ECLI:NL:RBAMS:2019:8506

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
13 november 2019
Zaaknummer
13/701340-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor internetoplichting via Marktplaats en Facebook Marketplace met toepassing van adolescentenstrafrecht

Op 30 oktober 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan internetoplichting. De verdachte en zijn mededaders deden zich voor als kopers van goederen die op Marktplaats en Facebook Marketplace werden aangeboden. Door middel van valse betaallinks en phishing-technieken wisten zij toegang te krijgen tot de bankgegevens van de verkopers, waarna zij geldbedragen van hun rekeningen hebben gehaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een actieve rol speelde in deze oplichtingspraktijken en dat hij zijn bankpas en rekening ter beschikking stelde om de oplichtingen mogelijk te maken. De rechtbank heeft het adolescentenstrafrecht toegepast en de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 26 weken, waarvan 20 weken voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. Gedurende de proeftijd van twee jaar moet de verdachte zich houden aan verschillende voorwaarden, waaronder actieve medewerking aan behandeling en begeleiding, en het verbod om op het Darkweb te komen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in haar beslissing. De verdachte heeft eerder onherroepelijk veroordelingen voor vermogensdelicten op zijn naam staan, en de rechtbank achtte het noodzakelijk om een pedagogische benadering te hanteren, gezien de kwetsbaarheid van de verdachte en zijn beïnvloedbaarheid door zijn omgeving.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/701340-19
Datum uitspraak: 30 oktober 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[BRP-adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.P. Staal en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.M. Smithuijsen, naar voren hebben gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van wat mevrouw [naam] , werkzaam bij de William Schrikker Stichting, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt verweten dat hij samen met anderen mee heeft gewerkt aan een groot aantal oplichtingszaken via internet. Verdachte zou zich voor hebben gedaan als koper van goederen die via internet werden aangeboden. Vervolgens zorgden verdachte en zijn medeverdachten dat ze toegang kregen tot de bankgegevens en rekeningen van de verkoper en werd geld van die rekeningen gehaald. Verdachte deelde in de opbrengst en heeft daarnaast zijn bankpas en bankrekening ter beschikking gesteld om Marktplaatsoplichtingen mogelijk te maken.
Op de tenlastelegging en na wijziging van de tenlastelegging ter zitting staan – kort gezegd – de volgende strafbare feiten:
Feit 1:
diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel (pleegperiode: 17 februari 2019 tot en met 25 juni 2019);
Feit 2:
medeplegen van oplichting via internet (pleegperiode: 17 februari 2019 tot en met 25 juni 2019);
Feit 3:
medeplegen van computervredebreuk (pleegperiode: 17 februari 2019 tot en met 14 juli 2019);
Feit 4:
medeplegen van het gebruik van een technisch hulpmiddel met het oogmerk om daarmee gegevens te verkrijgen om computervredebreuk te plegen (pleegperiode: 17 februari 2019 tot en met 25 juni 2019);
Feit 5:
primair:medeplegen van oplichting via Marktplaats (pleegperiode: 27 november 2017 tot en met 7 mei 2018);
subsidiair:medeplichtigheid aan oplichting via Marktplaats (pleegperiode: 27 november 2017 tot en met 7 mei 2018).
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten 1 tot en met 4. Bij elk feit kan verdachte als medepleger worden aangemerkt. Volgens de officier van justitie kan ook bewezen worden verklaard dat verdachte medeplichtig is geweest aan de onder feit 5 ten laste gelegde Marktplaatsoplichtingen, zodat hij komt tot een bewezenverklaring van het onder 5 subsidiair ten laste gelegde. Verdachte dient derhalve van het onder 5 primair ten laste gelegde medeplegen te worden vrijgesproken.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het medeplegen van de onder feit 5 ten laste gelegde Marktplaatsoplichtingen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zijn bankpas heeft afgegeven aan een stel jongens. Zij beloofden verdachte in ruil daarvoor snel veel geld, en verdachte vertrouwde erop dat dit op een legale manier zou gebeuren. De rechtbank kan hoogstens komen tot een bewezenverklaring van de onder feit 5 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan de Markplaatsoplichtingen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de onder 1 tot en met 4 genoemde feiten tezamen en vereniging met één of meer andere personen heeft gepleegd. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de feiten samen met een aantal jongens heeft gepleegd, dat hij een eigen rol had en dat hij een deel van de winst ontving. Volgens verdachte werd hij per week betaald en heeft hij in sommige weken bedragen van € 700,- of € 800,- ontvangen. Gelet op de verklaring van verdachte en het overige bewijsmateriaal gaat de rechtbank ervan uit dat zijn rol bij het plegen van de feiten 1 tot en met 4 aanzienlijk is geweest.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat verdachte dient worden aangemerkt als medeplichtige aan de onder feit 5 subsidiair ten laste gelegde Marktplaatsoplichtingen. De bedragen die door de aangevers zijn betaald, zijn overgemaakt naar de bankrekening van verdachte. Uit het dossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt dat verdachte zijn pinpas en bankrekening ter beschikking heeft gesteld aan één of meer onbekend gebleven personen die daarmee oplichtingshandelingen hebben verricht. Verdachte wist dat dit hun bedoeling was. Verdachte is derhalve behulpzaam geweest bij het plegen van deze handelingen door zijn bankpas en toegang tot en gebruik van zijn bankrekening te verschaffen. Hij dient te worden vrijgesproken van het onder feit 5 primair ten laste gelegde, nu voor het tenlastegelegde medeplegen van deze oplichtingshandelingen geen bewijs voorhanden is.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
feit 1:
op tijdstippen in de periode van 17 februari 2019 tot en met 25 juni 2019 in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen (4570,26 euro, 295,46 euro, 1640 euro), toebehorend aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , waarbij hij, verdachte, en zijn mededaders zich de toegang tot die bankrekeningen en internetbankieren accounts en digitale bankomgeving en bank betaal applicatie hebben verschaft en die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten onrechtmatig verkregen of gestolen inloggegevens en/of betaalgegevens en/of TAN-codes;
feit 2:
op tijdstippen in de periode van 17 februari 2019 tot en met 25 juni 2019 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 1] en
- [slachtoffer 4] en
- [slachtoffer 2] en
- [slachtoffer 5] en
- [slachtoffer 6] ,

heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten inloggegevens en/of betaalgegevens en/of TAN-codes, immers hebben verdachte en zijn mededaders (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid,

- naar aanleiding van advertenties op de internetsite Marktplaats.nl en de Marketplace van Facebook contact gezocht met de voornoemde personen, tevens aanbieders van de goederen en
- zich voorgedaan als bonafide kopers en zich voorgedaan als [naam 1] en [naam 2] en [naam 3] en [naam 4] en
- (vervolgens) een afspraak gemaakt omtrent de aankoop van de aangeboden goederen en
- (vervolgens) aan voornoemde personen, valse betaallinks en valse IDEAL-links en phishing-links toegestuurd, via welke links één (1) cent en de overeengekomen geldbedragen gestort dienden te worden, waardoor die (voornoemde) personen (telkens) werden bewogen tot afgifte van hun inloggegevens van een bankaccount en/of betaalgegevens en/of TAN-codes;
feit 3:
op tijdstippen in de periode van 17 februari 2019 tot en met 14 juli 2019 in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten,
- het Facebook-account van [naam 1] en
- het Facebook-account van [slachtoffer 13] en
- het ABN-AMRO internetbankieren account toebehorende aan [slachtoffer 1] en de mobiel bankieren app van de ABN-AMRO en/of de webserver(s) en/of een netwerk en/of een computer(systeem) toebehorende aan de ABN-AMRO en/of
- het ING internetbankieren account toebehorende aan [slachtoffer 4] en de mobiel bankieren app van de ING en/of de webserver(s) en/of een netwerk en/of een computer(systeem) toebehorende aan de ING en/of
- het ABN-AMRO internetbankieren account toebehorende aan [slachtoffer 2] en de mobiel bankieren app van de ABN-AMRO en/of de webserver(s) en/of een netwerk en/of een computer(systeem) toebehorende aan de ABN-AMRO en/of
- het Rabobank internetbankieren account toebehorende aan [slachtoffer 5] en de mobiel bankieren app van de Rabobank en/of de webserver(s) en/of een netwerk en/of een computer(systeem) toebehorende aan de Rabobank en/of
- het Rabobank internetbankieren account toebehorende aan [naam 6] en de mobiel bankieren app van de Rabobank en/of de webserver(s) en/of een netwerk en/of een computersysteem toebehorende aan de Rabobank, is binnengedrongen door middel van het doorbreken van een beveiliging en/of een technische ingreep en een valse sleutel, immers hebben verdachte en zijn mededaders ingelogd op de Facebook accounts van [naam 1] en [slachtoffer 13] met een onrechtmatig verkregen wachtwoord en hebben verdachte en zijn mededaders door middel van een phishing-link enbetaallink een (ogenschijnlijk betrouwbare) website van Marktplaats en ABN-AMRO en ING en Rabobank getoond of laten tonen, terwijl (in werkelijkheid) een nagebootste website van Marktplaats en (vervolgens) de ABN-AMRO en ING en Rabobank werd getoond, waardoor de gebruikers van die nagebootste website werden bewogen tot het invoeren van betaalgegevens en inloggegevens en TAN-codes voor het verrichten van bankoverschrijvingen via internetbankieren heimelijk werden afgevangen en ter beschikking kwamen aan verdachte en zijn mededaders die zich met behulp van die inloggegevens toegang hebben verschaft tot de internetbankierenomgeving van die banken, waarbij verdachte en zijn mededaders zich hebben voorgedaan als de rechtmatige gebruikers van die inloggegevens;
feit 4:
op tijdstippen in de periode van 17 februari 2019 tot en met 25 juni 2019 in Nederland, telkens tezamen en in vereniging anderen, met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b of 139c van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is tot het plegen van een zodanig misdrijf voorhanden heeft gehad en verstuurd en verspreid (aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] ), terwijl zijn oogmerk is gericht op een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, tweede of derde lid, immers hebben verdachte en zijn mededaders phishing-links welke hoofdzakelijk zijn ontworpen om het misdrijf computervredebreuk te plegen, met de bedoeling om daarmee wederrechtelijk geautomatiseerde werken van personen en banken binnen te dringen door inloggegevens en betaalgegevens en TAN-codes ten behoeve van internetbankieren voor zichzelf over te nemen , waardoor toegang kon worden verschaft tot het betalingsverkeer zijnde (telkens) geautomatiseerde werken van de ING bank en ABN-AMRO en Rabobank;
feit 5:
op tijdstippen in de periode van 27 november 2017 tot en met 7 mei 2018 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid,
- [slachtoffer 7] en
- [slachtoffer 8] en
- [slachtoffer 9] en
- [slachtoffer 10] en
- [slachtoffer 11] en
- [slachtoffer 12]

heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen (te weten respectievelijk 306,95 euro en 180 euro en 360 euro en 260 euro en 212 euro en 200 euro), door zich voor te doen als bonafide verkoper en door op Marktplaats een telefoon en gereedschap en tickets aan te bieden en te verkopen, terwijl hij deze niet ter beschikking had en deze (vervolgens) na betaling niet te leveren, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 27 november 2017 tot en met 7 mei 2018 in Nederland opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft, door zijn bankrekening ter beschikking te stellen.

Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 186 dagen, waarvan 122 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. Gedurende de proeftijd van twee jaren dient verdachte zich te houden aan de voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering.
8.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht het adolescentenstrafrecht toe te passen. Uit meerdere rapportages is gebleken dat verdachte een laag IQ heeft en makkelijk beïnvloedbaar is. Hij is in de criminele praktijken getrokken door foute vrienden die hem geld beloofden. Verdachte is gevoelig voor dit soort verleiding en voor de mening van anderen. Hij heeft erkenning nodig en wil zich bewijzen. Een pedagogische insteek is bij verdachte van groot belang. De raadsvrouw heeft erop gewezen dat verdachte zich heeft gehouden aan zijn afspraken met De Waag en Reclassering Nederland en dat hij een meewerkende proceshouding heeft gehad.
De raadsvrouw heeft de rechtbank primair verzocht om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan verbonden de voorwaarden zoals door de reclassering geformuleerd.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer vier maanden schuldig gemaakt aan het medeplegen van internetoplichting van diverse personen. Verdachte en zijn mededaders zijn daarbij zeer geraffineerd te werk gegaan. Zij hebben Facebook-accounts gehackt en via die accounts gereageerd op goederen (voornamelijk schoenen) die door andere personen via Marktplaats en Marketplace van Facebook te koop werden aangeboden. Verdachte had daar een actieve en zelfstandige rol in. Nadat verdachte de verkoper had laten weten dat hij interesse had in een bepaald artikel, stuurde hij hem of haar een link met het verzoek een bedrag van € 0,01 over te maken - met het zogenaamde doel de rekening te verifiëren. Nadat de slachtoffers op deze link hadden geklikt en hun bankgegevens hadden ingevuld, werd door verdachte en zijn mededaders ingebroken op de (echte) digitale bankaccount van de slachtoffers en werd geprobeerd geldbedragen van hun rekeningen over te boeken naar andere rekeningen. Invoelbaar is dat het voor de aangevers een grote schok moet zijn geweest dat misbruik is gemaakt van hun bankgegevens. Zij hadden immers op de veiligheid daarvan mogen vertrouwen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij dat vertrouwen heeft misbruikt, maar ook het algemeen vertrouwen in het maatschappelijk en economisch verkeer heeft beschadigd.
Daarnaast is verdachte, door zijn bankpas en zijn bankrekening ter beschikking te stellen aan andere personen, behulpzaam geweest bij de Marktplaatsoplichting van diverse personen. De slachtoffers hebben goederen via Marktplaats gekocht, maar deze nooit ontvangen.
Dit zijn erg nare feiten. Verdachte heeft - uit eigen financieel gewin - het vertrouwen van aangevers ernstig beschaamd.
Uit een verdachte betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 oktober 2019 blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens vermogensdelicten.
In een Pro Justitia rapport van 5 december 2018, door psycholoog drs. K.T.E. Zászlós, opgemaakt in het kader van een eerdere strafzaak tegen verdachte, heeft de psycholoog opgemerkt dat verdachte een IQ van 71 heeft en daarmee scoort op laagbegaafd/moeilijk lerend niveau. Er is bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een cognitief functioneren op laagbegaafd/moeilijk lerend niveau en een onrijpe sociaal emotionele ontwikkeling. Samenhangend met zijn zwakke cognitieve vaardigheden is zijn begrip en inzicht in situaties beperkt. Hij overziet de gevolgen en consequenties van zijn handelen onvoldoende, veel te laat of niet. Verdachte redeneert sterk vanuit zijn eigen egocentrisch perspectief en verplaatst zich niet in de belevingswereld van de ander, waardoor hij niet stilstaat bij de impact van zijn handelen op de ander. Verdachte is hierdoor kwetsbaar en gemakkelijk te beïnvloeden. Omwille van aanzien, erkenning en om zich te bewijzen loopt hij dan het risico dat hij zich laat overhalen tot grensoverschrijdend gedrag.
De reclassering adviseert in haar rapport van 12 augustus 2019 om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Volgens de reclassering wordt de kans op recidive als gemiddeld ingeschat. Dit komt voornamelijk door de beïnvloedbaarheid van verdachte en zijn sociale netwerk. Indien verdachte door zijn behandeling bij De Waag meer grip op zijn leven krijgt en zich minder snel door anderen laat ‘gebruiken’, kan de kans op recidive lager worden.
De reclassering adviseert de rechtbank om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, het ondergaan van een ambulante behandeling en het meewerken aan controle op gegevensdragers.
De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van 29 augustus 2019 geschorst en daarbij onder meer bepaald dat verdachte zich moest houden aan de aanwijzingen van de reclassering, dat hij actief mee zou werken aan een behandeling bij De Waag en dat hij inzicht moest geven in zijn computergebruik.
Uit een reclasseringsrapport van 18 oktober 2019 blijkt dat verdachte zijn afspraken met Sterker Werkt is nagekomen. Hij heeft zich conform zijn schorsingsvoorwaarden gemeld bij de reclassering en heeft een intakegesprek bij De Waag gehad.
De reclassering adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met een proeftijd van twee jaar op te leggen, met een meldplicht bij de William Schrikker Stichting. De reclassering acht van belang dat verdachte wordt behandeld door De Waag, dat hij wordt begeleid door Sterker Werkt en dat hij inzicht dient te geven in zijn computergebruik en meewerkt aan eventuele controles van zijn gegevensdragers.
Gelet op de adviezen van de psycholoog en de reclassering ziet de rechtbank aanleiding om het adolescentenstrafrecht toe te passen.
De rechtbank acht het net als de officier van justitie niet wenselijk dat verdachte voor deze feiten opnieuw gedetineerd raakt. Verdachte lijkt op de goede weg te zijn en jeugddetentie zou deze ingeslagen weg teveel kunnen doorkruisen. Wel acht de rechtbank het wenselijk dat aan verdachte een forse voorwaardelijke jeugddetentie wordt opgelegd als stok achter de deur, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Op de naleving van een aantal van deze voorwaarden wordt reeds toezicht gehouden door de volwassenenreclassering. De rechtbank acht een pedagogische insteek en intensief toezicht van belang om herhaling te voorkomen en geeft de jeugdreclassering de opdracht tot het coördineren van het toezicht dat op verdachte wordt uitgeoefend.
Alles overziend acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 26 weken, waarvan 20 weken voorwaardelijk en met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Aan het voorwaardelijke gedeeltelijke van de jeugddetentie zal de rechtbank een proeftijd van 2 jaar verbinden.

9.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

Benadeelde partij [slachtoffer 8]
De benadeelde partij [slachtoffer 8] vordert € 180,- (zegge: honderdtachtig euro) aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 5 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 april 2018.
Verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [slachtoffer 8] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht. De rechtbank waardeert deze schade op een bedrag van in totaal € 180,- (zegge: honderdtachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente.
Benadeelde partij [slachtoffer 11]
De benadeelde partij [slachtoffer 11] vordert € 212,- (zegge: tweehonderdtwaalf euro) aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 5 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2018.
Verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [slachtoffer 11] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht. De rechtbank waardeert deze schade op een bedrag van in totaal € 212,- (zegge: tweehonderdtwaalf euro), vermeerderd met de wettelijke rente.
Benadeelde partij [slachtoffer 7]
De benadeelde partij [slachtoffer 7] vordert € 306,95 (zegge: driehonderdzes euro en vijfennegentig eurocent) aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 5 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 november 2017.
Verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [slachtoffer 7] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht. De rechtbank waardeert deze schade op een bedrag van in totaal € 306,95 (zegge: driehonderdzes euro en vijfennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente.
Benadeelde partij [slachtoffer 10]
De benadeelde partij [slachtoffer 10] vordert € 260,- (zegge: tweehonderdzestig euro) aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 5 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 april 2018.
Verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [slachtoffer 10] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht. De rechtbank waardeert deze schade op een bedrag van in totaal € 260,- (zegge: tweehonderdzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert € 253,08 (zegge: tweehonderd drieënvijftig euro en acht eurocent) aan materiële schadevergoeding en € 200,- (zegge: tweehonderd euro) aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het bedrag aan materiële schadevergoeding heeft zij toegelicht met de stelling dat haar echtgenoot een dag vrij heeft moeten nemen voor de afhandeling van de aangifte. Het bedrag aan immateriële schadevergoeding ziet op het feit dat de benadeelde partij vier dagen in angst heeft gezeten of zij al haar geld kwijt zou zijn. Voor elk van deze vier dagen vraagt de benadeelde partij een schadevergoeding van € 50,-.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd dat zij als gevolg van de bewezen verklaarde feiten psychische schade heeft geleden. Bovendien valt niet in te zien waarom de echtgenoot van de benadeelde partij een dag vrij heeft moeten nemen om de aangifte af te handelen en valt zonder nadere toelichting niet in te zien dat dit door de benadeelde partij geleden schade betreft. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Benadeelde partij [slachtoffer 13]
De benadeelde partij [slachtoffer 13] vordert € 450,- (zegge: vierhonderdvijftig euro) per maand aan materiële schadevergoeding en € 1000,- (zegge: duizend euro) per maand aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Deze bedragen zijn door de benadeelde partij niet onderbouwd met bewijsstukken. Daardoor staan bestaan en omvang van de schade evenals het verband met de strafbare feiten onvoldoende vast. Om die reden zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

10.Beslag

Onder verdachte zijn de goederen in beslag genomen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst (bijlage II) zijn vermeld.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de goederen met nummers 1, 6, 10 en 12 tot en met 25 verbeurd zullen worden verklaard. Hij heeft de rechtbank verder verzocht te gelasten dat de onder 2, 3 en 4 vermelde goederen worden geretourneerd aan de zus van verdachte en dat het onder 5 vermelde goed wordt geretourneerd aan de moeder van verdachte. De overige goederen kunnen worden geretourneerd aan verdachte.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de Chromebook (goednummer 1 op de beslaglijst) eigendom is van de zus van verdachte en dat zij deze nodig heeft voor school. De raadsvrouw heeft de rechtbank daarom verzocht om de teruggave van deze Chromebook te gelasten.
Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte graag zijn oude iPhone terug wil.
De rechtbank is van oordeel dat het beslag moet worden afgedaan zoals door de officier van justitie is voorgesteld en zoals hierna in het dictum is opgenomen. Hetgeen de raadsvrouw met betrekking tot het beslag naar voren heeft gebracht, leidt niet tot een ander oordeel.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 48, 49, 57, 63, 77c, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 138a, 139d, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 5 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
  • feit 1:
  • feit 2:
  • feit 3:
  • feit 4:
  • feit 5:
Veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
26 (zesentwintig) weken.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
20 (twintig) weken, van deze jeugddetentie
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
zich zal melden bij Ton Starrenburg van Reclassering Nederland aan de [adres reclassering] , zo frequent en zolang deze reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht, en zich zal houden aan de aanwijzingen die hem door de reclassering gegeven worden;
actief zal meewerken aan de behandeling en begeleiding die door De Waag noodzakelijk wordt geacht;
actief zal meewerken aan het vinden van een dagbesteding en de begeleiding die hem in dat kader door de reclassering en Sterker Werkt zal worden gegeven, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen van de reclassering/Sterker Werkt;
aan de William Schrikker Stichting inzicht zal geven in zijn computergebruik en op zijn gegevensdragers zal tonen waar hij mee bezig is;
zowel op zijn telefoon als op zijn computer zijn internetgeschiedenis niet zal wissen;
niet op het Darkweb zal komen.
Draagt de William Schrikker Stichting op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 8]
Wijst de vordering van [slachtoffer 8] toe tot een bedrag van € 180,- (zegge: honderdtachtig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 april 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 8] voornoemd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer 8] , te betalen
een bedrag van € 180,- (zegge: honderdtachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 3 april 2018 tot aan de dag van de voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 3 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat als en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 11]
Wijst de vordering van [slachtoffer 11] toe tot een bedrag van € 212,- (zegge: tweehonderdtwaalf euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 11] voornoemd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer 11] , te betalen
een bedrag van € 212,- (zegge: tweehonderdtwaalf euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 mei 2018 tot aan de dag van de voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 4 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat als en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 7]
Wijst de vordering van [slachtoffer 7] toe tot een bedrag van € 306,95 (zegge: driehonderdzes euro en vijfennegentig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 november 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 7] voornoemd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer 7] , te betalen
een bedrag van € 306,95 (zegge: driehonderdzes euro en vijfennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 27 november 2017 tot aan de dag van de voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat als en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 10]
Wijst de vordering van [slachtoffer 10] toe tot een bedrag van € 260,- (zegge: tweehonderdzestig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 april 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 10] voornoemd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer 10] , te betalen een bedrag € 260,- (zegge: tweehonderdzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 13 april 2018 tot aan de dag van de voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat als en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 13]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 13] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Beslag
Verbeurdverklaring
Verklaart verbeurd de volgende in beslag genomen voorwerpen:
- 1 computer, Google Chromebook (goednummer: 5779836)
- 1 simkaart van zaktelefoon, Lebara (goednummer: 5779742)
- 1 zaktelefoon, Apple iPhone (goednummer: 5779755)
- 1 cd-rom, Kruidvat (goednummer: 5779759)
- 1 simkaart van zaktelefoon (goednummer: 5779761)
- 1 document, Lebara (goednummer: 5779762)
- 1 simkaart van zaktelefoon, T-Mobile (goednummer: 5779766)
- 1 simkaart van zaktelefoon, Lebara (goednummer: 5779767)
- 1 simkaart van zaktelefoon, Lebara (goednummer: 5779769)
- 2 brieven, Paysafe cards (goednummer: 5779771)
- 2 bonnen van Total en Paysafe (goednummer: 5779773)
- 4 identifiers (goednummer: 5779774)
- 1 computer, Dell (goednummer: 5779776)
- 1 computer, Dell (goednummer: 5779777)
- 1 tas, Louis Vuitton (goednummer: 5779780)
- 1 schoen, Louboutin (goednummer: 5779784)
- 1 schoen, Louboutin (goednummer: 5779788).
Teruggave inbeslaggenomen goederen
De rechtbank gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbende:
- 1 zaktelefoon, Apple iPhone (goednummer: 5779740)
- 1 zaktelefoon, Apple iPhone (goednummer: 57799736)
- 1 zaktelefoon, Apple iPhone (goednummer: 5779738)
- 1 zaktelefoon, Apple iPhone (goednummer: 5779742).
De rechtbank gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan verdachte:
- 1 zaktelefoon, Alcatel (goednummer: 5779745)
- 1 zaktelefoon, Wiko (goednummer: 5779752)
- 1 brief, ASN Bank (goednummer: 5779753)
- 1 zaktelefoon, RIM Blackberry (goednummer: 5779757).
Voorlopige hechtenis
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B. Vogel, voorzitter,
mrs. M. Vaandrager en H.J. Fehmers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. van Trijp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 oktober 2019.
De voorzitter is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.