4.3.1Aanwezig hebben verdovende middelen en (vuur)wapens en munitie (feit 1, 2 en 3)
De feiten en omstandigheden.
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Bij de aanhouding van medeverdachte [medeverdachte 1] op 23 januari 2018 is in de jas die hij wilde aantrekken een sleutelbos en een plastic tag aangetroffen die toegang geven tot de woning [adres] in Amsterdam en de parkeergarage die daarbij hoort.Tijdens de doorzoeking van de woning [adres] op 24 januari 2018 zijn grote hoeveelheden verdovende middelen aangetroffen.In een koffer, aangetroffen op een veldje onder het balkon bij nummer 80, worden verdovende middelen, een vuurwapen en patroonhouders aangetroffen.De wapens zijn onderzocht en het gaat om een Glock machinepistool, meerdere Glock patroonhouders en 76 patronen munitie.De in de woning aangetroffen verdovende middelen zijn getest en het gaat om totaal ruim 13 kilo cocaïne, 6.111 pillen MDMA, ruim 16.000 pillen die MDMA of mCPP bevatten en bijna 3 kilo hasj.
[verdachte] heeft verklaard dat zij wist dat er verdovende middelen in haar woning lagen. Zij heeft de spullen in haar woning bewaard voor een man. Alleen zijzelf en de man hadden een sleutel van de woning. De man zou de spullen komen halen en daarom heeft zij de spullen in een sporttas en koffer gedaan. De onder het balkon aangetroffen koffer heeft [verdachte] van het balkon gegooid.[verdachte] heeft daarnaast zelf verklaard over de aanwezigheid van kogels.
Bewijsoverwegingen
Machtssfeer
Door de raadsman is aangevoerd dat de in de woning van verdachte aangetroffen verdovende middelen zich niet in de machtssfeer van verdachte hebben bevonden. De rechtbank verwerpt dit verweer. Niet alleen bevonden de verdovende middelen zich in de woning van verdachte en had zij daar ook wetenschap van, verdachte heeft daarnaast ook verschillende handelingen met de drugs verricht. Uit haar verklaring bij de politie komt naar voren dat zij de verdovende middelen in sporttassen en een koffer heeft gedaan en dat zij op het moment dat de politie aan de deur kwam de koffer van het balkon heeft gegooid. Daaruit volgt dat de verdovende middelen zich ook daadwerkelijk in de machtssfeer van verdachte hebben bevonden.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat sprake is van medeplegen van een strafbaar feit als is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af. Verdachte heeft verklaard dat zij op de hoogte was van de aanwezigheid van de verdovende middelen in haar woning en dat zij de goederen in haar woning heeft bewaard voor een man die de sleutel van haar huis had (medeverdachte [medeverdachte 1] ).
Daarom oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering met betrekking tot het aanwezig hebben van de verdovende middelen in de woning [adres] . De rechtbank acht het medeplegen en daarmee het onder feit 1 primair en onder 3 tenlastegelegde bewezen.
Hoeveelheid MDMA
In de tenlastelegging is onder 1 opgenomen dat sprake is van het aanwezig hebben van ongeveer 22.000 pillen MDMA. Door de raadsman is aangevoerd dat dit aantal pillen niet bewezen kan worden nu uit het laboratoriumonderzoek naar de inbeslaggenomen pillen volgt dat een deel is aangeduid als mCPP, een substantie die niet strafbaar is gesteld bij de Opiumwet.
De officier van justitie onderschrijft het standpunt van de raadsman, maar verwijst wel naar een foto op pagina 979 van het dossier. De foto maakt duidelijk dat slechts een klein deel van de zichtbare pillen een roze kleur (mCPP) heeft en daarom kan voor een bewezenverklaring worden gekozen voor een hoeveelheid materiaal bevattende MDMA, waarbij rekening moet worden gehouden dat bijna alle pillen MDMA bevatten.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier onvoldoende vastgesteld kan worden hoeveel pillen MDMA en hoeveel pillen mCPP bevatten. De foto geeft hierover onvoldoende duidelijkheid omdat daarop alleen de buitenste pillen zichtbaar zijn en de rest van de inhoud van de sealbag niet. . Daarmee is het een te grote stap om aan te nemen dat het overgrote deel van de pillen MDMA zou bevatten. Het dossier bevat daarvoor onvoldoende steun. Verdachte zal worden vrijgesproken van de concreet in de tenlastelegging vermelde hoeveelheid pillen MDMA. In de bewezenverklaring zal de rechtbank uitgaan van een hoeveelheid pillen bevattende MDMA zonder die hoeveelheid nader te kwantificeren.
Wetenschap vuurwapens en munitie
Voor een veroordeling wegens het onder 2 ten laste gelegde voorhanden hebben van wapens en munitie in de zin van artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie is vereist dat sprake is geweest van een meerdere of mindere mate van bewustheid bij de verdachte omtrent de aanwezigheid daarvan. De gedraging 'voorhanden hebben' veronderstelt dat een zekere vorm van machtsuitoefening over voorwerpen bestaat, waarvan eigenlijk al sprake is wanneer de verdachte er feitelijk over kan beschikken. De aanwezigheid van een wapen in de woning die door de verdachte zelf wordt bewoond, vormt in de regel een objectief aanknopingspunt voor de vaststelling dat de verdachte dat wapen of die munitie voorhanden heeft.
Door de verdediging is echter betoogd dat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken omdat verdachte geen wetenschap had van het in de koffer aangetroffen vuurwapen, de patroonhouders en de munitie.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte was woonachtig in de woning [adres] . Zij heeft verklaard verdovende middelen in de woning te hebben bewaard voor een man. Verdachte heeft daarmee een risico genomen dat in haar woning ook overige verboden goederen aanwezig konden zijn. Ten aanzien van de (vuur)wapens en munitie staat vast dat deze in de woning aanwezig waren toen de politie op 24 januari 2018 aan de deur kwam. De goederen zijn immers in een koffer aangetroffen waarvan verdachte heeft verklaard dat zij die van het balkon heeft gegooid omdat zij wist dat er verboden spullen in zaten en ontdekking wilde voorkomen. Verdachte heeft eveneens verklaard de koffer te hebben ingepakt met spullen die in haar woning lagen omdat zij die spullen moest bewaren voor iemand. Nu verdachte heeft verklaard de spullen van de man in de koffer te hebben ingepakt, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat verdachte niet heeft gekeken welke spullen zij precies in de koffer heeft gedaan. Hierbij is van belang dat verdachte op vragen van de politie ook heeft verklaard dat zij in tasjes heeft gekeken en onder meer “kogeltjes” heeft gezien. Ter terechtzitting is aangevoerd dat verdachte hier mogelijk pillen mee heeft bedoeld. De rechtbank acht die uitleg niet aannemelijk, omdat verdachte op de vraag wat zij in de tasje heeft gezien antwoordt dat er tabletten waren en kogeltjes. Hieruit kan worden afgeleid dat zij de pillen “tabletten” noemt en daarvoor dus niet het woord kogeltjes gebruikt.
Gelet op het voorgaande staat voor de rechtbank genoegzaam vast dat de verdachte zich in meerdere of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van de vuurwapens en munitie in haar huis en dat zij de (vuur)wapens en munitie dus voorhanden heeft gehad.
Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde.