ECLI:NL:RBAMS:2019:8543

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2019
Publicatiedatum
13 november 2019
Zaaknummer
13/701330-19, 13-113245-19, 13-141630-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor langdurig verslaafde verdachte na drie winkeldiefstallen en opzetheling van een fiets

Op 23 oktober 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die schuldig is bevonden aan drie winkeldiefstallen en opzetheling van een fiets. De verdachte, geboren in 1970 en gedetineerd, heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal in de Aldi, gevolgd door geweld tegen een winkelmedewerker, en aan diefstal van een fiets, waarvan hij wist dat deze gestolen was. De rechtbank heeft de zaken samengevoegd behandeld en de verdachte is op tegenspraak veroordeeld. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De verdediging pleitte voor een onvoorwaardelijke straf gelijk aan het voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn verslaving aan heroïne en cocaïne, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf moest krijgen, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden zoals reclassering en behandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en heeft de voorwaarden voor de proeftijd vastgesteld. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de problematiek van de verdachte in haar overwegingen meegenomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/701330-19 (A), 13-113245-19 (B) en 13-141630-19 (C)
Datum uitspraak: 23 oktober 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1970,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het postadres
[adres 1] ,
gedetineerd in het ‘ [detentieadres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak, met machtiging, gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 oktober 2019.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, op de zitting gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. S.H.S. Kurniawan-Ayre, en van wat de gemachtigde raadsvrouw van verdachte, mr. M.C. van Megen, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
zaak A onder 1
winkeldiefstal, in vereniging met een ander, in de Aldi op 2 juli 2019, gevolgd van geweld tegen een winkelmedewerker;
zaak A onder 2
diefstal van een fiets in de periode 26 juli 2019 tot en met 14 augustus 2019, subsidiair heling van deze fiets op 14 augustus 2019;
zaak B
winkeldiefstal in de Blokker op 10 mei 2019 van 7 pakken wasmiddel;
zaak C
winkeldiefstal in het Kruidvat op 12 juni 2019 van 12 repen chocolade.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de in zaak A onder 1 en 2 subsidiair, zaak B en zaak C ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 tenlastegelegde:
De raadsvrouw is van mening dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte, samen met zijn vriendin, een winkeldiefstal in de Aldi heeft gepleegd. Bij de daarop volgende bedreiging van aangever [persoon] met een tang komt verdachte echter een beroep op noodweer toe. Nadat verdachte na de kassa door aangever was aangesproken, heeft hij ‘sorry’ gezegd. Toen verdachte door wilde lopen richting de uitgang van de winkel sprong aangever bovenop hem. Er ontstond een worsteling waarbij verdachte tot drie keer toe met zijn hoofd op de grond werd gebeukt. Verdachte heeft daarop een tang uit zijn rugtas gehaald en boven zijn hoofd gehouden. Een ‘burgerarrest’ is op zichzelf toegestaan maar in dit geval voldeed het niet aan de eisen van proportionaliteit. Verdachte mocht zich daarom tegen het geweld van aangever verdedigen. De bedreiging heeft dus niet plaatsgevonden om de vlucht mogelijk te maken of om de buit veilig te stellen, zodat verdachte van de tenlastegelegde geweldscomponent moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 tenlastegelegde:
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde. De Swapfiets was een aantal weken eerder, op 26 juli 2019, gestolen en er is geen bewijs dat verdachte daarmee iets van doen heeft gehad. De door de verbalisanten op 14 augustus 2019 waargenomen omstandigheden zijn onvoldoende om vast te kunnen stellen dat verdachte op dat moment moet hebben geweten dat de fiets van diefstal afkomstig was. Ook heling kan daarom niet worden bewezen verklaard.
Ten aanzien van het in zaak B en zaak C tenlastegelegde:
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot deze feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 tenlastegelegde:
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 2 juli 2019, samen met een ander, drogisterij artikelen uit winkelbedrijf Aldi heeft gestolen. Na deze diefstal heeft verdachte aangever [persoon] weggeduwd en heeft hij dreigend met een tang in de richting van [persoon] gezwaaid.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte dit geweld en deze bedreiging met geweld niet uit noodweer heeft gepleegd. Op grond van de aangifte, ondersteund door de beschrijving van de camerabeelden, gaat de rechtbank uit van de volgende gang van zaken. Nadat verdachte met de door hem weggenomen goederen de kassa was gepasseerd zonder daarvoor te betalen, werd hij aangesproken door [persoon] . Verdachte wilde niet dat [persoon] in zijn tas zou kijken en probeerde verder te lopen richting de uitgang. [persoon] spreidde zijn armen om verdachte tegen te gehouden. Dit mocht [persoon] gelet op genoemde omstandigheden doen en dit handelen was naar het oordeel van de rechtbank ook proportioneel. Daarbij ontstond er een worsteling tussen hen beiden richting de uitgang van de winkel. Verdachte heeft daarbij [persoon] van zich af geduwd. Op dat moment was dus sprake van door verdachte gepleegd geweld tegen aangever. Na enig heen en weer duwen ging verdachte met een hand in zijn tas en hield daarna een arm boven zijn hoofd. Dit is naar het oordeel van de rechtbank het moment dat hij met de tang aan het zwaaien was. De tang is later voor de winkel aangetroffen. Er zijn geen aanknopingspunten om te veronderstellen dat verdachte
voordathij met de tang aan het zwaaien was hardhandig met zijn hoofd tegen de grond zou zijn geslagen. Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dit namelijk niet. Van buitenproportioneel geweld van aangever of andere omstanders naar verdachte toe is dus niet gebleken. De rechtbank is daarom van oordeel dat er op het moment dat verdachte [persoon] met de tang heeft bedreigd geen sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte, waartegen verdachte zich mocht verdedigen. Het beroep op noodweer wordt verworpen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte geweld heeft gebruikt tegen [persoon] en dat hij hem heeft bedreigd met het oogmerk om, al dan niet met de gestolen goederen, weg te komen uit de winkel. Aldus heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal in vereniging gevolgd van geweld en bedreiging met geweld.
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 tenlastegelegde:
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat er geen bewijs is dat verdachte de Swapfiets zelf heeft gestolen. Verdachte zal daarom van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Verdachte reed op 14 augustus 2019 midden in de nacht op een Swapfiets waarvan het slot geforceerd was. Uit de bevindingen van verbalisant [verbalisant] blijkt het slot van de fiets verbroken was en dat verdachte deze fiets op straat aan voorbijgangers probeerde te verkopen. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank daarom van oordeel dat verdachte wist dat de fiets van diefstal afkomstig was. De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling, zoals subsidiair ten laste is gelegd.
Ten aanzien van het in zaak B tenlastegelegde:
De rechtbank acht op grond van de aangifte en de bekennende verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd bewezen dat verdachte op 10 mei 2019, 7 wasmiddelproducten uit winkelbedrijf Blokker in de [adres 2] te Amsterdam heeft gestolen.
Ten aanzien van het in zaak C tenlastegelegde:
De rechtbank acht op grond van de aangifte, het proces-verbaal van bevindingen van 12 juni 2019 - met daarin onder meer de bekennende verklaring van verdachte - bewezen dat verdachte op 12 juni 2019, 12 repen chocolade van winkelbedrijf Kruidvat te Amsterdam heeft gestolen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage 2 opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het in zaak A onder 1 tenlastegelegde:
op 2 juli 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen drogmetica, toebehorende aan winkelbedrijf Aldi, welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [persoon] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat [persoon] is weg geduwd en is bedreigd met een tang;
ten aanzien van het in zaak A onder 2 subsidiair tenlastegelegde:
op 14 augustus 2019 te Amsterdam, een fiets (framenummer [nummer] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het een door diefstal verkregen goed betrof;
ten aanzien van het in zaak B tenlastegelegde:
op 10 mei 2019 te Amsterdam, zeven wasmiddelproducten, toebehorende aan winkelbedrijf Blokker, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
ten aanzien van het in zaak C tenlastegelegde:
op 12 juni 2019 te Amsterdam, twaalf, repen chocolade, toebehorende aan Kruidvat, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het reclasseringsrapport van 7 oktober 2019.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf bepleit gelijk aan het voorarrest, eventueel in combinatie met een voorwaardelijk strafdeel met de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie winkeldiefstallen, waarvan één gevolgd van geweld tegen een winkelmedewerker. Winkeldiefstal is een hinderlijk en veel voorkomend feit dat grote schade en overlast bij de detailhandel veroorzaakt. Door het agressieve gedrag van verdachte tegen de winkelmedewerker heeft verdachte naar het zich laat aanzien bij deze winkelmedewerker en omstanders angst of ongemak en grote ergernis veroorzaakt. Daarnaast had verdachte een fiets in zijn bezit waarvan hij wist dat deze gestolen was. Daarmee heeft verdachte meegewerkt aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen, met het gevolg dat hiermee het plegen van nieuwe criminaliteit wordt bevorderd.
Uit het strafblad komt naar voren dat verdachte vele malen voor vermogensdelicten, waaronder diefstallen met geweld, is veroordeeld.
In het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 7 oktober 2019 is te lezen dat verdachte verslaafd is aan zowel heroïne als cocaïne. In het verleden heeft hij opvallend goed gebruik gemaakt van de aangeboden hulpverlening, waardoor hij aan het eind van de trajecten een woning en werk had. Telkens was echter na kortere of langere tijd weer sprake van een terugval in middelengebruik en delictgedrag.
Een nieuwe langdurige klinische opname is niet zinvol. Het is beter om toe te werken naar stabilisatie van het drugsgebruik dan om abstinentie na te streven. Daarbij is het van belang dat verdachte structuur geboden krijgt in een instelling voor begeleid wonen en een goede dagbesteding heeft. De reclassering adviseert, als bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel, een verplicht reclasseringscontact, een ambulante behandeling bij de Forensische Ambulante Zorg van Inforsa, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, en het vinden en behouden van een dagbesteding.
De rechtbank neemt het advies van de reclassering over. Zij zal aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Gezien de hardnekkige verslaving van verdachte en de daarmee samenhangende problematiek, zal de rechtbank een proeftijd van 3 jaren opleggen.
In aanmerking genomen de voor de rechtbank geldende oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) komt de rechtbank tot een enigszins lager onvoorwaardelijk strafdeel dan geëist door de officier van justitie. Verdachte zal echter nog korte tijd in detentie moeten doorbrengen, zodat het verzoek van de raadsvrouw om de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van heden op te heffen wordt afgewezen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 310, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak A onder 2 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1 en 2 subsidiair, het in zaak B en zaak C tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde:
diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van het in zaak A onder 2 subsidiair bewezenverklaarde:
opzetheling;
ten aanzien van het in zaak B en C bewezenverklaarde:
diefstal, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast als veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene en bijzondere voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden:
- Veroordeelde zal zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maken aan een strafbaar feit;
- Veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- Veroordeelde zal medewerking verlenen aan het door de reclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- Veroordeelde meldt zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Inforsa, [adres 3] te Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren.
- Veroordeelde laat zich behandelen door de Forensisch Ambulante Zorg van Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het gebruik van methadon of deelname aan medische heroïneverstrekking is onderdeel van de behandeling. Bij overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling of stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
- Veroordeelde verblijft bij een afdeling van [naam instelling] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra er een plek vrijkomt voor veroordeelde. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
- Veroordeelde werkt mee aan het vinden en behouden van een dagbesteding en houdt zich aan de regels van het betreffende werkproject.
Geeft aan Reclassering Inforsa opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en J.W.P. van Heusden, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 oktober 2019.
[...]