ECLI:NL:RBAMS:2019:8590

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2019
Publicatiedatum
14 november 2019
Zaaknummer
13/669052-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren van cocaïne en het voorhanden hebben van vuurwapens

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 oktober 2019 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren van 6 kilogram cocaïne en het voorhanden hebben van vuurwapens. De verdachte werd op 15 mei 2019 aangehouden na een verkeerscontrole waarbij zijn auto, een Kia Ceed, werd doorzocht. In een verborgen ruimte in de auto werd de cocaïne aangetroffen. De verdachte vertoonde zenuwachtig gedrag en had een crypto-telefoon bij zich. Tijdens de doorzoeking van zijn woning werden ook twee pistolen en patronen gevonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde en dat hij wist dat hij drugs vervoerde. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte in vereniging met anderen handelde en dat hij zich schuldig maakte aan de voorbereidingshandelingen voor de drugshandel. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en schuldhulpverlening. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verstandelijke beperking, en de rol die hij speelde in de drugshandel.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/669052-19 (Promis)
Datum uitspraak: 23 oktober 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] ,
gedetineerd in [plaats detentie] .

1.Onderzoek op de zitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zittingen van 22 augustus en 23 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.J.M. Vreekamp, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. K.C. van de Wijngaart, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
Feit 1:medeplegen van het opzettelijk afleveren/verstrekken/vervoeren/aanwezig hebben van 6 kilogram cocaïne op 15 mei 2019.
Feit 2:medeplegen van voorbereiding van het opzettelijk bewerken/verwerken/verkopen/ afleveren/verstrekken/vervoeren van cocaïne door het voorhanden te hebben van een auto met verborgen ruimte, versnijdingsmiddel, weegschaal, meerdere telefoons, geldtelmachine en verpakkingsmateriaal in de periode van 15 februari 2019 tot en met 15 mei 2019.
Feit 3:medeplegen van het voorhanden hebben van twee pistolen (Glock), een patroonhouder (categorie II/III) en 9mm-patronen (categorie III) op 15 mei 2019.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Inleiding
Verbalisanten zagen op 15 mei 2019 op de A9 in de richting van Amstelveen een Kia Ceed rijden, waarvan de spiegelkap van de linkerbuitenspiegel ontbrak. Het kenteken werd nagetrokken en de kentekenhouder, verdachte, bleek antecedenten te hebben. De bestuurder, die zich identificeerde als verdachte, werd staandegehouden ter hoogte van tankstation Tango langs de A9 op grond van de Wegenverkeerswet 1994. Verbalisanten identificeerden zichzelf als politie en gingen met verdachte in gesprek. Verdachte transpireerde hevig en vertoonde zenuwachtig gedrag. Verdachte gaf toestemming om hem te fouilleren. Verbalisanten troffen een telefoon van het merk BQ aan bij verdachte, die ambtshalve bekend staat als een crypto-telefoon. Verbalisanten hoorden dat verdachte onsamenhangend verklaringen gaf over waar hij naartoe ging en waarom hij een crypto-telefoon bij zich had. Verbalisanten vroegen toestemming om het voertuig te doorzoeken. Verdachte gaf geen toestemming, waarop verbalisanten besloten de auto te doorzoeken op grond van artikel 96b Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Verbalisanten troffen zwarte latexhandschoenen, verschillende CJIB-brieven en een factuur met het adres [adres 2] in [plaats] aan. In de kofferbak bleek een verborgen ruimte te zitten. Daarin lagen ook zwarte latexhandschoenen, een telefoon, een weegschaal en een gevulde bigshopper met vijf in folie verpakte blokken. Op deze blokken zaten plaatjes van een zwarte panter met groene ogen. Na onderzoek bleken deze blokken in totaal 6 kilogram cocaïne te bevatten.
Verbalisanten hadden het vermoeden dat verdachte woonde op het adres [adres 2] in [plaats] en collega’s startten een observatie op deze woning. Er arriveerde een Volkswagen Polo met daarin drie inzittenden. Een vrouw, medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ), stapte uit de auto en liep de woning binnen. Twee mannen, [persoon 1] en [persoon 2] , stapten ook uit en bleven bij de auto staan. Vanwege de geconstateerde link met verdachte en de drugsvondst in zijn auto werden de drie personen aangehouden. In de Volkswagen Polo werd onder de bijrijdersstoel een tas gevonden met daarin twee zilverkleurige pakketjes met wit poeder. Dat bleek Mannitol (versnijdingsmiddel) te bevatten. De bewoonster van de woning, [medeverdachte] , gaf toestemming voor doorzoeking van de woning. Verbalisanten troffen daar het paspoort van verdachte en een patroonhouder in de slaapkamer aan. Onder leiding van de rechter-commissaris werd de doorzoeking even later voortgezet. In de afgesloten CV-ruimte werden twee handvuurwapens en een zakje patronen aangetroffen. Verder werden in de woning € 640 in verschillende coupures, een telefoon en in de naastgelegen berging een geldtelmachine gevonden. Bij de insluitingsfouillering werden in de tas van [medeverdachte] onder andere drie plaatjes van een zwarte panter met groene ogen gevonden.
3.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten bewezen. Zij voert daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aan.
Feit 1 (vervoeren cocaïne)
Verdachte wordt staande gehouden op basis van een kapotte zijspiegel op basis van de Wegenverkeerswet. Verbalisanten identificeren zich. Verdachte wordt nagetrokken en blijkt antecedenten te hebben. Verdachte vertoont zenuwachtig gedrag. Hij wordt gefouilleerd en verbalisanten vinden een BQ telefoon. Verdachte geeft geen toestemming tot doorzoeking van de auto, waarop de verbalisanten de auto doorzoeken op grond van artikel 96b Wetboek van Strafvordering. Er waren voldoende aanwijzingen voor een redelijk vermoeden van schuld. Bij de doorzoeking vinden verbalisanten in een verborgen ruimte in totaal 6 kilogram cocaïne. Verdachte bekent drugs te hebben vervoerd voor een opdrachtgever.
Feit 2 (voorbereiding vervoeren cocaïne)
Verbalisanten gaan naar [adres 2] in [plaats] om te observeren. Ze zien een Volkswagen Polo stoppen met drie personen. In deze auto wordt Mannitol aangetroffen. Dat kan worden gelinkt met verdachte, aangezien de bestuurder van deze auto een familielid was van verdachte. Daarbij belde verdachte bij zijn aanhouding met dit familielid. De aangetroffen Mannitol, een versnijdingsmiddel, dient ter voorbereiding van drugshandel. De overige aangetroffen goederen in de Kia Ceed, bezien in samenhang met de aangetroffen drugs, dienen tot verwerken, verpakken, wegen en vervoeren van drugs. Er is ook een geldtelmachine gevonden in de woning. De verklaring van verdachte, dat hij die machine zomaar had, is niet dekkend genoeg. Er komen geldbedragen voor in het dossier en een geldmachine wordt vaak gebruikt in het harddrugscircuit.
Feit 3 (bezit wapens/patronen)
Bij de doorzoeking van [adres 2] werd een tas gevonden in de CV-kast met daarin twee handwapens en grote hoeveelheid patronen. Verdachte verklaart dat hij die tas van de opdrachtgever moest bewaren en dat hij meende dat er drugs in de tas zat. Verdachte is desalniettemin aan te merken als eigenaar van de wapens en heeft ervoor gekozen om de tas te verstoppen.
3.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich - overeenkomstig haar pleitnota - op het standpunt gesteld dat verdachte voor feit 3 dient te worden vrijgesproken. Met betrekking tot feit 2 verzoekt de raadsvrouw om verdachte partieel vrij te spreken. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw geen opmerkingen gemaakt over de bewezenverklaring. Zij voert daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aan.
Partiële vrijspraak feit 2 (voorbereiding vervoeren cocaïne)
Verdachte wordt niet in de buurt van de Mannitol aangetroffen en heeft geen gebruik gemaakt van de auto waarin het is gevonden. Uit het dossier blijkt uit niets dat de Mannitol aan verdachte te linken is. Verdachte wist ook niet wat er in de verborgen ruimte van zijn auto lag. Er zijn geen sporen van verdachte aangetroffen in de verborgen ruimte. Hij heeft geen voorwaardelijk opzet gehad op het voorbereiden van vervoer van cocaïne. De BQ telefoon werd voor zijn ‘broodwerk’ gebruikt maar is geen voorbereidingsmiddel voor cocaïnehandel. De geldtelmachine heeft verdachte via via gekocht ‘voor de gein’ en hoeft niet gerelateerd te worden aan de Opiumwet. Er is geen verpakkingsmateriaal aangetroffen maar slechts een factuur van verpakkingsproducten. De tenlastegelegde periode is te lang. Verdachte verklaart dat ongeveer half april 2019 de verborgen ruimte in de auto is ingebouwd. De voorbereiding kan, bij een bewezenverklaring, slechts vanaf half april 2019 bewezen worden.
Vrijspraak feit 3 (bezit wapens/patronen)
Verdachte kreeg een tas van zijn opdrachtgever en wist niet dat daar wapens en patronen in zaten. Er zijn geen sporen van verdachte aangetroffen op de wapens. Verdachte had geen bewustheid van de wapens en dacht dat het drugs was. Hij heeft ook geen voorwaardelijk opzet gehad op het bezit van vuurwapens en munitie. De patroonhouder die in de slaapkamer is aangetroffen heeft verdachte wel voorhanden gehad.
3.4.
Oordeel van de rechtbank
3.4.1
Feit 1 (vervoeren cocaïne)
De rechtbank is van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijk 6 kilogram cocaïne afleveren dan wel vervoeren. Zij overweegt daartoe als volgt.
Op 15 mei 2019 werd verdachte aangehouden. In zijn auto werd een verborgen ruimte aangetroffen. In deze ruimte werden 5 blokken gevonden die 6 kilogram cocaïne bevatten. Verdachte heeft bij de politie en op zitting verklaard dat hij drugs vervoerde voor een opdrachtgever die in drugs handelde. Hij was op de hoogte van het feit dat deze opdrachtgever een verborgen ruimte in zijn auto had aangebracht. Verdachte verklaarde dat hij wist dat hij drugs vervoerde op 15 mei 2019 maar hij was niet op de hoogte wat voor soort drugs in de verborgen ruimte van zijn auto lag.
Door in opdracht van een drugsdealer drugs te vervoeren heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de drugs die hij vervoerde cocaïne was. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet heeft gehad op het vervoeren van 6 kilogram cocaïne.
De rechtbank vindt de verklaring van verdachte dat verdachte het feit heeft gepleegd in opdracht van een ander aannemelijk en vindt daarmee bewezen dat het feit in vereniging is gepleegd.
3.4.2.
Feit 2 (voorbereiden vervoeren cocaïne)
De rechtbank is van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte in de periode van 15 februari 2019 tot en met 15 mei 2019 voorbereidingshandelingen heeft gepleegd ten aanzien van het afleveren of vervoeren van cocaïne. Zij overweegt daartoe als volgt.
Om tot een bewezenverklaring van het plegen van voorbereidingshandelingen te komen zoals bedoeld in artikel 10a, lid 1, sub 3 van de Opiumwet, moet worden bewezen dat verdachte de betreffende voorwerpen, die bestemd zijn om het feit mee voor te bereiden, opzettelijk voorhanden heeft gehad.
De auto van verdachte had een verborgen ruimte waarin drugs werd vervoerd. Verdachte heeft verklaard dat de opdrachtgever deze verborgen ruimte heeft ingebouwd met de bedoeling daarin drugs te vervoeren en dat hij op deze manier al eerder drugs heeft vervoerd. Naast de blokken cocaïne bevatte de verborgen ruimte een weegschaal en een telefoon. Bij verdachte zelf werd een crypto-telefoon aangetroffen, die verdachte naar eigen zeggen had gekregen van de opdrachtgever om contact te houden. Op de blokken cocaïne zaten plaatjes van een zwarte panter met groene ogen geplakt. Exact dezelfde afbeeldingen werden in de handtas van [medeverdachte] gevonden. Zij heeft hierover verklaard dat zij deze afbeeldingen moest meenemen voor verdachte.
Hieruit leidt de rechtbank af dat de voornoemde voorwerpen kennelijk bestemd waren om het afleveren dan wel vervoeren van drugs voor te bereiden en dat verdachte deze voorwerpen opzettelijk met dat doel voorhanden heeft gehad.
Uit de verklaring van verdachte volgt dat verdachte het afleveren en vervoeren van cocaïne in opdracht heeft gepleegd. De rechtbank acht om die reden bewezen dat het feit in vereniging is gepleegd.
[medeverdachte] heeft verklaard dat zij vanaf 15 februari 2019 tot en met 8 maart 2019 niet in de woning aan de [adres 2] te [plaats] is geweest. Nu verdachte in deze periode alleen in die woning verbleef en de voornoemde voorwerpen niet alleen zijn aangetroffen in de auto van verdachte, maar ook in die woning, acht de rechtbank aannemelijk geworden dat de voorbereidingshandelingen vanaf 15 februari 2019 door verdachte zijn gepleegd tot en met zijn aanhouding op 15 mei 2019.
Partiële vrijspraak feit 2
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de 528,45 gram Mannitol en de geldtelmachine opzettelijk voorhanden heeft gehad om het afleveren dan wel vervoeren van cocaïne voor te bereiden.
De Mannitol is gevonden in de auto van een familielid van verdachte. Het enkele feit dat verdachte een familiaire band heeft met de bestuurder van de auto, waarin het versnijdingsmiddel onder een stoel werd gevonden, is onvoldoende om enige betrokkenheid van verdachte bij dit versnijdingsmiddel aan te nemen. Het versnijdingsmiddel was niet in de beschikkingsmacht van verdachte. Verdachte zal daarom ten aanzien van de Mannitol worden vrijgesproken.
De geldmachine werd in de berging van de woning aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij dit voorwerp bezat maar niet met een specifiek doel. Er zijn geen aanknopingspunten in het dossier die de geldtelmachine in verband brengen met het afleveren of vervoeren van drugs. Om die reden zal verdachte ook ten aanzien van de geldmachine worden vrijgesproken.
3.4.3.
Feit 3 (bezit wapens/patronen)
De rechtbank is van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk twee pistolen, een patroonhouder en patronen voorhanden heeft gehad. Zij overweegt daartoe als volgt.
De twee pistolen en de patronen zijn aangetroffen in de CV-ruimte van de woning. Verdachte heeft verklaard dat hij een tas in bewaring had gekregen van zijn opdrachtgever, een drugshandelaar. Verdachte heeft erkend dat hij ervan uitging dat de tas verboden middelen, zoals drugs, bevatte. Algemeen bekend is dat veel drugshandelaren over een (vuur)wapen beschikken en ook bekend is dat deze (vuur)wapens ergens bewaard moeten worden. Door deze tas aan te nemen van de opdrachtgever zonder de inhoud daarvan te controleren, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hierin vuurwapens en munitie zaten.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat verdachte voorwaardelijke opzet heeft gehad op het voorhanden hebben van twee pistolen en patronen.
Met betrekking tot de patroonhouder die in de slaapkamer is aangetroffen stelt de rechtbank vast dat verdachte willens en wetens deze patroonhouder voorhanden heeft gehad. Verdachte heeft verklaard dat hij deze patroonhouder heeft gevonden. Hij wist wat voor voorwerp het was en dat het verboden was. Desondanks heeft hij de patroonhouder in bezit gehouden.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen in bijlage II bewezen dat verdachte:
1
op 15 mei 2019 te Amstelveen tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft vervoerd, ongeveer 6 kilogram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
in de periode van 15 februari 2019 tot en met 15 mei 2019 te Amstelveen en [plaats], tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het afleveren, verstrekken, vervoeren van cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden
- een auto (met verborgen ruimte) (te weten een Kia Ceed met kenteken [kenteken] ) en
- een weegschaal en
- meerdere telefoons en
- verpakkingsmateriaal
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten;
3
op 15 mei 2019 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander vuurwapens van categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten
- een pistool (merk Glock, kaliber 9mm) en
- een pistool (kaliber 9mm) en
- een patroonhouder (merk Glock) en
munitie van categorie III, te weten
- patronen (van het kaliber 9mm)
voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de bijzondere voorwaarden worden opgelegd zoals geadviseerd door de reclassering en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en een straf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Verdachte is zwakbegaafd en heeft het zwaar in detentie. Hij kan verblijven bij zijn moeder. Voorwaarden zijn nodig om verdachte zo veel mogelijk handvatten te geven om zijn toekomst op te bouwen. Verdachte zit al 6 maanden in voorlopige hechtenis. Ten aanzien van feit 2 verzoekt de raadsvrouw bij een bewezenverklaring niet aan te sluiten bij de Amsterdamse oriëntatiepunten voor vuurwapens en explosieven.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek op de zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van 6 kilogram cocaïne in een verborgen ruimte van zijn auto. De aanwezigheid van een dergelijke grote hoeveelheid cocaïne in combinatie met de auto met verborgen ruimte en aangetroffen materialen duidt op grootschalige cocaïnehandel. Cocaïne is niet alleen zeer schadelijk voor de volksgezondheid, maar werkt ook verslavend met alle gevolgen van dien voor de maatschappij. De harddrugshandel gaat bovendien gepaard met zeer gewelddadige criminaliteit die de maatschappij ontwricht en in Amsterdam in het bijzonder regelmatig tot ernstige incidenten leidt. Ondanks de relatief kleine rol van verdachte als ‘broodwerker’ in het geheel, heeft verdachte als koerier een rol gehad in de keten van de handel in harddrugs. Bovendien heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit van vuurwapens, bijbehorende patronen en een patroonhouder. Het voorhanden hebben van zulke wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gekeken naar een uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 30 september 2019, waaruit blijkt dat hij eerder onder meer onherroepelijk is veroordeeld voor een overtreding van de Wet Wapens en Munitie.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 11 juli 2019. De reclassering concludeert dat de beperkte cognitieve vaardigheden (verstandelijke beperking), een hoge mate van beïnvloedbaarheid en het ontbreken van een dagbesteding en inkomen ten grondslag liggen aan de feiten. Vanwege zijn beperkte cognitieve vaardigheden zal verdachte ook in de toekomst ondersteuning nodig hebben bij het omgaan met tegenslagen om een terugval in delictgedrag te voorkomen. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf met een meldplicht, het meewerken aan schuldhulpverlening en begeleiding door een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking.
De rechtbank verenigt zich met de conclusies en neemt het advies van de reclassering over.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting die door de rechtbanken onderling zijn afgesproken zodat zoveel mogelijk min of meer gelijke straffen worden opgelegd maar heeft strafverminderende omstandigheden aangenomen waardoor de straf lager uit komt. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te sluiten bij de Amsterdamse oriëntatiepunten voor vuurwapens en explosieven van mei 2019, gelet op de wijze waarop de wapens (verborgen) zijn aangetroffen en de persoon van de verdachte.
De rechtbank ziet aanleiding om in het voordeel van verdachte af te wijken van de eis van de officier van justitie. Verdachte heeft een relatief kleine rol vervuld, is verstandelijk beperkt, is beïnvloedbaar en geneigd tot impulsief handelen. Intensieve begeleiding om herhaling te voorkomen is in deze zaak een belangrijk doel van de straf waar de nadruk op moet komen te liggen.
Gelet op de ernst en de aard van de feiten is een gevangenisstraf op zijn plaats is maar de rechtbank zal een groot deel van de op te leggen gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft een proeftijd voor de duur van twee jaren gevorderd, maar de rechtbank vindt een proeftijd van 3 jaren noodzakelijk om invloed uit te oefenen op het gedrag van verdachte en om het opnieuw plegen van een soortgelijk strafbaar feit tegen te gaan.
Er zal geen dadelijke uitvoerbaarheid worden opgelegd, aangezien dit geen toegevoegde waarde heeft omdat verdachte nog enige tijd in detentie zal verblijven.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht
2 en 10a van de Opiumwet
26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen/vervoermiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte van
1 (één) jaarvan deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
3 (drie) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast als verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat:
1. verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast als de verdachte gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
Meldplicht
verdachte zich meldt op uitnodiging van de reclassering bij Reclassering Nederland op het adres [adres 3] te [plaats]. Verdachte blijft zich melden op afspraken, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om reclasseringstoezicht uit te voeren;
Schuldhulpverlening
verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in
zijn financiën en schulden;
Begeleiding door een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking
verdachte meewerkt aan een aanmelding bij en begeleiding door een instelling zoals Mee of de Wier of een soortgelijke instelling ten behoeve van begeleiding van mensen met een verstandelijke beperking.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. M. Vaandrager en A. Meester, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Onnink, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 23 oktober 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
[...]