ECLI:NL:RBAMS:2019:8602

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
15 november 2019
Zaaknummer
RK 19/5682
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggave rijbewijs na invordering op grond van alcoholgebruik

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 oktober 2019 uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van klager, die zijn rijbewijs had verloren na een overtreding van artikel 8 WVW 1994. Klager, geboren in 1979, had op 21 september 2019 onder invloed van alcohol gereden, wat resulteerde in de invordering van zijn rijbewijs. Klager voerde aan dat de inhouding van zijn rijbewijs hem onevenredig bezwaarde, vooral omdat hij als ZZP’er afhankelijk was van zijn rijbewijs voor zijn bedrijf. Hij stelde dat hij vermoedde dat iemand iets in zijn drank had gedaan op de avond van de overtreding.

De officier van justitie verzette zich tegen de teruggave van het rijbewijs, waarbij hij het algemeen belang van verkeersveiligheid benadrukte. Klager had eerder al te maken gehad met overtredingen van de Wegenverkeerswet, wat zijn situatie verergerde. De rechtbank heeft de inhouding van het rijbewijs rechtmatig geacht, maar heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van klager. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de ernst van de overtreding niet te ontkennen was, de mogelijkheid bestond dat de strafrechter op 13 december 2019 een kortere onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid zou opleggen dan de periode dat het rijbewijs al was ingehouden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het klaagschrift gegrond verklaard en gelast dat het rijbewijs aan klager wordt teruggegeven. Deze beslissing werd genomen door mr. M.E. Leijten, in aanwezigheid van griffier E.J.M. Veerman, en werd openbaar uitgesproken. Klager heeft het recht om binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking beroep in cassatie aan te tekenen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

Beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 96/231517-19
RK: 19/5682
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van:
[klager] ,
geboren op [geboortedag] 1979 te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ),
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman, mr. J.B. van Faassen, [adres] ,
klager.

1.De procesgang

Het klaagschrift is op 7 oktober 2019 bij akte ingediend ter griffie van deze rechtbank.
De behandeling hiervan is op 18 oktober 2019 op verzoek van klager aangehouden.
De rechtbank heeft op 30 oktober 2019 klager, zijn raadsman en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.

2.De inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het rijbewijs van klager dat is ingevorderd en dat de officier van justitie onder zich houdt. Klager voelt zich door de inhouding van het rijbewijs onevenredig bezwaard, nu het naar zijn mening onwaarschijnlijk is dat de strafrechter oordelend na een onderzoek ter terechtzitting voor het ten laste gelegde feit een (langere) onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid zal opleggen.
Dit baseert klager, kort samengevat, op zijn persoonlijk belang bij het behoud van zijn rijbewijs. Klager heeft een eigen bedrijf. Hij heeft een drukkerij/printshop en een online-winkel voor de verkoop van huishoudelijke apparatuur. Klager maakt als ZZP’er voor de uitoefening van zijn bedrijf met grote regelmatig gebruik van het rijbewijs. Hij is tijdelijk gestopt met de online-winkel, omdat hij de bestellingen niet van zijn opslag naar een (post)vertrekpunt kan brengen. Klager heeft geen werknemers in dienst. Klager realiseert zich dat hij een incident heeft begaan, maar hij wil aantonen dat daarvoor een oorzaak is. Klager is op de bewuste avond in een club geweest en heeft het sterke vermoeden dat iemand anders iets in zijn drank heeft gedaan. Dit kan zijn vriendin bevestigen. Klager heeft een parkeervergunning en zou anders nooit onder invloed van alcohol in zijn auto gaan rijden.

3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft verklaard zich te verzetten tegen teruggave van het rijbewijs. Het persoonlijk belang van klager weegt niet op tegen het algemeen belang, waaronder de verkeersveiligheid, dat met verdere inhouding is gediend. Klager is een ervaren bestuurder en er is sprake van recidive, zij het in 2013 en 2012. Klager heeft veel te veel gedronken. De richtlijnen van het Openbaar Ministerie schrijven een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor zeven maanden voor.

4.De beoordeling

Tegen klager is proces-verbaal opgemaakt ter zake van verdenking van overtreding van artikel 8 WVW 1994, gepleegd op de Burgermeester Roellstraat te Amsterdam op 21 september 2019 om 05.23 uur. Het proces-verbaal houdt onder meer in dat klager als bestuurder van een personenauto opvallend rijgedrag vertoonde. Hij reed slingerend over de weg en hij reed snel.
De verbalisanten hebben bij klager waargenomen dat:
  • zijn adem naar alcohol rook en zijn ogen bloed doorlopen waren;
  • hij met dubbele tong spraken onvast ter been was.
Het proces-verbaal houdt verder in dat de uitslag van het bij klager afgenomen ademonderzoek 780 µg/l (microgram alcohol per liter uitgeademde lucht) bedroeg.
Op 21 september 2019 is op grond van het bovenstaande het rijbewijs van klager ingevorderd. Op 26 september 2019 heeft de officier van justitie beslist dat het rijbewijs uiterlijk – zeven maanden – tot 18 april 2020 wordt ingehouden.
Uit een uittreksel Justitiële Documentatie van 16 oktober 2019 blijkt onder meer dat klager inzake het rijden onder invloed op 5 juli 2013 bij strafbeschikking een OBM van vier maanden en een geldboete van € 490,- opgelegd heeft gekregen. Ook heeft hij op 22 februari 2012 bij strafbeschikking een geldboete van € 290,- opgelegd gekregen.
Op 13 december 2019 zal de strafzaak tegen klager worden behandeld.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank acht de inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 lid 4 WVW 1994 rechtmatig, omdat het vermoeden bestaat dat het alcoholgehalte van de adem van klager hoger was dan 570 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht en niet is gebleken dat de officier van justitie niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat het beklag gegrond dient te worden verklaard.
Ondanks de ernst van het feit waarvan klager wordt verdacht moet gelet op de persoonlijke omstandigheden van klager rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat aan hem een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal worden opgelegd, korter dan de tijd die het rijbewijs ingevorderd en ingehouden zal zijn geweest. Dit laat onverlet de mogelijkheid voor de strafrechter om op 13 december 2019 alsnog een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen die de duur van inhouding overtreft.

5.De beslissing

De rechtbank verklaart het beklag
gegrond.
De rechtbank gelast de teruggave van het rijbewijs aan klager.
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.E. Leijten, rechter,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2019.
Tegen deze beslissing staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking.