ECLI:NL:RBAMS:2019:8472

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 november 2019
Publicatiedatum
12 november 2019
Zaaknummer
7685650 CV EXPL 19-8290
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering loon uit bemiddeling en bewijsvoering van overeenkomst

In deze zaak vordert [eiseres], een bureau gespecialiseerd in detachering en bemiddeling van technisch personeel, betaling van een bemiddelingsfee van € 19.505,20 van KH Sourcing B.V. De vordering is gebaseerd op artikel 7:426 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij [eiseres] stelt dat er een bemiddelingsovereenkomst tot stand is gekomen tussen haar en KH Sourcing voor de indiensttreding van de heer [betrokkene 1] bij KH Engineering. KH Sourcing betwist echter het bestaan van een bemiddelingsovereenkomst en stelt dat zij niet de partij is die [betrokkene 1] heeft gecontracteerd, maar dat dit KH Engineering was. De kantonrechter oordeelt dat [eiseres] niet voldoende bewijs heeft geleverd voor het bestaan van de bemiddelingsovereenkomst en dat, zelfs als deze zou bestaan, KH Sourcing geen loon verschuldigd is omdat [betrokkene 1] in dienst is getreden bij een andere rechtspersoon. De rechter wijst de vorderingen van [eiseres] af en veroordeelt haar in de proceskosten van KH Sourcing.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 7685650 \ CV EXPL 19-8290
Uitspraak: 15 november 2019
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
nader te noemen [eiseres] ,
gemachtigde mr. B.J. Davidse,
t e g e n
KH Sourcing B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen KH Sourcing,
gemachtigde mr. M.R. Ruygvoorn.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 april 2019, met bijlagen (hierna: producties);
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 11 juni 2019, waarin een verschijning van partijen (hierna: comparitie van partijen) is bevolen;
  • de comparitie van partijen op 11 oktober 2019, waarvan zittingsaantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een bureau gespecialiseerd in het detacheren en bemiddelen van technisch personeel. De heer [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ) is een ingenieur die voor bemiddeling stond ingeschreven bij [eiseres] .
2.2.
De Ludan-groep houdt zich wereldwijd bezig met technische dienstverlening in diverse industrietakken. KH Sourcing (voorheen genaamd: LudanFlex B.V.) en KH Engineering B.V. (hierna: KH Engineering) zijn dochtermaatschappijen van de Nederlandse holdingmaatschappij van de Ludan-groep.
2.3.
Royal Haskoning DHV (hierna: Royal Haskoning) is een wereldwijd opererend technisch ingenieursbureau. Royal Haskoning en KH Engineering werken van tijd tot tijd samen in een consortium bij de uitvoering van opdrachten voor het staalconcern Tatasteel.
2.4.
Op 12 of 13 januari 2017 heeft er een gesprek plaatsgevonden waarbij in ieder geval aanwezig was de heer [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ), die werkzaam is voor Royal Haskoning. In dat gesprek is het curriculum vitae van [betrokkene 1] aan [betrokkene 2] verstrekt.
2.5.
[eiseres] heeft enkele weken na dit gesprek contact gehad met [betrokkene 1] en [betrokkene 2] om te vragen naar de stand van zaken met betrekking tot een eventueel dienstverband van [betrokkene 1] . Op 24 januari 2017 heeft [betrokkene 2] een e-mail gestuurd naar een medewerker van [eiseres] , met in de Cc een medewerker van KH Engineering, die luidt als volgt:

Ons afdelingshoofd E zou contact met hem opnemen, maar is een weekje met wintersport geweest. Ik zal hem dit melden.
2.6.
Op 17 februari 2017 heeft [eiseres] contact opgenomen met KH Engineering om een afspraak te maken om kennis te maken, om het in het algemeen te hebben over samenwerking en om het specifiek te hebben over afspraken rondom [betrokkene 1] .
2.7.
Op 3 maart 2017 is vanuit KH Sourcing een concept-mantelovereenkomst aan [eiseres] toegezonden voor toekomstige samenwerking. Deze overeenkomst is nooit tot stand gekomen.
2.8.
Op 6 maart 2017 heeft [eiseres] aan KH Sourcing per e-mail meegedeeld dat [betrokkene 1] akkoord gaat met een constructie, waarbij hij na een detacheringsperiode conform de mantelovereenkomst rechtstreeks bij KH Sourcing in dienst kan.
2.9.
Op 12 april 2017 heeft KH Sourcing gereageerd op het voorstel van [eiseres] met de mededeling dat zij na overleg met het management van KH Engineering heeft besloten niet verder te gaan met het aannameproces van [betrokkene 1] .
2.10.
Op 13 april 2017 heeft [eiseres] aan KH Sourcing en KH Engineering per e-mail, voor zover voor deze zaak van belang, het volgende meegedeeld:

Als het blijft zoals het nu is (jullie stoppen het traject voor aanname of inhuren van [betrokkene 1] ), dan wil ik jullie hierbij afspreken dat het voor KH Engineering en/of Ludanflex gedurende 1 jaar niet mogelijk is om zonder tussenkomst van [eiseres] [betrokkene 1] alsnog direct of indirect in dienst te nemen of in te huren.
2.11.
Op 14 april 2017 heeft KH Sourcing gereageerd op deze e-mail met de mededeling dat KH Engineering stopt met het aannameproces van [betrokkene 1] , en dat KH Sourcing en KH Engineering alleen afspraken maken met ‘suppliers’ waar een mantelovereenkomst mee is.
2.12.
[betrokkene 1] is per 1 september 2017 in dienst getreden bij KH Engineering.
2.13.
[eiseres] heeft op 16 november 2017 een factuur van € 19.505,20 aan KH Sourcing gezonden met als omschrijving ‘
Bemiddelingsfee afkoop detachering dhr. [betrokkene 1] . E.a. conform onze mail van 6 maart’.
3. De vordering en verweer
3.1.
[eiseres] vordert dat KH Sourcing bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis wordt veroordeeld om aan haar te betalen:
  • € 19.505,20, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2017;
  • € 970,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
  • de proceskosten.
3.2.
[eiseres] legt aan deze vorderingen ten grondslag dat KH Sourcing loon verschuldigd is op grond van artikel 7:426 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) voor de door [eiseres] verleende bemiddeling bij de indiensttreding van [betrokkene 1] bij KH Engineering.
3.3.
KH Sourcing voert als verweer het volgende aan. KH Sourcing betwist dat er een bemiddelingsovereenkomst tot stand is gekomen tussen [eiseres] en KH Engineering of tussen [eiseres] en KH Sourcing. KH Sourcing is bovendien niet de partij die uiteindelijk [betrokkene 1] heeft gecontracteerd, dat was namelijk KH Engineering. Deze overeenkomst tussen [betrokkene 1] en KH Engineering is ten slotte niet door bemiddeling van [eiseres] tot stand gekomen. Subsidiair voert zij aan dat het gevorderde loon onredelijk hoog is.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres] stelt dat tussen haar en KH Sourcing een bemiddelingsovereenkomst tot stand is gekomen als bedoeld in artikel 7:425 BW. KH Sourcing heeft dit gemotiveerd betwist. Aangezien [eiseres] zich op de rechtsgevolgen van het bestaan van deze overeenkomst beroept, te weten haar recht op loon als tussenpersoon, rust op haar de last om dit bestaan te bewijzen. Hoewel zij hiertoe ook een algemeen bewijsaanbod heeft gedaan, zal [eiseres] niet worden toegelaten tot bewijslevering. Haar vorderingen kunnen immers, zelfs al zou komen vast te staan dat tussen haar en KH Sourcing een bemiddelingsovereenkomst tot stand is gekomen, niet worden toegewezen. Daartoe is het volgende redengevend.
4.2.
Bij een bemiddelingsovereenkomst is een opdrachtgever op grond van artikel 7:426, eerste lid, BW alleen loon verschuldigd zodra door de bemiddeling van de tussenpersoon een overeenkomst tussen de opdrachtgever en de bemiddelde derde tot stand is gekomen.
4.3.
Als zou komen vast te staan dat een bemiddelingsovereenkomst tot stand is gekomen tussen [eiseres] en KH Sourcing, dan moet KH Sourcing als opdrachtgever worden aangemerkt. Vast staat dat [betrokkene 1] , de bemiddelde derde, op 1 september 2017 in dienst is getreden bij KH Engineering en dat is een andere rechtspersoon dan KH Sourcing. Alleen al gelet hierop is KH Sourcing geen loon aan [eiseres] verschuldigd op grond van artikel 7:426 BW. Overigens geldt dat, als zou komen vast te staan dat een bemiddelingsovereenkomst tot stand is gekomen tussen [eiseres] en KH Engineering, niet zonder meer valt in te zien op grond waarvan [eiseres] haar recht op loon tegenover KH Sourcing geldend kan maken.
4.4.
Als zou komen vast te staan dat een bemiddelingsovereenkomst tot stand is gekomen tussen [eiseres] en KH Sourcing, dan heeft [eiseres] bovendien onvoldoende toegelicht en onderbouwd in hoeverre de overeenkomst tussen [betrokkene 1] en KH Engineering tot stand is gekomen door haar bemiddeling. Uit de overgelegde correspondentie kan immers worden afgeleid dat [eiseres] [betrokkene 1] aanvankelijk onder de aandacht van [betrokkene 2] van Royal Haskoning wilde brengen. Het staat bovendien vast dat het curriculum vitae van [betrokkene 1] via [betrokkene 2] bij KH Engineering en KH Sourcing terecht is gekomen. KH Sourcing heeft in dit verband overigens onweersproken aangevoerd, dat [betrokkene 1] in het verleden al werkzaam was voor KH Engineering en een kennis en dorpsgenoot is van de contactpersoon van KH Engineering bij Royal Haskoning, zodat hij geen onbekende was die geïntroduceerd hoefde te worden. Eveneens staat vast dat [eiseres] pas in contact is gekomen met KH Engineering en KH Sourcing toen zij al gesprekken voerden met [betrokkene 1] over een eventueel dienstverband. Ten slotte staat vast dat [betrokkene 1] daadwerkelijk in dienst is getreden bij KH Engineering ruim vier maanden nadat de contacten tussen [eiseres] en
KH Sourcing over een eventueel dienstverband van [betrokkene 1] zijn gestopt.
4.5.
Als zou komen vast te staan dat een bemiddelingsovereenkomst tot stand is gekomen tussen [eiseres] en KH Sourcing, dan valt ten slotte niet zonder meer in te zien dat deze overeenkomst nog bestond ten tijde van de indiensttreding van [betrokkene 1] bij KH Engineering. KH Sourcing had immers in haar e-mail van 12 april 2017 in duidelijke bewoordingen aan [eiseres] meegedeeld dat zij in overleg met KH Engineering had besloten met het aannameproces van [betrokkene 1] te stoppen. Dat deze boodschap ook als zodanig bij [eiseres] is overgekomen, kan worden afgeleid uit haar e-mail aan KH Sourcing en KH Engineering van 13 april 2017, waarin zij voorstelt dat KH Engineering en
KH Sourcing [betrokkene 1] het komende jaar niet in dienst mogen nemen of inhuren zonder tussenkomst van [eiseres] . Op dit bericht is op 14 april 2017 geantwoord door KH Sourcing. Daarin wordt het voorstel van de kant van [eiseres] niet besproken en dus ook niet aanvaard. Wel wordt de mededeling van 12 april 2017 bevestigd. Bovendien wordt gewezen op de noodzaak van een mantelovereenkomst, welke overeenkomst tussen KH Sourcing en [eiseres] nooit tot stand is gekomen. Gezien deze omstandigheden kan niet worden aangenomen dat ná 12 april 2017 nog een bemiddelingsovereenkomst tussen partijen bestond.
4.6.
Gelet op het bovenstaande worden de vorderingen van [eiseres] afgewezen en wordt [eiseres] als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten en de nakosten van KH Sourcing. Deze proceskosten worden tot op heden begroot op € 960,00 (2 punten x tarief € 480,00) aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van KH Sourcing, tot op heden begroot op € 960,00;
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis aan de zijde van KH Sourcing ontstane nakosten, begroot op € 120,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en [eiseres] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 68,00 aan salaris gemachtigde en de explootkosten van betekening van de uitspraak, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. M.R.J. van Wel, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 november 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter