ECLI:NL:RBAMS:2019:8495

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 november 2019
Publicatiedatum
13 november 2019
Zaaknummer
13/650478-18, 13/177894-17 (tul), 23/001621-17 (tul) (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door schietincident in Amsterdam Zuidoost op 10 oktober 2018

Op 14 november 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 oktober 2018 in Amsterdam Zuidoost een man heeft doodgeschoten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1998, op die dag met een vuurwapen op het slachtoffer heeft geschoten, wat resulteerde in de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 31 oktober 2019 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. K.F.E. den Hartog, de verdachte beschuldigde van moord, maar de verdediging, vertegenwoordigd door mr. S.J. van der Woude, betoogde dat er geen sprake was van voorbedachten rade en dat de verdachte vrijgesproken moest worden van zowel moord als doodslag.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor moord, maar dat er wel sprake was van doodslag. De verdachte heeft tijdens het proces ontkend de schutter te zijn geweest, maar er waren getuigenverklaringen en camerabeelden die hem in de buurt van de plaats delict plaatsten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op het moment van het schietincident in de directe omgeving was en dat hij kort na het schietincident door de straten rende. De rechtbank heeft ook de verklaringen van getuigen en tapgesprekken in overweging genomen, die de bekentenis van de verdachte ondersteunen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte schuldig bevonden aan doodslag en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van de daad op de nabestaanden van het slachtoffer en de maatschappelijke belangen, zoals de noodzaak om vuurwapengerelateerde delicten zwaar te bestraffen. De vordering van de benadeelde partij voor schadevergoeding is toegewezen, en de rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen gelast.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/650478-18, 13/177894-17 (tul), 23/001621-17 (tul) (Promis)
Datum uitspraak: 14 november 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] , gedetineerd in het [naam Justitieel Complex] te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K.F.E. den Hartog en van wat verdachte en zijn raadsman mr. S.J. van der Woude naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 10 oktober 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met een (vuur)wapen één of meerdere kogel(s) in de richting van die [slachtoffer] geschoten waardoor die [slachtoffer] in de borst en/of de linkerschouder, althans in het bovenlichaam is getroffen tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat er sprake was van een vooropgezet plan of anderszins van voorbedachten rade en dat verdachte daarom vrijgesproken moet worden van moord.
De officier van justitie acht wel bewezen dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) met één schot met een vuurwapen om het leven heeft gebracht en zich aldus schuldig heeft gemaakt aan doodslag, waarbij sprake was van opzet op de dood van [slachtoffer] . Zij heeft daartoe aangevoerd dat de bewezenverklaring met name gebaseerd kan worden op de verklaringen van getuigen vlak na het schietincident die van verdachte zelf hebben gehoord dat hij heeft geschoten, de tapgesprekken die dat bevestigen en de camerabeelden en getuigenverklaringen die verdachte op de plaats delict plaatsen ten tijde van het incident.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ook bepleit dat moord niet bewezen kan worden verklaard en dat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken, omdat er geen voorbedachten rade was.
Volgens de raadsman kan doodslag evenmin bewezen worden verklaard en dient verdachte ook daarvan te worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat er belangrijke contra-indicaties zijn in het dossier.
In de eerste plaats is er geen enkel technisch bewijs tegen verdachte. Verder is het zo dat verdachte een andere route zegt te hebben gelopen dan door de officier van justitie wordt beweerd en hij is niet op de gehele beweerde route te zien op camera. Getuige [getuige 1] heeft voorts verschillende signalementen gegeven van de schutter en het in eerste instantie door hem gegeven signalement past niet bij verdachte. Getuige [getuige 2] heeft het over een groep jongens, net zoals getuige NN02. Hij noemt bovendien een tijdstip waarop het schietincident zou hebben plaatsgevonden waardoor verdachte wordt uitgesloten, aangezien hij zich toen blijkens de camerabeelden bevond op ongeveer 200 meter van de plaats delict. Getuige [getuige 3] heeft in zijn bij de rechter-commissaris onder ede afgelegde verklaring ontkend wat hij eerder belastend over verdachte had verklaard. Hij heeft als uitleg daarvoor gegeven dat hij was geslagen door familieleden van het slachtoffer en dat hij van hen belastend moest verklaren. Getuige [getuige 4] heeft op 31 oktober 2018 een verklaring afgelegd die in strijd is met zijn eerdere telefonische verklaring op 10 oktober 2018. In zijn telefonische verklaring zei [getuige 4] namelijk dat hij zag dat het slachtoffer op zijn fiets zat te wachten op de plek waar hij daarna is neergeschoten en dat hij daar alleen was. Later heeft [getuige 4] verklaard dat iemand bij het slachtoffer kwam en met hem ging praten. Het pistool waarmee het slachtoffer is neergeschoten, is bij ene [naam 1] gevonden in Rotterdam, die geen banden heeft met verdachte, terwijl de politie er steeds van uit is gegaan dat verdachte het pistool zou hebben weggegooid. De kans bestaat dat het pistool al de hele tijd in het bezit is geweest van deze [naam 1] of zijn vriendengroep. Waar [naam 1] zich bevond op 10 oktober 2018 is niet opgehelderd.
Verdachte heeft volgens de raadsman schijnbaar op een wijze verklaard tegenover zijn familie en zich zodanig gedragen dat zij meenden dat hij het gedaan zou kunnen hebben. Hij deed dit omdat hij boos werd dat ze zijn ontkenning niet geloofden en omdat hij iemand in bescherming meende te moeten nemen. Het bewijs tegen verdachte bestaat in hoofdzaak alleen uit de dingen die hij tegen zijn familie zou hebben gezegd en waaruit zij hun conclusies hebben getrokken, maar dat maakt hem nog geen dader. Hij moet daarom worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
De raadsman heeft subsidiair verzocht om aanhouding van de zaak voor het horen van de getuigen [getuige 4] , [getuige 2] , NN02 en [naam 1] .
3.3
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 10 oktober 2018 was verdachte om 14:15 uur in Toko [naam toko] op de [adres toko] . Hij droeg een zwart trainingspak met witte streep van het merk en model Nike N98 Tribute, zwarte sneakers van het merk en model Nike Air Max 270 triple black, een Louis Vuitton Damier Cobalt Regatta Mick PM schoudertas met blauw, wit en rood en een zwarte pet. [2] Verdachte liep vervolgens om 14:22 uur vanuit de richting van de Albert Camuslaan in de richting van de Andersensingel. [3] Om 15:17 uur kwam verdachte aanlopen uit de richting van de Andersensingel, hij stak de Agatha Christiesingel schuin over en liep langs de woningen in de richting van de Anatole Francesingel. [4] De verbalisant die de betreffende camerabeelden heeft bekeken, heeft geverbaliseerd dat verdachte uiteindelijk linksaf de Anatole Francesingel op is gegaan en uit beeld is verdwenen. De rechtbank heeft de ter zitting getoonde camerabeelden, die deel uitmaken van het dossier, nogmaals bekeken in raadkamer en ziet dit bevestigd.
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft op 10 oktober 2018 om 15:18 uur een filmpje op Snapchat geplaatst, waarop te zien was dat hij aan het fietsen was. [5] Zijn vriendin, getuige [naam vriendin] , heeft verklaard dat zij daarop kon zien dat [slachtoffer] in de buurt was van waar hij woonde. Dat kon zij zien aan de huizen. [6]
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij vanuit zijn woning recht tegenover de plaats delict naar beneden liep om vuilnis buiten te zetten, dat hij zag dat er wat buren voor de deur stonden en dat er kennelijk commotie was. Hij hoorde van die buren dat er geschoten was. [7] Op camerabeelden is te zien dat [getuige 5] om 15:20:56 uur naar buiten kwam om zijn vuilnis buiten zetten. [8] Op dat tijdstip was er dus al geschoten.
[slachtoffer] is doodgeschoten in de onderdoorgang van de Dolingadreef tussen de percelen [nummers] en [nummers] in Amsterdam Zuidoost. Deze onderdoorgang leidt naar de binnentuin achter de Dolingadreef, in de richting van de Dickenslaan. [9]
Gelet op het tijdstip van het Snapchatfilmpje en het tijdstip waarop [getuige 5] naar buiten liep, is [slachtoffer] doodgeschoten tussen 15:18 uur en 15:20:56 uur.
De looproute van de plaats delict naar de woning van verdachte op de [adres] te [woonplaats] is ongeveer twee minuten. [10]
Op camerabeelden is te zien dat verdachte om 15:21:33 uur door de Charlotte Brontéstraat rende. Hij rende vanuit de richting van de Dickenslaan, zijnde de richting van de plaats delict, in de richting van de Chestertonlaan, zijnde de richting van de woning van verdachte. [11]
Thuis heeft verdachte zich omgekleed. Hij heeft zijn zwarte Nike trainingspak uitgetrokken en heeft een grijs trainingspak aangetrokken. Vervolgens is hij met zijn moeder naar de metro gegaan en is hij naar zijn afspraak bij de reclassering gegaan. [12] De kleren die verdachte aan had ten tijde van het schietincident, zijn niet teruggevonden. [13]
Al snel ging het verhaal dat verdachte verantwoordelijk was voor de dood van [slachtoffer] . Een zus van verdachte kreeg dit te horen via een appje of via sociale media, waar ook gelijk een foto van verdachte was geplaatst, en vertelde dit die avond aan hun moeder. [14]
Die avond op 10 oktober 2018, vond er een familieberaad plaats in de woning van de moeder van verdachte, waar hij heeft verteld [slachtoffer] te hebben neergeschoten. Zijn moeder heeft vervolgens de politie gebeld om hem aan te geven. [15] Verdachte heeft zijn kleren meegenomen en is samen met [naam 2] (hierna: [naam 2] ) weggegaan. [16] De volgende dag zijn zij samen naar het kantoor van de raadsman van verdachte gegaan, waarna verdachte is opgehaald door de politie. [17] Bij de politie heeft verdachte zich die dag, op 11 oktober 2018, op zijn zwijgrecht beroepen. [18] Dit heeft hij een week later, op 18 oktober 2018, weer gedaan. [19] Op 5 november 2018 heeft verdachte verklaard dat hij heeft gelogen tegen zijn familie toen hij bekende [slachtoffer] te hebben neergeschoten. Hij vond het zielig voor [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ), die was aangehouden, en hij wilde hem beschermen. Omdat zijn familie verdachte maar bleef vragen of hij het had gedaan, heeft hij uiteindelijk maar gezegd dat dit zo was. [20] Ook in latere verhoren en ter terechtzitting heeft verdachte telkens ontkend de schutter te zijn geweest.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1
Partiële vrijspraak
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van verdachte van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte volgens een vooropgezet plan, met voorbedachten rade heeft gehandeld met de bedoeling het slachtoffer [slachtoffer] te doden. Het dossier bevat hiervoor geen aanknopingspunt. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de (impliciet) primair ten laste gelegde moord.
3.4.2
Bewijsoverwegingen
De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat [slachtoffer] is doodgeschoten op 10 oktober 2018 tussen 15:18 uur en 15:20:56 uur. In het dossier bevinden zich verklaringen en tapgesprekken waaruit volgt dat verdachte tegenover familieleden heeft bekend [slachtoffer] te hebben neergeschoten. Ook zijn er camerabeelden die, in onderlinge samenhang met die verklaringen en tapgesprekken, deze bekentenis ondersteunen.
Getuigen [getuige 1] en [getuige 4] hebben verklaard dat zij hebben gezien dat twee mannen aan kwamen lopen, het slachtoffer en een andere man. [getuige 4] heeft verder verklaard dat hij zelf aan het fietsen was in de buurt van de (latere) plaats delict, [slachtoffer] op zijn fiets in de tunnel zag en dat hij hem voorbij fietste. De verklaring van [getuige 4] sluit aan bij de beelden. Daarop is onder meer te zien dat er rond het tijdstip van het schietincident inderdaad een man fietste uit de richting van de (latere) plaats delict. De officier van justitie heeft ter zitting verklaard dat de politie deze man herkent als getuige [getuige 4] . Dat ook het slachtoffer op zijn fiets was, blijkt niet alleen uit de getuigenverklaring van [getuige 4] , maar ook uit de verklaring van [naam vriendin] over het filmpje dat [slachtoffer] op Snapchat had gezet.
Vast staat verder dat verdachte in de directe omgeving van de plaats delict was ten tijde van het schietincident. Verdachte heeft dit zelf verklaard en dit blijkt ook uit de camerabeelden. Uit de camerabeelden blijkt dat hij om 15:17 uur, dus vlak voor het schietincident, langs de woningen van de Agatha Christiesingel in de richting van de Anatole Francesingel loopt. Vervolgens loopt hij linksaf de hoek om naar de Anatole Francesingel, in de richting van de plaats delict. Ook is op camerabeelden te zien dat hij om 15:21:33 uur, dus zeer kort na het schietincident, vanuit de Dickenslaan en uit de richting van de plaats delict door de Charlotte Brontéstraat in de richting van zijn woning rent.
Volgens de raadsman hebben zowel getuige [getuige 4] als getuige [getuige 1] ieder twee verklaringen afgelegd die onderling in strijd zijn met elkaar. De raadsman heeft daarmee de geloofwaardigheid dan wel betrouwbaarheid van deze verklaringen ter discussie gesteld. Anders dan de raadsman heeft betoogd, acht de rechtbank de verklaringen van deze getuigen op essentiële onderdelen voldoende consistent en betrouwbaar. Dat de getuigen op sommige punten wisselend hebben verklaard, doet aan de algehele betrouwbaarheid van die verklaringen, die ook ondersteund worden door ander bewijs, niet af. In het politieverhoor van 31 oktober 2018 beschrijft [getuige 4] in detail wat hij heeft waargenomen bij de plaats delict en verklaart hij ook dat hij twee mannen bij het tunneltje zag staan, waaronder het latere slachtoffer. Dat laatste strookt met de verklaring van [getuige 1] .
De raadsman heeft er voorts op gewezen dat getuige [getuige 2] een tijdstip heeft genoemd waarop het schietincident zou hebben plaatsgevonden waardoor verdachte als schutter wordt uitgesloten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het schietincident net had plaatsgevonden toen getuige [getuige 5] om 15:20:56 uur blijkens camerabeelden zijn vuilnis naar buiten bracht. Op camerabeelden is te zien dat verdachte zevenendertig seconden later, om 15:21:33 uur, in de richting van zijn woning rent. Dat sluit verdachte dus niet als schutter uit. De rechtbank gaat voorbij aan de verklaring van [getuige 2] dat hij pas om 15:23 uur of 15:24 uur het fatale schot heeft gehoord, nu die genoemde tijdstippen in het dossier enkel ondersteuning vinden in de eigen verklaring van [getuige 2] . De rechtbank gaat uit van de waarneming van [getuige 5] , die wordt ondersteund door de camerabeelden en de daaraan gekoppelde tijdsaanduiding. De stelling van de raadsman, dat verdachte de schutter niet kan zijn, gaat niet op. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer.
De rechtbank gaat ook niet mee in de stelling van de raadsman dat verdachte wel een andere route moet hebben gelopen dan wordt beweerd, omdat hij niet gedurende de gehele beweerde route op camerabeelden te zien is, terwijl er in de Anatole Francesingel wel camera’s hangen. De rechtbank overweegt dat die camera’s op de gevel van de woningen zijn gericht en het trottoir slechts gedeeltelijk zichtbaar is, waardoor het goed mogelijk is dat verdachte buiten het bereik van die camera’s is gebleven. Hoe dan ook staat vast dat de camerabeelden verdachte vlak voor en vlak na het schietincident lokaliseren in de directe omgeving van de plaats delict.
De raadsman heeft gewezen op de afwezigheid van technisch bewijs tegen verdachte. Deze omstandigheid staat op zichzelf niet aan een bewezenverklaring in de weg. De rechtbank stelt vast dat de kledingstukken die verdachte aan had en de tas die hij droeg ten tijde van het schietincident, die dus eventueel technische sporen daarvan zouden kunnen bevatten, daarna verdwenen zijn en niet meer teruggevonden. Zodoende is het ook niet mogelijk geweest om die aan technisch onderzoek te onderwerpen. Verdachte heeft zelf op zitting verklaard dat hij al zijn kleren in de tassen heeft gestopt die in de auto van [naam 2] zijn aangetroffen. In deze tassen bleken de kleren en de tas die hij droeg kort voor en kort na het schietincident echter niet te zitten. Ter zitting heeft verdachte verklaard niet te weten wat er met die kledingstukken is gebeurd. Tapgesprekken tussen verdachte en [naam 2] en verdachte en J. Tevreden lijken echter te duiden op het wegmaken van sporen.
De rechtbank acht de lezing van verdachte dat hij tegenover zijn familie ten onrechte heeft bekend [slachtoffer] te hebben neergeschoten omdat hij de druk van zijn familie niet meer aankon en dat het in de tapgesprekken over die verzonnen bekentenis ging, ongeloofwaardig. In de tapgesprekken wordt door verschillende mensen gedetailleerd en gelijkluidend gesproken over hetzelfde onderwerp, wat onwaarschijnlijk is als het een verzonnen verhaal betreft. Zo zijn er bijvoorbeeld de tapgesprekken van [naam 2] , sessie 89 en sessie 220, gevoerd vlak voor en vlak na de aanhouding van verdachte. Met name uit tapgesprek sessie 220 blijkt dat verdachte aan [naam 2] in detail heeft verteld hoe het schietincident is verlopen. Ook sluiten de gesprekken aan bij verklaringen die zijn afgelegd over wat er zich die dag heeft afgespeeld. Verdachte heeft bovendien pas tijdens zijn derde verhoor bij de politie, nadat hij de beschikking had gekregen over het dossier, verklaard over de druk van zijn familie.
Verdachte heeft als tweede reden voor zijn valse bekentenis gegeven dat hij het zielig vond voor [getuige 3] , die direct na het schietincident was aangehouden, en dat hij daarom heeft gezegd dat hij zelf de dader was. Ook deze verklaring acht de rechtbank ongeloofwaardig. Noch uit het dossier, noch uit het onderzoek ter terechtzitting is aannemelijk geworden waarom hij de schuld op zich zou willen nemen voor een zo ernstig feit, louter om daarmee [getuige 3] vrij te pleiten. Van een sterke vriendschapsband met [getuige 3] is de rechtbank niet gebleken, integendeel, verdachte heeft ter zitting verklaard dat ze elkaar al enkele maanden niet meer groetten als ze elkaar op straat tegenkwamen.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte vol opzet had op het doden van [slachtoffer] . Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat verdachte zo doelgericht heeft geschoten. De rechtbank acht wel het voorwaardelijk opzet bewezen.
Vast staat dat [slachtoffer] om het leven is gekomen door één doorschotverwonding door zijn borstkas. De rechtbank stelt vast dat verdachte eenmaal van korte afstand met een vuurwapen in de richting van vitale organen van [slachtoffer] heeft geschoten. Verdachte heeft hierover zelf op 10 en 11 oktober 2018 aan zijn familieleden verklaard dat hij wel heeft geschoten, maar dat het niet zijn bedoeling was om [slachtoffer] te doden. De kans echter dat een dergelijk schot tot de dood zal leiden, is naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten.
Met zijn handelwijze heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank zich willens en wetens blootgesteld aan die aanmerkelijke kans dat de dood van [slachtoffer] het gevolg zou zijn. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat van voorwaardelijk opzet sprake is.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de (impliciet) subsidiair ten laste gelegde doodslag.
De raadsman heeft voor het geval de rechtbank tot bewezenverklaring komt subsidiair verzocht om het alsnog horen van vier getuigen: [getuige 2] , [getuige 4] , NN2 en [naam 1] . Bij laatstgenoemde is op 21 augustus 2019 in Rotterdam het vuurwapen gevonden waarmee naar alle waarschijnlijkheid het fatale schot is gelost.
De raadsman had ter zitting ook reeds deze verzoeken gedaan. De rechtbank heeft toen geoordeeld dat het nader horen van deze getuigen niet noodzakelijk is, omdat de rechtbank zich voldoende voorgelicht achtte om tot een beslissing in de zin van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering te kunnen komen. De rechtbank ziet geen aanleiding thans tot een ander oordeel te komen en wijst dan ook de verzoeken af.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in een bijlage aan dit vonnis gehechte en daarvan deel uitmakende bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 10 oktober 2018 te Amsterdam
[slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met een vuurwapen één kogel in de richting van die [slachtoffer] geschoten waardoor die [slachtoffer] in de borst en de linkerschouder is getroffen ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit en van verdachte

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Er is geen sprake van de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond.
Verdachte is ook strafbaar, aangezien er geen omstandigheid is die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.Motivering van de straf

6.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) jaren.
De officier van justitie heeft haar eis als volgt onderbouwd. Verdachte heeft het leven genomen van een jongeman van slechts negentien jaar die nog een heel leven, een hele toekomst voor zich had. Daarmee heeft hij niet alleen het slachtoffer, maar ook zijn moeder, broers, zussen, naaste familie en andere dierbaren onomkeerbaar leed aangedaan. Verdachte heeft geen enkele emotie of compassie met zijn slachtoffer of diens nabestaanden laten zien. Hij heeft geen medewerking willen verlenen aan het onderzoek en op die manier geen inzicht gegeven. De deskundigen hebben geen inzicht kunnen krijgen in het recidivegevaar en de maatschappij dient tegen verdachte beschermd te worden. Volgens de officier van justitie hoort hier een lange gevangenisstraf bij.
6.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om verdachte bij een eventuele veroordeling een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de strafeis bijna gelijk is aan het strafmaximum voor doodslag en dit niet terecht is. De raadsman heeft daarbij gewezen op de jeugdige leeftijd van verdachte, het feit dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en het feit dat hij enigszins verstandelijk beperkt is. Ook dient rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte zich de laatste tijd begeleidbaar opstelde.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft het slachtoffer [slachtoffer] , een voormalige vriend van hem, op klaarlichte dag en uit het niets met een vuurwapen doodgeschoten. Deze zinloze daad van verdachte heeft [slachtoffer] zijn leven gekost.
Wat precies de aanleiding was voor het schietincident is onbekend gebleven. Verdachte heeft die vraag naar het motief onbeantwoord gelaten en daardoor de nabestaanden van [slachtoffer] hierover in het ongewisse gelaten. Wat de aanleiding ook geweest mag zijn, dat deze geweldsdaad op geen enkele manier te rechtvaardigen is, staat buiten kijf. [slachtoffer] was een jonge man in de bloei van zijn leven met plannen voor een toekomst. Hoe levenslustig hij was, is nog steeds te zien op het internet waar hij als rapper onder de naam [naam rapper] bekend was. Zijn toekomst heeft verdachte hem in één ogenblik, met één kogelschot afgenomen.
Uit de ter zitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaringen van de moeder en zus van [slachtoffer] blijkt hoezeer zijn plotselinge en zinloze dood hen en de rest van zijn familie en vrienden heeft aangegrepen. Het dagelijkse gemis aan [slachtoffer] voelen zij almaar groter worden en de vragen waar zij mee blijven worstelen, worden niet beantwoord. Zij zullen de rest van hun leven het verdriet van dit enorme verlies met zich mee moeten dragen. Verdachte heeft ook na het aanhoren van de slachtofferverklaringen van de moeder en zus van [slachtoffer] de kans aan zich voorbij laten gaan om enig blijk van medeleven te tonen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de rapporten van de psychiater en de psycholoog van respectievelijk 1 februari 2019 en 6 februari 2019 en het reclasseringsrapport van 22 februari 2019 omtrent verdachte.
De rechtbank heeft er voorts kennis van genomen dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële documentatie van 30 september 2019, niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit als het onderhavige.
Gelet op het vorenstaande en de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank dient bij de strafoplegging eveneens de maatschappelijke belangen te betrekken die met het opleggen van een straf zijn gediend, zoals vergelding voor het leed dat de nabestaanden is aangedaan en bescherming van de maatschappij.
In Amsterdam is de laatste jaren veel onrust ontstaan door het veelvuldig gebruik van vuurwapens en er wordt middels oriëntatiepunten gepoogd het toegenomen vuurwapengeweld in Amsterdam een halt toe te roepen. Daarom worden vuurwapengerelateerde delicten in Amsterdam zwaar bestraft. Ook om die reden is een langdurige gevangenisstraf passend en geboden.
De rechtbank acht anders dan de officier van justitie het voorwaardelijk en niet het vol opzet bewezen. Daarnaast houdt de rechtbank enigszins rekening met de jonge leeftijd van verdachte. Om deze redenen ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie, in die zin dat de rechtbank een gevangenisstraf van kortere duur passend en geboden acht, te weten voor de duur van 12 (twaalf) jaren.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert € 501,40 aan materiële schadevergoeding voor uitvaartkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op € 39,38 aan reiskosten.
In het belang van [benadeelde partij] wordt, als extra waarborg voor betaling aan haar, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.

8.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordelingen

Bij de stukken bevindt zich de op 29 oktober 2019 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/177894-17, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 20 maart 2018 van de politierechter Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) weken, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ook bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Bij de stukken bevindt zich tevens de op 29 oktober 2019 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 23/001621-17, betreffende het onherroepelijk geworden arrest d.d.
13 maart 2018 van het gerechtshof Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ook bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijden aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis.
De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straffen te gelasten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Doodslag
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 (twaalf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van [benadeelde partij] toe tot € 501,40 (vijfhonderdéén euro en veertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 10 oktober 2018, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij
[benadeelde partij] .
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 39,38 (negenendertig euro en achtendertig eurocent).
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat € 501,40 (vijfhonderdéén euro en veertig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 10 oktober 2018, tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 10 (tien) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 20 maart 2018 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) weken.
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd arrest van 13 maart 2018 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M.M. Gabel, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en P.J.H. van Dellen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F. Coşkun, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 november 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen (kleding [verdachte] van 10-10-2018), pag. ZD 05 0073-0077
3.Proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden [naam 3] ), pag. ZD 05 0100
4.Proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden [naam 3] ), pag. ZD 05 0101
5.Proces-verbaal van bevindingen, pag. ZD 05 0033
6.Proces-verbaal van verhoor getuige ( [naam vriendin] ), pag. ZD 03 0060
7.Proces-verbaal van verhoor getuige ( [getuige 5] ), pag. ZD 03 0067
8.Proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden [getuige 5] ), pag. ZD 05 0123
9.Proces-verbaal van bevindingen, pag. ZD 05 0001
10.Proces-verbaal van bevindingen (looproute), pag. ZD 05 0104-0105
11.Proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden [adres 1] ), pag. ZD 05 0030-0032
12.Proces-verbaal van verhoor getuige ( [getuige 6] ), pag. ZD 03 0042
13.Proces-verbaal van bevindingen (kleding [verdachte] van 10-10-2018), pag. ZD 05 0077
14.Proces-verbaal van verhoor getuige ( [getuige 7] ), pag. ZD 03 0145
15.Proces-verbaal van verhoor getuige ( [getuige 7] ), pag. ZD 03 0006
16.Proces-verbaal van verhoor getuige ( [getuige 7] ), pag. ZD 03 0146
17.Proces-verbaal van verhoor getuige ( [naam 2] ), pag. ZD 03 0025
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte ( [verdachte] ), pag. ZD 04 0007-0008
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte ( [verdachte] ), pag. ZD 04 0010-0012
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte ( [verdachte] , pag. ZD 04 0016-0025