ECLI:NL:RBAMS:2019:8646

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2019
Publicatiedatum
19 november 2019
Zaaknummer
C/13/673105 / KG ZA 19-1028
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over dwangsommen in verband met verbouwing woning en naleving van vergunningseisen

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, zijn [eisers] en [gedaagden] verwikkeld in een geschil over de uitvoering van verbouwingswerkzaamheden aan een woning. [Eisers] hebben een omgevingsvergunning verkregen voor de verbouwing, maar er zijn geschillen gerezen over de naleving van de voorwaarden die aan deze vergunning zijn verbonden. De gemeente Amsterdam heeft aan [eiser sub 1] een omgevingsvergunning verleend voor het maken van een aanbouw met kelder, waarbij specifieke eisen zijn gesteld aan de uitvoering, waaronder de aanleg van een goed doorlatende zandlaag onder de kelderbak en het perforeren van damwanden. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden zijn er problemen ontstaan, waaronder het instorten van damwanden en het niet aanbrengen van de vereiste zandlaag.

[gedaagden] hebben [eisers] in kort geding gedagvaard en vorderden onder andere een bouwstop en de benoeming van een deskundige. De voorzieningenrechter heeft in een tussenvonnis van 22 augustus 2019 geoordeeld dat [eisers] niet aan de vergunningseisen heeft voldaan en heeft hen veroordeeld tot het staken van de werkzaamheden totdat aan de voorwaarden is voldaan. [Eisers] hebben vervolgens de werkzaamheden hervat, maar [gedaagden] hebben opnieuw dwangsommen aangezegd, omdat zij van mening zijn dat [eisers] wederom niet aan de voorwaarden heeft voldaan.

De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak geoordeeld dat [eisers] niet aan de veroordelingen uit het vonnis van 22 augustus 2019 heeft voldaan, waardoor dwangsommen zijn verbeurd. De rechter heeft vastgesteld dat er geen onafhankelijke controle heeft plaatsgevonden op de aanwezigheid van de vereiste zandlaag en dat de verslaglegging door [eisers] niet voldoet aan de eisen die in het vonnis zijn gesteld. De vorderingen van [eisers] om de beslagen op te heffen en de executie te schorsen zijn afgewezen, en de rechter heeft de hoogte van de verbeurde dwangsommen vastgesteld op € 10.000,-.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/673105 / KG ZA 19-1028 MDVH/LO
Tussenvonnis in kort geding van 13 november 2019
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiser sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser sub 3],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisers in conventie bij concept-dagvaarding,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. M.J. Guit te Naarden,
tegen

1.[gedaagde sub 1]

2.
[gedaagde sub 2],
3.
[gedaagde sub 3],
4.
[gedaagde sub 4],
5.
[gedaagde sub 5],
6.
[gedaagde sub 6],
7.
[gedaagde sub 7],
8.
[gedaagde sub 8],
allen wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
vrijwillig verschenen,
advocaat mr. G. Kuijper te Amsterdam.
Partijen zullen hierna ook (gezamenlijk) [eisers] . en [gedaagden] . worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Op de mondelinge behandeling van 17 oktober 2019 heeft [eisers] . gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, met dien verstande dat hij zijn eis heeft gewijzigd (vermeerderd) zoals hierna onder 3.1 vermeld. [gedaagden] . hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen, en vervolgens in reconventie gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte akte en akte wijziging eis (pleitnota). [eisers] . heeft de vorderingen in reconventie bestreden. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Ter zitting waren aanwezig:
Aan de zijde van [eisers] .: [eiser sub 1] , [eiser sub 2] en [betrokkene 1] , werkzaam bij [bedrijf 3] en opsteller van het door [eisers] . ingebrachte stuk getiteld ‘Beknopt Bemalingsadvies’, met mr. Guit;
Aan de zijde van [gedaagden] .: [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] (gedaagde sub 2), [gedaagde sub 3] (gedaagde sub 3), [gedaagde sub 4] (gedaagde sub 4), [gedaagde sub 5] (gedaagde sub 5) en [gedaagde sub 7] (gedaagde sub 7) met mr. Kuijper.
1.2.
[eisers] . is na afloop van de mondelinge behandeling in de gelegenheid gesteld om een verklaring van zijn aannemer in het geding te brengen. Hij heeft op 24 oktober 2019 een akte en vier aanvullende producties ingediend. [gedaagden] . hebben bij akte van 28 oktober 2019 gereageerd op de producties van [eisers] . Partijen hebben vervolgens verzocht vonnis te wijzen.

2.De feiten

2.1.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] zijn eigenaren van de woning aan de [adres] te [woonplaats] . De woning wordt op dit moment verbouwd, alvorens [eiser sub 1] en [eiser sub 2] deze zullen gaan bewonen. [eiser sub 1] is bestuurder en enig aandeelhouder van [eiser sub 3] . [eiser sub 1] heeft de uitvoering van de werkzaamheden opgedragen aan [eiser sub 3] , welke vennootschap contracten met (onder)aannemers aangaat.
2.2.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] bewonen [adres] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] bewonen [adres] , [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] bewonen [adres] , [gedaagde sub 7] en [gedaagde sub 8] bewonen [adres] .
2.3.
Op 8 februari 2019 heeft de gemeente Amsterdam aan [eiser sub 1] een omgevingsvergunning verleend voor onder meer het maken van een aanbouw met kelder. In de omgevingsvergunning staat, voor zover van belang, het volgende:
“(…)
4. De volgende voorschriften dienen in acht te worden genomen ter voorkoming van negatieve effecten op de bestaande grondwaterstanden: (waternet)
a. langs de gehele ondergrondse kelderbak moet een laag goed doorlatend zand van 30 cm à 50 cm worden aangebracht, die in goede verbinding staat met het maaiveld aan de voor- en achterzijde van het pand;
b. de damwanden moeten volledig worden verwijderd;
c. indien het niet mogelijk is de damwanden te verwijderen moeten de verloren damwanden worden voorzien van uitsparingen of gaten om de doorstroming van die zandlaag te behouden;
d. afhankelijk van de duur en de hoeveelheid grondwater die wordt onttrokken moet er een melding of vergunning bij het Waternet worden ingediend;
e. het toepassen van een ontwateringssysteem via een gesloten leiding met lozing op het riool is niet toegestaan;
(…)”.
2.4.
Tussen partijen zijn geschillen gerezen over de (wijze van) uitvoering van de verbouwing door [eisers] .
2.5.
In mei en juni 2019 zijn er problemen geweest met het uitgraven van de grond waarin de kelderbak moet komen. In eerste instantie is [eisers] . gestart met graven zonder het plaatsen van damwanden. Daarop is grond weggespoeld, is de bouw stilgelegd, en zijn eind mei/begin juni 2019 alsnog damwanden geplaatst. Ook zijn in deze periode scheuren ontstaan in de gevel van de woning boven die van [eiser sub 1] .
2.6.
Op 6 juni 2019 heeft de gemeente de damwanden gecontroleerd en bij brief van 7 juni 2019 heeft de gemeente aan [gedaagden] . laten weten dat de damwanden in orde zijn bevonden en dat, zodra de grond aan de buitenzijde van de damwanden zou zijn aangevuld, zou mogen worden gestart met het wegpompen van water.
2.7.
Op 7 juni 2019 is gestart met het wegpompen van water uit de bouwput. De damwanden zijn op dat moment ingestort, volgens de gemeente waarschijnlijk doordat de damwanden niet diep genoeg waren geplaatst, en het aangestorte zand nog aan het zetten was. Volgens [eisers] . was de oorzaak van het instorten dat hij op instructie van de gemeente het water achter in de tuin heeft geloosd en niet op het riool. Bij het doorbreken van de damwand is grond weggespoeld.
2.8.
[gedaagden] . hebben [eisers] . bij dagvaarding van 26 juni 2019 in kort geding gedagvaard en hebben een bouwstop en benoeming van een deskundige gevorderd. De behandeling van het kort geding vond plaats op 4 juli 2019. In de pleitnota van mr. Guit van die datum staat, voor zover voor het onderhavige kort geding van belang, het volgende:
“(…)
Status van het bouwwerk
45. De stand van het werk op de belangrijkste onderdelen is per heden als volgt: (…)
b. De damwand staat gefixeerd op twee hoogtes met staal en de bouwput is leeggepompt. Vervolgstap hier is dat een zandlaag wordt aangebracht in de bouwput met daarop een werkvloer. Na het plaatsen van de schroefinjectiepalen kan de bewapening gemaakt worden en beton gestort.
(…)”.
2.9.
In een tussenvonnis van 9 juli 2019 heeft de voorzieningenrechter de eerder bij mondeling vonnis op 4 juli 2019 opgelegde bouwstop bevestigd en een voorlopig deskundigenonderzoek gelast door ing. [deskundige] (hierna: de deskundige, of [deskundige] ). Kort gezegd is de deskundige verzocht te rapporteren over de vraag of de bouwplannen voldoen aan de eisen van de kunst en of de constructieve werkzaamheden die tot nu toe zijn uitgevoerd op juiste wijze zijn uitgevoerd.
2.10.
De deskundige heeft op 21 augustus 2019 een rapport afgegeven.
2.11.
Bij eindvonnis van 22 augustus 2019 heeft de voorzieningenrechter in het eerdergenoemde kort geding kort gezegd geoordeeld dat een aantal plannen/ uitgevoerde werkzaamheden niet voldoet en dat controle nodig is op de voortgang van de verbouwing, voor zover het constructieve onderdelen betreft. In dat vonnis is verder, voor zover van belang, het volgende overwogen en beslist:
“(…)
4.2 (…)
Zoals de deskundige heeft geadviseerd, zal [eisers] . worden veroordeeld de werkwijze exact per fase te omschrijven, berekenen en tekenen, en het resultaat ter goedkeuring voor te leggen aan de constructeur van [bedrijf 1] en de toezichthouder van de gemeente. Voor de duidelijkheid wordt overwogen dat de uiteindelijke beslissing om de bouwplannen en uitvoering al dan niet goed te keuren bij de gemeente ligt, en niet bij de constructeur of de deskundige [deskundige] .
4.3
Voorafgaand aan het indienen van de (gewijzigde) plannen bij de gemeente zal de constructeur van [bedrijf 1] [de door [eisers] . ingeschakelde constructeur, vzr.] samen met de deskundige [deskundige] het werk ter plaatse moeten controleren om te bezien of de feitelijke situatie overeenstemt met de stukken en de verdere bouwplannen moeten doornemen. (…) Ook is inmiddels bekend dat de damwanden na voltooiing van de bouw zullen blijven staan, zodat eventueel voorzieningen moeten worden getroffen met betrekking tot het grondwater.
Nu eerder bij de bouw is afgeweken van de bouwplannen zoals die zijn vergund en berekend, zal [eisers] . tevens worden veroordeeld de constructeur van [bedrijf 1] eenmaal per twee dagen uit te nodigen om te controleren of de bouw conform de plannen wordt uitgevoerd, met verslaglegging aan [gedaagden] ., en zal [eisers] . de bouwinspecteur van de gemeente Amsterdam wekelijks moeten uitnodigen ter controle, beide zolang er constructieve werkzaamheden in de woning van [eisers] . plaatsvinden. De norm die hierbij dient te worden aangehouden is dat de constructie voldoet aan de eisen van de kunst, er worden geen hogere normen opgelegd aan [eisers] .. Deze vorderingen zullen worden toegewezen, als het mindere van hetgeen is gevorderd. (…)
(…)

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [eisers] . hoofdelijk de bouwwerkzaamheden te staken en gestaakt te houden totdat de onder 4.2 en 4.3 genoemde stappen zijn genomen, te weten het opstellen van een nieuwe berekening, tekening en exacte beschrijving van de gekozen werkwijze per fase van de constructieve bouwwerkzaamheden door/voor de constructeur van [bedrijf 1] , het laten controleren van deze bouwplannen zo nodig ter plaatse door de deskundige [deskundige] , het in overleg aanpassen van die berekeningen, tekeningen en werkbeschrijvingen, en die ter uiteindelijke goedkeuring voorleggen aan de gemeente,
5.2.
veroordeelt [eisers] . om eenmaal per twee dagen de vorderingen van de constructieve werkzaamheden van de verdere bouw te laten controleren door een constructeur van [bedrijf 1] , met verslaglegging aan [gedaagden] ., en om de bouwinspecteur van de gemeente Amsterdam eenmaal per week uit te nodigen om het werk te controleren,
5.3.
veroordeelt [eisers] . hoofdelijk om aan [gedaagden] . een dwangsom te betalen van € 1.000,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat hij niet aan de veroordeling onder 5.1 en/of 5.2 voldoet, tot een maximum van € 100.000,-, (…)”
2.12.
Op 19, althans 20 september 2019 is de bouw hervat. Op 20 september 2019 zijn (constructieve) werkzaamheden aan het bovenste portaal uitgevoerd. Op 23 september 2019 heeft de constructeur van [bedrijf 1] dat werk gecontroleerd. Op 24 september 2019 heeft [eiser sub 1] [gedaagden] . daarover per
e-mail geïnformeerd.
2.13.
Op 27 september 2019 is de bouwput leeggepompt. Op 30 september 2019 is de werkvloer (beton) gestort in de kelderbak. Daarbij was [betrokkene 2] , bouwinspecteur van de gemeente Amsterdam, aanwezig.
2.14.
Bij e-mail van 1 oktober 2019 hebben [gedaagden] . [eisers] . gesommeerd de werkzaamheden te staken en hebben zij dwangsommen aangezegd, omdat volgens [gedaagden] . niet is voldaan aan het vonnis.
2.15.
Op 2 oktober 2019 heeft [gedaagde sub 1] een lekkage geconstateerd in zijn kelder. Hij heeft dit gemeld aan [eisers] .
2.16.
Op 3 oktober 2019 heeft [eisers] . de constructieve werkzaamheden gestaakt.
2.17.
In een e-mail van de bouwinspecteur van de gemeente Amsterdam [betrokkene 2] van 4 oktober 2019 aan [eiser sub 1] , staat onder meer het volgende:
“(…) In antwoord op uw vraag kan ik het volgende mededelen;
1. Ik ben vanaf opstart werkzaamheden iedere week uitgenodigd en op de hoogte gehouden van de werkzaamheden.
2. De gaten in de permanente damwand behoren pas na de stort van de constructievloer te worden aangebracht daar anders de functie van de damwand vermindert wordt.
3. De zandlaag is gecontroleerd door uw eigen constructeurs en controle bureau.
4. Verslaggeving mag met instemming en goedkeuring van uw controleurs ook door u opgesteld worden.
(…)”.
2.18.
In een e-mail van [betrokkene 3] , constructeur van [bedrijf 1] , van 15 oktober 2019 aan [eiser sub 1] staat onder meer het volgende:
“(…)
1. Wij hebben vastgesteld dat bovenkant werkbeton op 85 cm onder het maaiveld ligt.
2. De diepte van de bouwput is vastgesteld aan het hand van twee uitgangspunten:
A. De vloer in de uitbouw zal na realisatie van de betonnen vloer op gelijke hoogte moeten liggen met de vloer in de bestaande kelder (zie ook constructietekening)
B. In de bouwput zal minimaal 30 cm zand gestort worden, een werkvloer van 10 cm en een betonnen bak van 25 cm.
3. Maaiveld (tuinzijde) ligt op -4,13 NAP en bovenkant werkvloer daarmee op -4,98 NAP (4,13+0,85)
4. Uit bovenstaande blijkt dat bodem bouwput minimaal op -5,38 NAP moet liggen (10 cm werkbeton en 30 cm zand).
5. Bouwput naar zeggen aannemer uitgegraven naar -5,50 NAP. Foto’s van bouwput zijn met IRG gedeeld. Diepte bouwput is op basis van foto’s niet exact vast te stellen, echter dat de bodem op een diepte van -5,38 NAP of dieper ligt is zeer aannemelijk. De diepte van -5,50 is niet onwaarschijnlijk.
6. Er is zand gestort in de bouwput om tot het juiste niveau voor de werkvloer te komen. Afleverbewijzen voor zand zijn met IRG gedeeld. Voor zandlaag van de uitbouw moet circa 4(lengte)*6,6(breedte)*0,3(dikte)=8m3 zand zijn gebruikt. Afleverbewijzen geven 4+5=circa 9 m3 zand aan. Aannemelijk is dus dat er minimaal 8m3 zand is aangebracht. (…)
Concluderend: op basis van bovenstaande, blijkend uit het verschil tussen de onderkant werkvloer (-5,08 NAP) en bodem bouwput (tussen -5,38 en -5,50 NAP) is het zeer aannemelijk dat er een zandlaag van 30 centimeter ligt onder het werkbeton.
(…)” .
2.19.
Kort voor de zitting in dit kort geding op 17 oktober 2019 hebben [gedaagden] . executoriaal (derden)beslag gelegd ten laste van [eisers] . in verband met de aangezegde dwangsommen.
2.20.
In de Nederlandse vertaling van de in het Slowaaks opgestelde verklaring van de aannemer van [eisers] ., [aannemer] , van 23 oktober 2019 staat het volgende:
“Mijn uitleg ten aanzien van het zand is als volgt. Op 7 mei hebben we 4 m3 zand bezorgd en vervolgens in de uitgravingen gestort. Op 5 juni is voor hetzelfde doel nog eens 5 m3 bezorgd, die wij in de uitgravingen binnen en buiten hebben gestort. Aangezien er niet genoeg zand was, hebben we op 2 juli nog eens 2 m3 zand bezorgd, en ook nog ongeveer 1,5 m3 zand van het frezen van de betonnen vloer gebruikt, dat 10-12 april heeft plaatsgevonden. De hele hoeveelheid is gebruikt als onderlaag onder het werkbeton.”
2.21.
[eisers] . heeft een aantal facturen in het geding gebracht van Bouwmaat met betrekking tot de levering van een aantal
‘big bags’ophoogzand en vloerenzand. Op 7 mei 2019 zijn 4
big bagsgeleverd, dat wil zeggen 4 m3 zand. Op 7 juni 2019 zijn 5
big bagsgeleverd. Bij beide facturen staat dat het om een spoedlevering gaat. Voorts heeft [eisers] . op 2 juli 2019 2
big bagsgekocht en op 27 september 2019 nog eens 2
big bags.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eisers] . vordert – samengevat en na wijziging van eis – uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. alle uit hoofde van het vonnis van 22 augustus 2019 gelegde beslagen op te heffen;
II. de executie van het vonnis van 22 augustus 2019 te schorsen, voor zover het dwangsommen betreft die tot op heden zijn verbeurd, en in lijn hiermee [gedaagden] . te verbieden om op grond van de door hen tot nu toe aan de executie ten grondslag gelegde stellingen nieuwe dan wel nadere beslagen te leggen, op straffe van dwangsommen;
III. [gedaagden] . hoofdelijk te veroordelen om voor zover als gevolg van de gelegde beslagen door hen is geïncasseerd, de opbrengst aan [eisers] . terug te betalen vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van de afdracht;
Subsidiair:
IV. zodanige voorzieningen te treffen, zoveel mogelijk in lijn met het onder I tot en met III gevorderde, als de voorzieningenrechter vermeent te behoren;
Primair en subsidiair:
V. [gedaagden] . te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagden] . voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, bij de beoordeling ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagden] . vorderen – samengevat en na wijziging van eis – uitvoerbaar bij voorraad:
A. met betrekking tot het vonnis van 22 augustus 2019:
1) om de daarin opgelegde dwangsommen te verhogen tot € 5.000,- per dag of dagdeel;
2) (voor zover nodig: bij wijze van aanvulling van dit vonnis) te bepalen dat de in dat vonnis opgenomen informatieplicht van [eisers] . aan [gedaagden] . inhoudt dat:
a. a) een voortgangsverslag (als bedoeld in de beslissing onder 5.2) slechts als zodanig wordt aangemerkt indien door [bedrijf 1] opgesteld en rechtstreeks aan [gedaagden] . verzonden;
b) de verplichting tot tweedaagse verslaglegging betrekking heeft op maandag tot en met zaterdag, gedurende de hele periode dat de constructie (van de keldervloer (uitbouw en binnenshuis), achterportaal etc.) nog niet definitief is voltooid;
c) [gedaagden] . moeten worden geïnformeerd over de bevindingen van [bedrijf 1] zowel wat betreft nog uit te voeren werkzaamheden (minimaal twee dagen van tevoren) als over reeds gedane werkzaamheden (maximaal twee dagen achteraf);
d) de per dag opgelegde dwangsommen eveneens verbeurd raken indien is/wordt gebouwd in strijd met de vergunningsvereisten en/of de daarmee strijdige situatie voortduurt,
althans om het vonnis op andere wijze aan te vullen,
3) een onafhankelijke deskundige te benoemen die de controlerende rol als bedoeld in het vonnis overneemt van [bedrijf 1] ;
B. met betrekking tot de constructieve werkzaamheden:
4) verdere constructieve werkzaamheden aan de keldervloer en het stalen portaal etc. te verbieden totdat aan alle punten genoemd onder 5) zal zijn voldaan;
5)
a. a) [eisers] . te veroordelen om binnen vier weken na dit vonnis:
de keldervloer (uitbouw en inpandig) verwijderd te hebben, de zandlaag te hebben aangebracht, en de damwanden te hebben geperforeerd, een en ander conform de voorschriften,
aan [gedaagden] . een rapport van een onafhankelijk deskundige over te leggen waaruit blijkt dat het voorgaande is uitgevoerd, en dat de kwaliteit van de uitvoering door de deskundige is onderzocht en goed bevonden;
b) althans (subsidiair):
een deskundige te benoemen die een voor partijen bindende beslissing zal nemen welke oplossing dient te worden gevolgd om te garanderen dat is voldaan aan alle voorschriften, en geen schade wordt toegebracht aan de eigendommen die gemeenschappelijk en/of van [gedaagden] . zijn;
[eisers] . te veroordelen om te zorgen dat de beslissing van de deskundige binnen vier weken na die beslissing zal zijn uitgevoerd;
de deskundige eveneens de schade aan de fundering te laten begroten en om een oordeel te vragen over het causaal verband met de werkzaamheden door [eisers] .
te bepalen dat de kosten voor de deskundige voor rekening van [eisers] . zijn,
het voorgaande met bepaling dat de uit te voeren werkzaamheden (als constructief van aard) vallen onder de informatieverplichtingen in het vonnis van – naar de voorzieningenrechter begrijpt – 22 augustus 2019;
C. eis aanvullende informatie:
[eisers] . te veroordelen
6) tot het verstrekken van de uitkomst van nader onderzoek naar de staalconstructie;
7) om binnen een week na het vonnis de meetgegevens als bedoeld in randnummer 20-21 van de conclusie van antwoord met betrekking tot de peilbuizen aan de voorzijde en aan de achterzijde van het huis) aan [gedaagden] . ter beschikking te stellen;
D. eis aanvullend onderzoek:
8) om een deskundige te benoemen die zal onderzoeken in welke mate de handelingen door [eisers] . schade hebben toegebracht aan de funderingen van de panden van partijen, waarvan de kosten door [eisers] . dienen te worden betaald;
9) om een deskundige te benoemen die zal vaststellen hoe dik de zandlaag onder de vloer in de uitbouw is en om onderzoek uit te voeren op het moment dat de gaten in de damwand zullen worden gemaakt,
het voorgaande sub 4, 5 en 6 en 7 op straffe van dwangsommen, en met veroordeling van [eisers] . in de proceskosten.
4.2.
[eisers] . voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, bij de beoordeling ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

Inleiding

5.1.
Kern van het geschil is de vraag of [eisers] . aan het vonnis van 22 augustus 2019 heeft voldaan en of dwangsommen zijn verbeurd. In een geschil over de executie van dwangsommen geldt in zijn algemeenheid dat allereerst moet worden vastgesteld wat doel en strekking zijn van de veroordeling waaraan de dwangsommen zijn verbonden. Daarbij geldt dat de veroordeling niet verder strekt dan ter bereiking van het daarmee beoogde doel. De draagwijdte van een gegeven verbod dient derhalve beperkt te worden uitgelegd. Bij beantwoording van de vraag of dwangsommen zijn verbeurd moeten vervolgens de ter uitvoering van het vonnis verrichte handelingen worden getoetst aan de inhoud van de veroordeling, zoals die is uitgelegd. Geen dwangsommen zijn verbeurd indien het onredelijk zou zijn van de veroordeelde meer inspanningen en zorgvuldigheid te vergen dan hij heeft betracht.
Het vonnis van 22 augustus 2019
5.2.
De verplichtingen die in het vonnis van 22 augustus 2019 aan [eisers] . zijn opgelegd komen, kort weergegeven, op het volgende neer:
  • het opstellen van een nieuwe berekening, tekening en exacte beschrijving van de gekozen werkwijze per fase van de constructieve bouwwerkzaamheden door de constructeur van [bedrijf 1] ;
  • het laten controleren van deze plannen door de deskundige [deskundige] en zo nodig aanpassen;
  • het ter goedkeuring voorleggen van deze plannen aan de gemeente;
  • het eenmaal per twee dagen de constructieve werkzaamheden laten controleren door een constructeur van [bedrijf 1] , met verslaglegging aan [gedaagden] .;
  • het eenmaal per week de bouwinspecteur van de gemeente uitnodigen ter controle.
5.3.
Doel en strekking van het vonnis van 22 augustus 2019 was om een onafhankelijke controle te laten plaatsvinden op de constructieve werkzaamheden, omdat eerder was afgeweken van de bouwplannen zoals die zijn vergund en berekend en uit het rapport van de deskundige bleek dat een aantal uitgevoerde werkzaamheden niet voldeed aan de vergunning dan wel de eisen van de kunst. De voorzieningenrechter heeft, in de woorden van [eisers] ., hem en [gedaagden] . uit elkaar gehaald en het vonnis zo geconstrueerd dat het controlemechaniek in handen van de constructeur en de gemeente werd gegeven.
5.4.
Evident is voorts dat [eisers] . zich bij de uitvoering van de verdere constructieve bouwwerkzaamheden aan de (aangepaste) plannen zoals die zijn vergund of nadien goedgekeurd door de gemeente dient te houden. Daar is nu juist de controle op gericht.
Overtredingen volgens [gedaagden] .
5.5.
[gedaagden] . hebben zich in hun brieven aan [eisers] . (later nader toegelicht ter zitting) op het standpunt gesteld dat [eisers] . op – kort gezegd – een tweetal punten niet aan het vonnis van 22 augustus 2019 heeft voldaan: (i) er is beton gestort in de kelderbak, terwijl niet is voldaan aan de vergunningsvoorwaarden en (ii) de verslaglegging door [eisers] . voldoet niet.
Kelderbak
5.6.
Het debat tussen partijen richt zich met name op de vraag of voorafgaand aan het storten van de betonnen werkvloer in de kelder voldoende zand is gestort in de bouwput. De omgevingsvergunning stelt de eis dat onder het beton een laag van 30 à 50 cm goed doorlatend zand wordt aangebracht onder de kelderbak, om de doorstroming van grondwater mogelijk te maken. Ook is volgens de vergunning vereist dat de damwanden worden geperforeerd, eveneens om doorstroming mogelijk te maken. Dat de damwanden (nog) niet zijn geperforeerd staat vast tussen partijen. Wel verschillen zij van mening over de vraag of dat nu nog kan worden gedaan, nu de kelderbak al is gestort, of niet.
5.7.
Partijen twisten over de vraag of nu wel of niet een laag van 30 à 50 cm goed doorlatend zand in de kelderbak is aangebracht.
Volgens [gedaagden] . is dat niet gebeurd. Hoewel [eisers] . weet dat de zandlaag en de (perforatie van de) damwanden de voornaamste punten van zorg zijn bij [gedaagden] ., heeft hij deze zaken in zijn berichtgeving aan [gedaagden] . buiten beschouwing gelaten. Het storten van zand en het maken van gaten in de damwanden zijn niet aangekondigd en deze werkzaamheden hebben dus ook nooit plaatsgevonden. Het storten van het beton op 30 september 2019 is evenmin aangekondigd en kwam voor [gedaagden] . als een totale verrassing, aldus steeds [gedaagden] .
Volgens [eisers] . is wel een zandlaag van 30 à 50 cm onder de kelderbak aangebracht. Hij heeft dit desgevraagd ter zitting bevestigd en herhaald in zijn schriftelijke verklaring die hij bij akte van 24 oktober 2019 in het geding heeft gebracht.
5.8.
Hier geldt het volgende. De bouwplannen met betrekking tot de zandlaag en het perforeren van de damwand zijn na het vonnis van 22 augustus 2019 niet aangepast ten opzichte van de vergunning en er is ook geen nieuwe vergunning verleend. Uitgangspunt is dus dat [eisers] . zich aan de vergunning moet houden en dat betekent dat een zandlaag van 30 à 50 cm onder de kelderbak moet worden aangebracht. Op grond van hetgeen [eisers] . ter zitting naar voren heeft gebracht en de door hem in het geding gebrachte stukken, kan de voorzieningenrechter niet vaststellen dat dit is gebeurd en acht zij het voorshands onaannemelijk dat dit is gebeurd. Hiertoe wordt het volgende overwogen. Op grond van het vonnis van 22 augustus 2019 had de controle of de bouw conform de plannen wordt uitgevoerd en dus eveneens of een zandlaag van 30 à 50 cm onder de kelderbak werd aangebracht, moeten plaatsvinden door de constructeur van [bedrijf 1] . Uit niets blijkt dat de constructeur ten aanzien van de zandlaag enige controle heeft uitgevoerd en van een controle ter zake is dan ook geen verslag gedaan aan [gedaagden] . Uit de achteraf opgestelde e-mail van de constructeur van 15 oktober 2019 blijkt slechts dat hij het aannemelijk acht dat een zandlaag van 30 cm aanwezig is. Hij baseert deze conclusie op de mededeling van de aannemer, en op foto’s van de bouwput, waarop de diepte niet exact is vast te stellen. De constructeur heeft de aanwezigheid van de zandlaag dus niet zelf geconstateerd.
5.9.
Daarnaast moest [eisers] . de bouwinspecteur van de gemeente eenmaal per week uitnodigen ter controle. Weliswaar blijkt uit de e-mail van [betrokkene 2] van 4 oktober 2019 dat hij wekelijks is uitgenodigd, maar nergens ligt vast dat hij heeft geconstateerd dat in de bouwput een zandlaag van ten minste 30 cm is aangebracht. Integendeel, [betrokkene 2] schrijft daarover dat
“de zandlaag is gecontroleerd door uw eigen constructeurs en controle bureau”. Dat [betrokkene 2] aanwezig was bij het storten van het beton op 30 september 2019 en toen niets heeft gezegd over de zandlaag is, anders dan [eisers] . heeft betoogd, onvoldoende om aan te nemen dat hij toen ‘dus’ heeft geconstateerd dat alles in orde was.
5.10.
Al met al moet worden geconcludeerd dat er geen onafhankelijke partij is die de aanwezigheid van de zandlaag heeft gecontroleerd. Reeds op grond hiervan moet worden geoordeeld dat [eisers] . niet aan (de geest van) het vonnis van 22 augustus 2019 heeft voldaan.
5.11.
Geconcludeerd moet verder worden dat alle betrokkenen (de gemeente, [bedrijf 1] en [eiser sub 1] /de aannemer) de verantwoordelijkheid voor de controle naar elkaar doorschuiven. Bovendien heeft eigenlijk niemand, behalve [eiser sub 1] zelf, uitdrukkelijk verklaard dat de zandlaag van 30 à 50 cm daadwerkelijk is aangebracht. [gedaagden] . hebben er terecht op gewezen dat ook de aannemer niet verklaart – zoals de voorzieningenrechter had gevraagd – wanneer en hoe hij die zandlaag van 30 à 50 cm heeft aangebracht, maar aan de hand van de facturen construeert dat dit het geval moet zijn. Een dergelijke verklaring van degene die het zand daadwerkelijk moet hebben gestort, roept minst genomen vraagtekens op.
5.12.
Daarbij komt dat, zoals [gedaagden] . terecht naar voren hebben gebracht, er een aantal tegenstrijdigheden zit in de verklaringen van [eiser sub 1] zelf. Ter zitting van 4 juli 2019 moest de zandlaag, naar eigen zeggen van [eisers] ., nog worden aangebracht, zo blijkt onder meer uit de pleitnota van mr. Guit van die datum (zie onder 2.8). In de verklaring van 24 oktober 2019 schrijft [eiser sub 1] dat het zand er al lag op 4 juli 2019. Volgens die verklaring is het zand in etappes aangebracht. In de week van 10 april 2019 is reeds een deel van de bestaande keldervloer weggefreesd, hetgeen een laag van ongeveer 1,5 m3 zand heeft opgeleverd dat in de bouwput is achtergebleven. Verder is er volgens [eiser sub 1] op 7 mei 2019 4 m3 zand gestort, op 5 juni is 5 m3 bezorgd en gestort en op 2 juli is nog eens 2 m3 bezorgd (dat niet is gebruikt). Ter zitting heeft de door [eisers] . meegebrachte deskundige [betrokkene 1] dan weer verklaard dat de standaardwerkwijze bij grondverbetering is dat op het laatste moment voor het beton storten de slappe klei wordt weggegraven (omdat anders de damwand te lang instabiel is) en dat daarna zand en beton wordt gestort. Die verklaring is in het geheel niet te rijmen met hoe het volgens [eisers] . is gegaan – volgens hem lag de zandlaag er immers al sinds begin juli 2019 en is er vlak voor het aanbrengen van de werkvloer helemaal geen zand meer (bij)gestort.
5.13.
[gedaagden] . hebben er voorts op gewezen dat het ‘zand’ afkomstig van de freeswerkzaamheden geen zand is maar bouwpuin, en dat de waterdoorlatendheid daarvan onbekend is, zodat dit ‘zand’ niet kan zijn gebruikt voor het aanbrengen van de vereiste ‘goed doorlatende’ zandlaag. Daarnaast lagen de constructieve werkzaamheden in de week van 10 april 2019 stil, en is de stalen damwand pas rond 23 mei 2019 geplaatst, waarbij eerst nog dieper is gegraven. Dat er in de week van 10 april 1,5 m3 ‘zand’ is aangebracht in de bouwput is derhalve ook in het licht hiervan voorshands onaannemelijk.
5.14.
Al met al moet de conclusie zijn dat ook op basis van hetgeen [eisers] . in het kader van deze procedure naar voren heeft gebracht – zeker in het licht van wat [gedaagden] . daar tegenin heeft gebracht – ook niet (alsnog) kan worden vastgesteld dat de vereiste zandlaag is aangebracht. Dit betekent dat [eisers] . op dit punt niet aan het vonnis heeft voldaan, zodat dwangsommen zijn verbeurd. De overige argumenten van [gedaagden] . waarmee zij de stelling van [eisers] . dat voldoende zand is aangebracht bestrijden, behoeven dan ook geen bespreking.
5.15.
Voor zover [eisers] . heeft willen betogen dat het vanuit technisch oogpunt een misvatting is dat een zandlaag en perforatie van de damwanden nodig zijn, omdat door het polderriool in de binnentuinen het grondwater op het juiste niveau wordt gehouden, en dat dus ook – zo begrijpt de voorzieningenrechter – volgens de in rechtsoverweging 4.3 van het vonnis van 22 augustus 2019 is, althans kan zijn gewerkt, zonder zandlaag en perforatie, wordt daaraan voorbij gegaan. De aan [eisers] . verstrekte vergunning vereist nu eenmaal een zandlaag van 30 à 50 cm en perforatie en [eisers] . heeft zich in de processtukken, ter zitting en in zijn na de zitting ingebrachte schriftelijke verklaring uitdrukkelijk op het standpunt gesteld dat de zandlaag aanwezig is en dat perforatie nog zal worden gedaan, zodat de relevantie van dit betoog niet duidelijk is.
Verslaglegging
5.16.
Verder is in het vonnis van 22 augustus 2019 geoordeeld dat [eisers] . sinds de hervatting van de bouw iedere twee werkdagen de constructeur moet uitnodigen en dat daarvan verslag moet worden uitgebracht aan [gedaagden] .
zolanger constructieve werkzaamheden in de woning van [eisers] . plaatsvinden”. [eisers] . heeft – naar zijn zeggen – slechts verslag uitgebracht als er werkzaamheden waren verricht. Dit strookt niet met de veroordeling in het vonnis. Dat kan immers niet anders worden uitgelegd dan dat gedurende de hele periode totdat de constructieve werkzaamheden zijn voltooid, verslag moet worden uitgebracht, en niet slechts
alsconstructieve werkzaamheden zijn verricht. Vaststaat dat [eiser sub 1] sinds de hervatting van de werkzaamheden tot aan het stilleggen daarvan driemaal verslag heeft gedaan door middel van een e-mail (op 24 en 27 september en 1 oktober 2019). De periode vanaf 20 september tot 3 oktober 2019 telt 11 werkdagen (uitgaande van zes werkdagen per week). [eisers] . had dus zes keer verslag moeten doen.
5.17.
Voorts hebben [gedaagden] . gesteld dat verslaglegging door [eiser sub 1] zelf niet voldoet, omdat deze op geen enkele wijze controleerbaar is. [eisers] . stelt zich op het standpunt dat hij aan het vonnis heeft voldaan door zelf verslag te doen. [eisers] . is immers de veroordeelde en uit het vonnis blijkt niet dat de constructeur verslag moet uitbrengen, aldus [eisers] ..
5.18.
Zoals hiervoor onder 5.3 is overwogen, is het doel en de strekking van het vonnis van 22 augustus 2019 dat controle dient plaats te vinden en dat die controle door een onafhankelijke derde partij dient te gebeuren. Op zich is juist dat de veroordeling voor [eisers] . geldt – hij was immers gedaagde – en dat in het vonnis niet staat dat de constructeur of de gemeente verslag moet uitbrengen aan [gedaagden] ., maar dat betekent niet zonder meer dat [eiser sub 1] kan volstaan met het sturen van door hem zelf opgestelde e-mails waaruit op geen enkele wijze blijkt dat de op grond van het vonnis vereiste controle heeft plaatsgevonden. De veroordeling moet dan ook zo worden uitgelegd dat uit de verslaglegging aan [gedaagden] . moet blijken dat controle heeft plaatsgevonden, waarop die controle ziet en wat de bevindingen van de constructeur zijn. Als [eiser sub 1] zelf verslag doet, moet bijvoorbeeld tenminste een bevestiging van de constructeur worden bijgevoegd. Dat de verslaglegging aanvankelijk door [gedaagden] . is geaccepteerd maakt dat niet anders, en dat de constructeur door [eiser sub 1] in cc is gezet is daarvoor ook onvoldoende. Ook het achteraf opgestelde, en pas in het kader van deze procedure overgelegde ‘logboek’ van [bedrijf 1] maakt niet dat aan de veroordeling is voldaan. Uit het voorgaande volgt dat [eisers] . niet in de geest van het vonnis heeft gehandeld, noch qua frequentie noch inhoudelijk. Ook om die reden zijn dwangsommen verbeurd.
Vorderingen [eisers] .
5.19.
Nu vaststaat dat [eisers] . dwangsommen heeft verbeurd is er geen aanleiding om de beslagen op te heffen of de executie te schorsen. Voor een verbod om andere beslagen te leggen bestaat ook geen reden. Aangezien niet is gesteld of gebleken dat [gedaagden] . reeds iets hebben geïncasseerd als gevolg van de gelegde beslagen heeft [eisers] . geen belang bij zijn vordering die op terugbetaling daarvan is gericht.
Ten overvloede: hoogte verbeurde dwangsommen
5.20.
Partijen twisten ook over de vraag hoeveel dwangsommen zijn verbeurd. Hoewel op de vaststelling hiervan geen vorderingen zijn gericht (ook niet in reconventie), is het debat hierover wel gevoerd. Om te (trachten te) voorkomen dat hierover een nieuw executiegeschil tussen partijen ontstaat, zal de voorzieningenrechter deze vraag – ten overvloede, op basis van hetgeen door partijen naar voren is gebracht – wel beantwoorden.
[gedaagden] . stellen zich primair op het standpunt dat (tot aan de zitting) een bedrag van € 28.000,- aan dwangsommen is verbeurd, te weten een dwangsom voor elke dag vanaf de start van de constructieve werkzaamheden aan de keldervloer, en subsidiair een bedrag van € 9.000,-, te weten een dwangsom voor elke dag dat – kort gezegd – niet is gecontroleerd of verslag is gedaan overeenkomstig de veroordeling in het vonnis van 22 augustus 2019.
[eisers] . stelt dat slechts één dwangsom per dag kan zijn verbeurd en dat hooguit dwangsommen kunnen zijn verbeurd voor de periode waarin constructieve werkzaamheden zijn uitgevoerd.
5.21.
Geoordeeld wordt als volgt. Van cumulatie van dwangsommen kan geen sprake zijn. In het vonnis van 22 augustus 2019 is [eisers] . veroordeeld tot het betalen van een dwangsom “
vooriedere dag of gedeelte van een dagdat hij niet aan de veroordeling onder 5.1 en/of 5.2 voldoet”. Hij is niet veroordeeld tot het betalen van een dwangsom voor iedere overtreding. Dit betekent dat [eisers] . in ieder geval een dwangsom is verschuldigd voor elke dag vanaf het moment dat de constructieve werkzaamheden aan de kelderbak weer zijn hervat, tot aan de bouwstop, dat wil zeggen (volgens de eigen opgave van [eisers] .) van 26 september tot en met 2 oktober 2019 (dat wil zeggen zeven dagen, dus € 7.000,-).
Ook de verslaglegging is nimmer adequaat geweest. [eisers] . had elke twee dagen moeten rapporteren (en niet alleen, zoals hij heeft aangevoerd, op dagen dat er werkzaamheden zijn verricht). Voorafgaand aan 26 september 2019 had [eisers] . drie keer moeten rapporteren; nu hij dat niet op juiste wijze heeft gedaan, heeft hij voor die drie keer ook een dwangsom verbeurd, dat wil zeggen € 3.000,- in totaal. Anders dan [gedaagden] . kennelijk menen, is het niet redelijk dat [eisers] . vanaf het moment van de bouwstop ook nog dwangsommen verbeurt. De dwangsom is, in ieder geval hier, immers allereerst een prikkel tot nakoming en in zoverre heeft [eisers] . hier ook gehoor aan gegeven door de werkzaamheden stil te leggen en de kwestie (opnieuw) voor te leggen aan de rechter, op het moment dat [gedaagden] . hem berichtten dat hij naar hun mening niet conform het vonnis handelde. Dit zou betekenen dat [eisers] . in totaal een bedrag van € 10.000,- aan dwangsommen heeft verbeurd. [gedaagden] . dienen de gelegde beslagen vanzelfsprekend op te heffen zodra [eisers] . dit bedrag aan dwangsommen, te vermeerderen met de kosten zoals genoemd in de beslagexploten, aan [gedaagden] . heeft voldaan.

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
[gedaagden] . vorderen, samengevat, (i) verhoging van de dwangsommen; (ii) verduidelijking van de verplichting tot verslaglegging; (iii) vervanging van [bedrijf 1] als controleur; (iv) maatregelen te treffen ten aanzien van de (verdere) constructieve werkzaamheden; (v) nadere informatie over de peilmetingen en (vi) aanvullend onderzoek door een deskundige. Deze vorderingen zullen hierna achtereenvolgens worden beoordeeld.
Hoogte dwangsommen
6.2.
[gedaagden] . vorderen de dwangsom verbonden aan de veroordelingen in het vonnis van 22 augustus 2019 te verhogen tot € 5.000,- per dag of dagdeel. Voor een verhoging wordt geen aanleiding gezien. Zoals hiervoor in conventie is overwogen zijn de dwangsommen (in dit geval) bedoeld als prikkel tot nakoming en is gebleken dat een dwangsom van € 1.000,- voldoende effectief is. [eisers] . heeft immers vrijwel meteen de bouwwerkzaamheden gestaakt na aanzegging van de dwangsommen op 1 oktober 2019.
Verslaglegging
6.3.
[gedaagden] . vorderen de verplichting met betrekking tot de verslaglegging door [eisers] ., zoals opgenomen in het vonnis van 22 augustus 2019, te verduidelijken. Gelet op de discussie daarover in deze procedure, zal hierna worden uitgelicht hoe de “verslaglegging” als bedoeld onder 5.2 van het vonnis van 22 augustus 2019 moet worden begrepen.
a. het voortgangsverslag mag door [eisers] . worden opgesteld en verzonden, maar uit het verslag moet duidelijk blijken, middels een handtekening of bevestiging van [bedrijf 1] , of anderszins, dat en wat [bedrijf 1] heeft gecontroleerd;
b. de verplichting tot tweedaagse verslaglegging heeft betrekking tot de periode van maandag tot en met zaterdag (dus drie keer per week) gedurende de hele periode dat de constructieve werkzaamheden nog niet definitief zijn voltooid, waarbij nog uit te voeren werkzaamheden minimaal twee dagen van tevoren moeten worden aangekondigd en van reeds gedane werkzaamheden maximaal twee dagen achteraf verslag wordt gedaan.
De voorzieningenrechter ziet geen toegevoegde waarde in het opnemen van deze uitleg in de beslissing, zodat de vordering van [gedaagden] . in zoverre zal worden afgewezen.
Vervanging [bedrijf 1]
6.4.
De voorzieningenrechter ziet – in het kader van dit executiegeschil – geen aanleiding [bedrijf 1] te vervangen als controleur. [eisers] . zal [bedrijf 1] wel in staat moeten stellen en opdracht moeten geven om de controles en – voor zover nodig – andere werkzaamheden op zodanige wijze uit te voeren dat hij kan voldoen aan (de geest van) het vonnis van 22 augustus 2019.
Constructieve werkzaamheden
6.5.
[gedaagden] . hebben gevorderd – kort gezegd – om maatregelen te treffen die ertoe leiden dat alle constructieve werkzaamheden conform alle voorschriften worden verricht en op zodanige wijze dat geen schade wordt veroorzaakt aan eigendommen van [gedaagden] . of gemeenschappelijke eigendommen. In de vordering hebben [gedaagden] . ook het stalen portaal vermeld, maar zij hebben in het geheel niet toegelicht dat en in welk opzicht de werkzaamheden aan dat portaal niet op juiste wijze zouden zijn verricht, zodat dit verder buiten beschouwing zal worden gelaten.
6.6.
Zoals hiervoor in conventie onder 5.8 tot en met 5.14 is overwogen kan in deze procedure niet worden vastgesteld dat de volgens de vergunning vereiste zandlaag onder de betonnen keldervloer aanwezig is. Het komt geraden voor dit alsnog op korte termijn door een deskundige te laten onderzoeken. De griffier heeft contact gezocht met de eerder in dit conflict benoemde deskundige [deskundige] . [deskundige] is bereid en in staat dit onderzoek te verrichten en hij heeft desgevraagd bevestigd dat de dikte van zandlaag in beginsel kan worden gecontroleerd zonder de keldervloer te verwijderen. De deskundige zal tevens worden gevraagd of het inderdaad – zoals [eisers] . stelt – mogelijk is dat de damwanden thans nog worden geperforeerd. Indien dat het geval is – en de gemeente daartegen (ook) geen bezwaar heeft (hetgeen niet het geval lijkt te zijn, zie 2.7) – ligt verwijdering van de keldervloer totdat een en ander is onderzocht niet in de rede. Dit betekent dat de vordering van [gedaagden] . die strekt tot verwijdering van de keldervloer zal worden afgewezen. Het spreekt voor zich dat indien het onderzoek van de deskundige anders uitvalt: de zandlaag is niet dik genoeg en/of het perforeren is thans niet meer mogelijk, de keldervloer in beginsel alsnog zal moeten worden verwijderd.
6.7.
Indien de deskundige constateert dat geen zandlaag is aangebracht die voldoet aan de vergunningvereisten, of dat op andere punten niet aan de vergunningvereisten of (anderszins) aan de eisen van de kunst is voldaan, wordt aan partijen in overweging gegeven om aan de deskundige de vraag voor te leggen of de kelderbak zoals deze er nu ligt (en/of nog kan worden aangepast) toch is (kan worden) geconstrueerd op een wijze die volgens de eisen van de kunst is en waardoor naar verwachting geen schade wordt veroorzaakt aan eigendommen van [gedaagden] . of gemeenschappelijke eigendommen. Dit zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn als juist is, zoals [eisers] . lijkt te betogen, dat in dit specifieke geval waarin sprake is van polderbemaling, een zandlaag van 30-50 cm dik niet nodig is. Indien dit leidt tot afwijking van de vergunningsvoorschriften, zal de constructie vanzelfsprekend ook moeten worden goedgekeurd door de gemeente. Een hierop gerichte veroordeling kan echter niet worden uitgesproken, want die ligt buiten het bestek van dit kort geding.
6.8.
De voorzieningenrechter is voornemens de deskundige de volgende vragen voor te leggen, waarbij wordt opgemerkt dat de vragen zich (uitsluitend) richten op de situatie met betrekking tot de kelderbak en de vraag of en hoe er op dit moment verantwoord verder kan worden gebouwd, en in ieder geval niet zijn bedoeld ter beoordeling van mogelijk ontstane schade.
1. a. Kunt u beoordelen of onder de gehele lengte van de kelderbak een laag goed doorlatend zand van 30 à 50 cm aanwezig is?
b. Zo nee, hoe dik is dan de zandlaag?
c. Is wat betreft de zandlaag en voor het overige (in het bijzonder het perforeren van de damwanden) aan de vergunningsvoorschriften voldaan, althans kan daar nog aan worden voldaan?
2) Is de constructie van de kelderbak overigens volgens de eisen van de kunst of zijn er nog (andere) aspecten die aandacht behoeven?
6.9.
De kosten voor het deskundigenonderzoek zullen door [eisers] . moeten worden gedragen. Dat onduidelijkheid bestaat over de dikte van de zandlaag en thans een (nieuw) deskundigenonderzoek nodig is, komt voor zijn risico. [eisers] . zal van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak een nota met (verdere) betaalinstructies ontvangen.
6.10.
De deskundige zal in het eindvonnis worden verzocht het rapport in drievoud binnen twee weken na aanvang van het onderzoek te zenden aan de rechtbank, afdeling Privaatrecht, team kort gedingzaken. De griffier zal daarna zorgdragen voor verzending van het rapport aan partijen. Een gespecificeerde nota onder vermelding van het kenmerk C/13/673105 / KG ZA 19/1028 kan de deskundige indienen na bericht van het Landelijk Diensten Centrum van de Rechtspraak.
6.11.
Het spreekt voor zich dat geen verdere (constructieve) werkzaamheden aan de kelderbak mogen plaatsvinden, totdat de deskundige zijn onderzoek heeft voltooid. De werkzaamheden mogen pas weer worden hervat wanneer vaststaat dat aan de vergunningvereisten of (anderszins) aan de eisen van de kunst is voldaan en eventuele wijzigingen ten opzichte van de vergunning door de gemeente zijn goedgekeurd. [gedaagden] . zal worden veroordeeld tot die datum de bouwwerkzaamheden aan de kelderbak (in de ruimste zin des woords) te staken en gestaakt te houden op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat hij zich hieraan niet houdt. De in het vonnis van 22 augustus 2019 opgenomen verplichting tot verslaglegging (zoals hiervoor onder 6.3 uitgelegd) herleeft zodra werkzaamheden van constructieve aard worden hervat (ook indien die niet zien op de kelderbak).
Meetgegevens
6.12.
[gedaagden] . hebben aanvullende informatie gevorderd met betrekking tot de staalconstructie en de meetgegevens van de peilbuizen met betrekking tot de grondwaterstand.
Staalconstructie
6.13.
De vordering ten aanzien van de staalconstructie is in de eiswijziging zelf niet uitgewerkt, er staat slechts “[Staalconstructie:] [volgt bij het pleidooi]”. In zijn pleidooi heeft mr. Kuijper toegelicht dat het rapport van [deskundige] voorschrijft dat er nader onderzoek moet worden gedaan naar de staalconstructie, waaronder onderzoek door [deskundige] en [bedrijf 1] ter plaatse. [gedaagden] . zijn niet bekend met de uitkomst van dit nadere onderzoek en wensen kennis te kunnen nemen van de bevindingen van [deskundige] en [bedrijf 1] .
6.14.
Ten aanzien van deze vordering wordt het volgende overwogen. Zoals blijkt uit het rapport van de deskundige zouden de plannen met betrekking tot de staalconstructie moeten worden aangepast. Dat blijkt eveneens uit het ‘logboek’ van [bedrijf 1] . In dat ‘logboek’ wordt melding gemaakt van een detailplan van [bedrijf 2] en in het ‘logboek’ staat eveneens vermeld dat [bedrijf 1] dat plan heeft goedgekeurd. Daarmee heeft [eisers] . voldaan aan de veroordelingen in het vonnis van 22 augustus 2019. In het vonnis kan immers geen verplichting voor [eisers] . worden gelezen om het detailplan van [bedrijf 2] (of andere bouwtekeningen en dergelijke) aan [gedaagden] . te verstrekken. Dit betekent dat deze vordering van [gedaagden] . zal worden afgewezen. Het is de voorzieningenrechter niet duidelijk of [eisers] . het detailplan van [bedrijf 2] al aan [gedaagden] . heeft gegeven. Indien dat niet het geval is, wordt aan [eisers] . in overweging gegeven dit vrijwillig te doen.
6.15.
[eisers] . heeft voorafgaand aan de zitting meetgegevens in het geding gebracht waarmee hij aan deze vordering ook reeds heeft voldaan. Voor de verstrekking van meer of andere gegevens biedt het vonnis van 22 augustus 2019 geen grondslag. Ook deze vordering zal dus worden afgewezen.
Aanvullend deskundigenonderzoek
6.16.
Ten slotte heeft [gedaagden] . gevorderd een deskundige te benoemen om te onderzoeken in welke mate handelingen van [eisers] . schade hebben toegebracht aan de funderingen van de panden van [gedaagden] . Deze vordering gaat het bestek van dit (executie) kort geding te buiten en zal dus worden afgewezen. Indien [gedaagden] . menen dat thans reeds een (voorlopig) deskundigenverzoek naar mogelijke schade moet plaatsvinden, zullen zij daartoe een apart daarop gericht verzoek moeten indienen bij de rechtbank.
6.17.
Partijen worden in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de persoon van de deskundige en de aan hem te stellen vragen zoals voorgesteld in overweging 6.8.
Voorts in conventie en in reconventie
6.18.
Gezien de uitkomst in reconventie zullen alle beslissingen in conventie en reconventie worden aangehouden tot nadat partijen zich hebben uitgelaten als bedoeld over de voorgenomen benoeming van de deskundige. Daarna zal eindvonnis worden gewezen.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
houdt iedere beslissing aan,
in reconventie
7.2.
stelt partijen in de gelegenheid zich uiterlijk 19 november 2019 uit te laten over de persoon van de deskundige en de aan hem te stellen vragen,
7.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. L. Oostinga, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2019. [1]

Voetnoten

1.type: LO