Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
[gedaagde] heeft een conclusie van antwoord en een pleitnota in het geding gebracht. [eiseres] heeft een pleitnota, tevens conclusie van antwoord in reconventie, in het geding gebracht. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
Bij de mondelinge behandeling waren – voor zover van belang – aanwezig:
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
2.De feiten
due diligenceonderzoek uitgevoerd. Als gevolg hiervan is in de overeenkomst van 21 juni 2019 de koopprijs voor de aandelen verlaagd naar € 5.750.000,-. Verder is daarin vermeld dat levering van de aandelen op 1 oktober 2019 zal plaatsvinden.
“Informatie- en onderzoekplicht
3.Het geschil in conventie
1. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 5.750.000,- tegen levering van de aandelen in [bedrijf 1] ., te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 oktober 2019;
2. [gedaagde] te verbieden van [eiseres] te verlangen dat [eiseres] de in de overeenkomst van 21 juni 2019 onder artikel 20 genoemde hypothecaire zekerheid, alsmede het in dat artikel genoemde pandrecht vestigt, op straffe van een direct opeisbare boete van € 600.000,-;
3. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
due diligenceonderzoek uitgevoerd. [gedaagde] heeft overigens een zeer ruime ervaring in (de handel in) onroerend goed (zowel in Amsterdam als in [gemeente] ). Van haar kan dus worden verwacht dat zij onderzoek doet naar het bestemmingsplan en de mogelijke uitzonderingen daarop, alsmede naar eventueel op het onroerend goed rustende bijzondere lasten of beperkingen. Op zijn minst had van [gedaagde] kunnen worden verwacht dat zij hierover een gesprek was aangegaan met de gemeente [gemeente] . De werkelijke reden voor [gedaagde] om de overeenkomst buitengerechtelijk te vernietigen, is dat zij de financiering voor de aankoop niet rond kan krijgen.
nietal eerder door [eiseres] aan [gedaagde] verschaft. Door deze informatie achter te houden heeft [eiseres] de situatie veel rooskleuriger en optimistischer voorgesteld dan in werkelijkheid het geval was. Dit bleek in volle omvang tijdens een gesprek tussen [gedaagde] en de gemeente op 23 september 2019. Vrijwel onmiddellijk na die ontdekking heeft [gedaagde] de overeenkomst vernietigd. [gedaagde] is op deze gronden van mening dat [eiseres] haar mededelingsplicht heeft geschonden en dat haar beroep op dwaling in een bodemprocedure zal slagen.
4.Het geschil in reconventie
5.De beoordeling in conventie
Duidelijk mag zijn dat de gemeente op zn zachtst gezegd zeer welwillend staat tegenover een horeca concept van naam als bv [bedrijf 2] . Ik heb vorig najaar daarover nog contact gehad met de gemeente en zij staan er precies hetzelfde in als in 2016 (…).”
980,00