ECLI:NL:RBAMS:2019:854

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 februari 2019
Publicatiedatum
11 februari 2019
Zaaknummer
13/994066-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opslaan en ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk

Op 11 februari 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk in en om zijn woning had opgeslagen. De verdachte, geboren in 1972, werd beschuldigd van het medeplegen van het binnenbrengen, voorhanden hebben en opslaan van professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, evenals het ter beschikking stellen van vuurwerk aan een ander zonder de vereiste vergunningen. Tijdens de zitting op 28 januari 2019 heeft de officier van justitie, S. Kubicz, de vordering ingediend, terwijl de verdachte en zijn raadsman, mr. B. van Nimwegen, hun verweer hebben gevoerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte bekend heeft dat hij vuurwerk in Nederland, Duitsland, Polen en België heeft gekocht. De officier van justitie stelde dat alle tenlastegelegde feiten bewezen konden worden, terwijl de raadsman vrijspraak bepleitte op basis van onduidelijkheden in de bewijsvoering. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opslaan en voorhanden hebben van professioneel vuurwerk, maar sprak hem vrij van het in Nederland brengen van vuurwerk, omdat niet kon worden vastgesteld dat het vuurwerk door hem was vervoerd.

De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden op, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat het handelen van de verdachte bijzonder gevaarzettend was, niet alleen voor hemzelf, maar ook voor zijn omgeving. De rechtbank volgde de officier van justitie in de beslissing om het vuurwerk te onttrekken aan het verkeer en gelastte de teruggave van een geldbedrag aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/994066-17
Datum uitspraak: 11 februari 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] , wonende op [woonadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 januari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
S. Kubicz en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B. van Nimwegen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is kort gezegd ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan
1.
a. a) het medeplegen van binnen het grondgebied van Nederland brengen/voorhanden hebben/opslaan van een hoeveelheid professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik;
b) het medeplegen van het ter beschikking stellen en voorhanden hebben van een hoeveelheid professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik;
2. het zonder vergunning voorhanden hebben van meer dan 25 kilogram vuurwerk buiten een speciale inrichting en zonder dat daarvoor melding is gedaan;
3. het vervaardigen/bewerken van vuurwerk buiten een daartoe bestemde inrichting.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage bij dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat alle tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen. Verdachte heeft bekend dat het vuurwerk van hem was en dat hij zijn vuurwerk in Nederland, maar ook in Duitsland, Polen en België kocht. Omdat het in Nederland verboden is het onder 1a tenlastegelegde vuurwerk te verkopen, kan er vanuit worden gegaan dat verdachte dit vuurwerk in het buitenland heeft gekocht. Verder is voor het bestanddeel ‘ter beschikking stellen’ in het onder 1b tenlastegelegde niet vereist dat sprake is geweest van verkoop van het vuurwerk door verdachte aan [naam] . Verdachte heeft feit 1 onder a en feit 2 tezamen en in vereniging met zijn vriendin [naam vriendin] , de eigenaresse van de woning waar het vuurwerk lag, gepleegd. Zij wist van het vuurwerk in en om haar woning. Ten aanzien van alle drie de feiten volgt de hoeveelheid vuurwerk duidelijk uit het herstelproces-verbaal. De aantallen uit dat proces-verbaal worden in grote lijnen ondersteund door de aantallen die op de vuurwerkdozen staan, zoals te zien op de foto’s in het dossiers.
3.2.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft voor feit 1 en 2 vrijspraak bepleit, omdat de hoeveelheden vuurwerk die ten laste zijn gelegd niet bewezen kunnen worden. Het is onduidelijk op welke plekken het vuurwerk dat is gewogen is gevonden. Op basis van de foto’s kunnen geen aantallen worden vastgesteld. Als de rechtbank hem hierin niet volgt dan moet vrijspraak volgen voor het in Nederland brengen van vuurwerk, omdat niet kan worden vastgesteld dat het onder feit 1a tenlastegelegde vuurwerk ook daadwerkelijk het vuurwerk is dat verdachte naar Nederland heeft vervoerd. Verboden vuurwerk wordt ook op de zwarte markt in Nederland verkocht. Voor feit 1b geldt dat verdachte het vuurwerk niet aan [naam] ter beschikking heeft gesteld, omdat hij het vuurwerk dat is aangetroffen in de bestelbus slechts in bewaring heeft gegeven. [naam] mocht daarmee niet doen en laten wat hij wilde. De dozen vuurwerk die bij [naam] thuis zijn aangetroffen zijn niet van verdachte.
Ten aanzien van feit 3 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht alle drie de tenlastegelegde feiten (gedeeltelijk) bewezen en grondt die beslissing op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Als tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op dit vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het vonnis gehecht.
Vrijspraak invoer (feit 1 onder a)
Hoewel verdachte heeft bekend ook in Duitsland, Polen en België vuurwerk te kopen kan de rechtbank niet vaststellen om specifiek welk vuurwerk het dan gaat en wanneer verdachte dat over de grens zou hebben gebracht. In elk geval blijkt uit het dossier niet dat het in feit 1a genoemde vuurwerk door verdachte in het buitenland is gekocht en door hem naar Nederland is vervoerd. Dat geldt ook voor het professioneel vuurwerk dat in Nederland niet mag worden verkocht. Op de zwarte markt is dit vuurwerk kennelijk ook in Nederland verkrijgbaar.
De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van het in Nederland brengen van professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruikt.
Hoeveelheid vuurwerk (feit 1 onder a en feit 2)
Het dossier blinkt niet uit in helderheid, dat is de rechtbank met de advocaat eens. Op basis van het herstel proces-verbaal van 8 juni 2018 in combinatie met de eerder opgemaakte processen-verbaal van in beslagname kan de rechtbank wel vast stellen waar het vuurwerk is aangetroffen en in welke hoeveelheden. Deze hoeveelheden komen overeen met de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheden.
De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte het onder 1a tenlastegelegde professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad en het onder 2 tenlastegelegde vuurwerk buiten een speciale inrichting en zonder dat daarvoor melding is gedaan heeft opgeslagen.
Ter beschikking stellen (feit 1 onder b)
Verdachte heeft verklaard dat hij het in de bestelbus van [naam] aangetroffen vuurwerk aan hem in bewaring heeft gegeven. Omdat [naam] vanaf dat moment feitelijk over het vuurwerk kon beschikken, heeft verdachte het vuurwerk aan hem ter beschikking gesteld.
De rechtbank acht dus bewezen dat verdachte het in de bestelbus aangetroffen vuurwerk, namelijk 10 (en niet 11) flowerbeds, ter beschikking heeft gesteld. Verdachte heeft dit vuurwerk samen met [naam] voorhanden gehad.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het ter beschikking stellen van het vuurwerk dat in de woning van [naam] is aangetroffen. Alleen de verklaring van [naam] is onvoldoende om tot een bewezenverklaring op dit onderdeel te komen.
Medeplegen [naam vriendin]
De rechtbank vindt niet dat verdachte het onder 1a en onder 2 tenlastegelegde vuurwerk tezamen en in verenging met [naam vriendin] voorhanden heeft gehad dan wel opgeslagen. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat zij wist van (de hoeveelheid) vuurwerk in en om de woning en dat het (deels) om professioneel vuurwerk ging.
Vrijspraak van feit 3
Hoewel verdachte heeft bekend dat hij de linten van het in de tenlastelegging bedoelde vuurwerk heeft verbonden en verdachte zich zodoende schuldig heeft gemaakt aan het bewerken van vuurwerk buiten een daarvoor bestemde inrichting kan de rechtbank op grond het beschikbare bewijsmateriaal niet vast stellen wanneer de verdachte dat heeft gedaan, ook niet dat dat is gebeurd in de in de tenlastelegging genoemde periode, zodat de verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 cumulatief/alternatief tenlastegelegde
A)
Op 17 december 2017 te Baarn opzettelijk een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten:
  • 179 Shells en
  • 57 Shells
  • 39 vuurwerkkokers
  • 171 kilogram vuurwerk
heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad en
B)
op 17 december 2017 te Baarn opzettelijk professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten 10 flowerbeds aan [naam] ter beschikking heeft gesteld;
ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
op 17 december 2017 te Baarn opzettelijk 63 kilogram vuurwerk (lijst 1) en 171 kilogram vuurwerk (lijst 2) voorhanden heeft gehad buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1.4 en/of artikel 2.2.1, 3.2.1 of 3A.2.l Vuurwerkbesluit, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend die betrekking heeft op de opslag van vuurwerk en/of artikel 2.2.1 Vuurwerkbesluit waarvoor een melding is gedaan krachtens artikel 2.2.4 vuurwerkbesluit;

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
De raadsman heeft verzocht de strafeis te matigen. Hij heeft verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verdachte heeft een drukke baan, hij heeft geen relevant strafblad en hij is bereid een geldboete te balen.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander op de terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft veel (professioneel) vuurwerk voorhanden gehad en opgeslagen in en rondom het huis van zijn vriendin. Daarnaast heeft hij professioneel vuurwerk ter beschikking gesteld aan een ander. Professioneel vuurwerk is als zodanig gekwalificeerd omdat het veel gevaarlijker is dan consumentenvuurwerk. Naast brandgevaar en explosiegevaar bij de opslag brengt ook het tot ontbranding brengen van professioneel vuurwerk risico’s mee; niet alleen voor degene die het vuurwerk tot ontbranding brengt, maar ook voor eventuele omstanders of voorbijgangers. Het handelen van verdachte was dus bijzonder gevaarzettend voor hemzelf, zijn vriendin, andere aanwezigen in de woning en voor omwonenden. Het is onverantwoord zulk explosief materiaal te vervoeren in een bestelbus of op te slaan in een woonwijk. Verdachte heeft kennelijk niet nagedacht over de gevolgen als het vuurwerk zou ontploffen
De rechtbank heeft bij de strafoplegging gekeken naar de richtlijn voor strafvordering vuurwerkdelicten van het Openbaar Ministerie. Daarin worden voor de hoeveelheden waar het in deze zaak om gaat forse onvoorwaardelijke gevangenisstraffen genoemd.
Verdachte is niet eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit. Hij is na twee weken voorarrest rond de jaarwisseling 2017/2018 vrij gekomen en heeft naar eigen zeggen en voor zover de rechtbank kan zien sindsdien geen strafbare feiten in verband met vuurwerk gepleegd. Uit zijn verklaring op de zitting is gebleken dat de strafzaak grote impact op hem en zijn relatie heeft gehad. Hij ziet in dat zijn handelen grote risico’s met zich bracht, waar hij anderen aan heeft blootgesteld, en zal naar eigen zeggen nooit meer op deze manier met vuurwerk omgaan. De rechtbank ziet in de houding van verdachte en in straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd aanleiding om af te wijken van de richtlijn. Verdachte wordt daarom niet tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar tot de maximale taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf veroordeeld. De voorwaardelijke gevangenisstraf is zowel bedoeld om de ernst van het feit en de grote hoeveelheid aangetroffen vuurwerk te benadrukken als om verdachte, die naar eigen zeggen een soort van verslaafd was aan vuurwerk, er van te weerhouden opnieuw in de fout te gaan.
De rechtbank legt verdachte een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden op.

9.Beslag

Onder verdachte zijn verschillende goederen in beslag genomen. Die goederen zijn opgenomen op de beslaglijst die als bijlage II bij dit vonnis is gevoegd. Op die beslaglijst staan:
  • een geldbedrag ter hoogte van € 950,55.
  • al het aangetroffen consumenten vuurwerk.
De officier van justitie heeft gevorderd het vuurwerk te onttrekken aan het verkeer. Het geld kan volgens de officier van justitie worden teruggegeven aan verdachte.
De rechtbank zal de officier van justitie volgen. Het vuurwerk wordt onttrokken aan het verkeer omdat het strafbare feit daarmee is begaan en het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet. Het geld moet worden teruggegeven aan verdachte.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
  • 14a, 14b, 14c, 14d, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
  • 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer; en
  • 1.2.2, 1.2.3 en 1.2.4 van het Vuurwerkbesluit.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Spreekt verdachte vrij van het onder 3 ten laste gelegde.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 cumulatief en 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1, eerste en tweede alternatief bewezen verklaarde:
opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1. van de Wet milieubeheer, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1. van de Wet milieubeheer, meermalen gepleegd;
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
6 (zes) maanden.
Beveelt dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jaarvast.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in mindering gebracht zal worden.
Ten aanzien van het beslag (zie beslaglijst, bijlage II):
Verklaart onttrokken aan het verkeer: vuurwerk.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van: het geldbedrag ter hoogte van € 950,55.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. J. Huber en E.J. Weller, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. Bouwman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 februari 2019.