In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 november 2019 uitspraak gedaan tegen een honorair consul die tussen 2005 en 2012 werkzaam was op het Nederlandse consulaat in Barranquilla, Colombia. De verdachte werd beschuldigd van knevelarij, omdat hij onterecht extra kosten in rekening bracht voor visumaanvragen, die hij vervolgens in eigen zak stak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aan verschillende burgers onterecht bedragen heeft gevorderd voor visumverwerking, terwijl deze kosten niet verschuldigd waren. De rechtbank heeft op de zittingen van 23 mei en 1 november 2019 het bewijs en de argumenten van zowel het Openbaar Ministerie als de verdediging gehoord. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 14 maanden, terwijl de verdediging pleitte voor een voorwaardelijke straf.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan knevelarij en dat hij zijn ambtspositie misbruikte om zichzelf te verrijken. De rechtbank verwierp de argumenten van de verdediging over de onbetrouwbaarheid van het bewijs en de druk waaronder de verdachte zou hebben gehandeld. De rechtbank concludeerde dat de verdachte medepleger was van de strafbare feiten, ondanks dat de andere betrokkenen niet vervolgd werden. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 9 maanden op, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. Daarnaast werd de verdachte voor vijf jaar ontzet uit het recht om een ambt te bekleden, gezien de ernst van het feit en het misbruik van zijn positie.