Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
Kort samengevat heeft de raadsman aangevoerd dat de kopers van verdovende middelen zonder processuele waarborgen een verklaring hebben afgelegd als getuige, terwijl zij later een sepot brief hebben ontvangen en dus kennelijk tevens verdachte waren. De status van de afnemers is daarmee onduidelijk geweest en zij zijn niet gewezen op de rechten die een verdachte toekomen. Dergelijk handelen is een vormverzuim en levert een directe schending op van het recht op een eerlijk proces in de zaak van verdachte. De Schutznorm wordt doorbroken, waarbij wordt verwezen naar een uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 4 september 2018 (Ömer Güner/Turkije). Er is doelbewust en op grote schaal getracht om bewijs te verzamelen tegen verdachte. De wijze waarop de getuigen in het onderzoek zijn verhoord is in strijd is met de beginselen van een behoorlijke procesorde. Het Openbaar Ministerie heeft daarmee doelbewust en met grove veronachtzaming de belangen van de afnemers, maar ook van verdachte, te weten het recht op een eerlijk proces, tekort gedaan (Zwolsman-criterium). Bovendien maakt het handelen van het Openbaar Ministerie een fundamentele inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor het wettelijke systeem in de kern is geraakt (Karman-criterium).
Kort samengevat heeft officier van justitie naar voren gebracht dat het gebruikelijk is dat kopers worden gehoord als getuige. De kopers in deze zaak hebben nooit de status van verdachte gehad. Ten tijde van de verhoren is duidelijk tegen afnemers gezegd dat zij als getuige worden gehoord. Nadat bij de verhoren bij de rechter-commissaris discussie is ontstaan, is besloten om sepotbrieven te versturen om deze discussie bij de overige getuigenverhoren te voorkomen. Daaruit kan niet worden afgeleid dat de kopers op enig moment zelf verdachte zijn geweest. Een getuige hoeft niet te worden gewezen op consultatiebijstand en zijn verschoningsrecht. Nu de afnemers als getuige konden worden gehoord, is geen sprake van een vormverzuim. Indien de rechtbank wel van oordeel is dat sprake is van een vormverzuim wordt de Schutznorm niet doorbroken. De door de verdediging aangehaalde jurisprudentie is immers niet van toepassing.
4.Waardering van het bewijs
Ten aanzien van het witwassen is door de officier van justitie aangevoerd dat in de woning van verdachte een geldbedrag van 42.826,40 euro is aangetroffen. De woning was alleen bij verdachte in gebruik. Verschillende indicatoren maken dat een vermoeden van witwassen gerechtvaardigd is en verdachte heeft geen concrete en verifieerbare verklaring gegeven op grond waarvan een legale herkomst kan worden afgeleid. Gelet daarop moet worden geconcludeerd dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.
Ten aanzien van het witwassen kan niet worden vastgesteld dat sprake is van uit misdrijf afkomstig geld, dan wel dat verdachte dat wist of moest vermoeden. Nu vrijspraak is bepleit ten aanzien van feit 1 en 2 kan eveneens niet worden bewezen dat sprake is van geldbedragen die afkomstig zijn uit eigen misdrijf.
5.Bewezenverklaring
6.De strafbaarheid van de feiten
7.De strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straf
9.Beslag
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
8 (acht) maanden.
(vijf) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen.