eigen bijdrage van voldoende gewicht is geweest om van medeplegen te spreken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.1. en bijlage 2 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1. (
primair)
in de periode van 10 augustus 2019 tot en met 22 augustus 2019 te Ridderkerk en/of Dordrecht, tezamen en in vereniging met anderen, een hoeveelheid van ongeveer 40 kilogram heroïne, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht;
2. (
primair)
in de periode van 10 augustus 2019 tot en met 22 augustus 2019 te Ridderkerk en/of Dordrecht, tezamen en in vereniging met anderen, een hoeveelheid van ongeveer 61 kilogram cocaïne, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 (zes) jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en de rechtbank dan ook verzocht geen straf aan verdachte op te leggen en de voorlopige hechtenis op te heffen. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte: de financiële problemen stapelen zich op. Verdachte is kostwinner, zijn vrouw is werkloos en zij dreigen de huurwoning kwijt te raken.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan (verlengde) uitvoer van verdovende midddelen, te weten een grote partij heroïne en cocaïne. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs grote gevaren voor de gezondheid van gebruikers ervan kunnen opleveren en dat het gepaard gaat met overlast in de samenleving. Verdachte heeft zich kennelijk niet bekommerd om de gevolgen voor de gezondheid van gebruikers.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 22 oktober 2019, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het advies van Reclassering Nederland van 18 september 2019, opgesteld door M.T. Meywes, waarin wordt geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering.
Bij het bepalen van de strafmaat is gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en naar de straffen die door deze rechtbank in overeenkomstige zaken zijn toegepast. Een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf is naar het oordeel van de rechtbank op zijn plaats. Dat verdachte kostwinner is en zijn familie nu in financiële problemen verkeert, maakt dit niet anders. Verdachte had dit kunnen voorzien op het moment dat hij zich inliet met de handel in verdovende middelen. Mogelijk is daarin de reden gelegen dat verdachte zich met het strafbare feit heeft ingelaten, maar daarover heeft hij zelf niets verklaard en daarom kan de rechtbank daarmee geen rekening houden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van de straf die door de officier van justitie is gevorderd. Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren passend en geboden. Gelet op de duur van de op te leggen gevangenisstraf, is het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel, zoals geadviseerd door de reclassering, op grond van artikel 14a van het Wetboek van Strafrecht uitgesloten.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
STK Jet Ski SEABOB F5S groen;
1 STK Jet Ski SEABOB F5SR oranje;
1 STK Zaktelefoon BQ, zwart hoesje (PX009870);
1 STK Zaktelefoon BQ, zwart (BJ157209);
1 STK Zaktelefoon BQ, beschadigd scherm (BJ086547);
Geld Euro €1.200,- (24 x 50 biljetten);
1 STK Sealapparaat SOLIS EASYVAC Pro 569;
68. 1 1 STK Administratie CMR/Vrachtbrief van de 2 pallets; en
68. 1 1.00 STK Filter Koolstoffilter.
9.1.
Verbeurdverklaring
De rechtbank gaat ervan uit dat de voorwerpen 3, 4, 5, 7 en 68 aan verdachte toebehoren, nu er geen aanknopingspunten zijn die leiden tot een ander oordeel. Nu met behulp van die voorwerpen het bewezen geachte is begaan of deze voorwerpen tot het begaan van het bewezen geachte zijn bestemd, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
9.2.
Teruggave aan verdachte
De onder 6 en 69 inbeslaggenomen voorwerpen behoren aan verdachte toe en zullen aan hem worden teruggegeven, nu het belang van strafvordering zich daar niet tegen verzet. Er zijn geen directe aanknopingspunten die erop wijzen dat het geldbedrag afkomstig is uit drugsgerelateerde criminaliteit, nu verdachte tevens beschikt over inkomsten uit legale bronnen.
9.3.
Bewaren voor rechthebbende
De onder 1 en 2 genummerde voorwerpen zullen worden bewaard voor de rechthebbenden, nu uit het dossier niet duidelijk volgt wie de rechthebbende is.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 47, en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair:
het in vereniging opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
3. 1 1 STK Zaktelefoon BQ, zwart hoesje (PX009870);
3. 1 1 STK Zaktelefoon BQ, zwart (BJ157209);
3. 1 1 STK Zaktelefoon BQ, beschadigd scherm (BJ086547);
1 STK Sealapparaat SOLIS EASYVAC Pro 569; en
1 STK Administratie CMR/Vrachtbrief van de 2 pallets.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
6. Geld Euro €1.200,- (24 x 50 biljetten); en
1.00 STK Filter Koolstoffilter.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
STK Jet Ski SEABOB F5S groen; en
1 STK Jet Ski SEABOB F5SR oranje.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M.M. Gabel, voorzitter,
mrs. C.C.M. Oude Hengel en M.E.M. James-Pater, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.E. van der Burg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 november 2019.

Voetnoten

1.Een proces-verbaal met nummer 26DLIOLIRC1755 van 22 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , p. 1-2 voorgeleidingsdossier.
2.Een geschrift, te weten een bijlage (Excel bestand) bij een proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens van 19 september 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] , p. 110 einddossier.
3.Een geschrift, te weten een vertaling van een Brits forensisch drugsrapport met nummer KFX/10/17379, nazending, pag. ongenummerd (origineel: “Streamlined Forensic Drugs Report - ”).
4.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer LEFCF19005-24 van 23 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] , p. 3-4 voorgeleidingsdossier.
5.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer LEFCF19005-15 van 23 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 2] , p. 6-8 voorgeleidingsdossier.
6.Een proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict met nummer PL2600-2019042259-3 van 23 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , p. 13 voorgeleidingsdossier.
7.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL2600-2019042259 van 28 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , p. 2-7 einddossier en een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen met nummer PL2600-2019042259-5 van 20 september 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , p. 12-44 einddossier.
8.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL2600-2019042259 van 28 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , p. 7 einddossier.
9.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen met nummer PL2600-2019042259-5 van 20 september 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , p. 12-44 einddossier.
10.Een geschrift, te weten een rapport met nummer 2019.09.20.083 (aanvraag 002), opgemaakt door ing. [naam 4] (NFI-deskundige forensische drugsanalyse), van het Nederlands Forensisch Instituut van 30 september 2019, p. 59 einddossier en een geschrift, te weten een rapport met nummer 2019.09.20.083 (aanvraag 003), opgemaakt door ing. [naam 4] (NFI-deskundige forensische drugsanalyse), van het Nederlands Forensisch Instituut van 30 september 2019, p. 61 einddossier.
11.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer LEFCF19005-12 van 23 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 9] , p. 31
12.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer LEFCF19005-14 van 23 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 10] , p. 32-33 voorgeleidingsdossier.
13.Een proces-verbaal van doorzoeking voertuig [kenteken 1] ter inbeslagneming met nummer LEFCF19005-38 van 27 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 11] en [verbalisant 10] , p. 4-6 raadkamerdossier.
14.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer LEFCF19005-52 van 29 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 12] , p. 68 einddossier.
15.Een proces-verbaal van doorzoeking voertuig [kenteken 2] ter inbeslagneming met nummer LEFCF19005-18 van 23 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 13] , p. 36 voorgeleidingsdossier.
16.Een proces-verbaal van aanhouding met nummer LEFCF19005-8 van 23 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 14] en [verbalisant 15] , p. 38-39 voorgeleidingsdossier.
17.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer LEFCF19005-52 van 29 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 12] , p. 68 einddossier, een geschrift met afbeeldingen uit de telefoon van verdachte, p. 29-34 raadkamerdossier, een proces-verbaal van bevindingen met nummer LEFCF19005-103 van 3 oktober 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 16] , p. 69-71 einddossier en een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer LEFCF19005-94 van 26 september 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 15] en [verbalisant 16] , p. 94 einddossier.