ECLI:NL:RBAMS:2019:8370

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2019
Publicatiedatum
7 november 2019
Zaaknummer
1368412119
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders van een veelpleger met complexe problematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 november 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1984, die onrechtmatig in Nederland verbleef en zich schuldig had gemaakt aan winkeldiefstal. De verdachte had op 11 juli 2019 in Amsterdam een fles Bacardi ter waarde van 14,99 euro gestolen uit een Albert Heijn filiaal. De rechtbank heeft het bewijs voor de diefstal als wettig en overtuigend beschouwd, ondanks de ontkenning van de verdachte tijdens de terechtzitting. De officier van justitie, mr. G. Dankers, had de ISD-maatregel van één jaar geëist, gericht op behandeling en begeleiding van de verdachte naar zijn land van herkomst, Litouwen. De verdediging pleitte voor vrijspraak en stelde dat de verdachte zelfstandig naar Litouwen kon terugkeren.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernstige en complexe problematiek van de verdachte meegewogen, waaronder dakloosheid, middelenproblematiek en psychische problemen. De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel noodzakelijk was om de verdachte te behandelen en te begeleiden naar zijn thuisland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet in staat was om zelfstandig terug te keren en dat er een hoog recidiverisico was. De rechtbank legde de ISD-maatregel voor de duur van één jaar op, met de verplichting om na zes maanden de voortgang te toetsen. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/684121-19 (Promis) + 13/012232-19 (TUL)
Datum uitspraak: 1 november 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1984,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Dankers en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J.R. Mekkes naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 11 juli 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles Bacardi (ter waarde van 14,99 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn B.V. (filiaal gelegen aan het [filiaal] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht de winkeldiefstal bewezen. Zij heeft hiertoe verwezen naar de aangifte, maar ook naar de bekennende verklaringen van verdachte bij de politie en de rechter-commissaris.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken. Zo heeft hij bij de politie ontkend en hij is niet in de gelegenheid gesteld de fles te betalen.
De bekennende verklaring bij de rechter-commissaris doet hier niet aan af.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank de winkeldiefstal wettig en overtuigend bewezen. Volgens de aangifte heeft een winkelmedewerker gezien dat verdachte met een fles drank zonder te betalen de winkel verliet. Dit wordt bevestigd door een andere winkelmedewerker, die getuige was van het incident. Bij de politie heeft verdachte wisselend verklaard: zo zei hij dat hij de fles Bacardi wel wilde betalen, maar dat dat niet mocht en dat al zijn geld was gestolen. Ook zou hij vlakbij de kassa, en niet buiten de winkel, zijn aangehouden, terwijl hij eveneens heeft verklaard dat hij een fles drank heeft gepakt en naar buiten is gelopen. Bij de rechter-commissaris heeft verdachte vervolgens ondubbelzinnig toegegeven dat hij de fles Bacardi had gestolen. Ter terechtzitting heeft hij dan weer alles ontkend. Kijkend naar de inhoud van het dossier, in het bijzonder de aangifte en de getuigenverklaring van [getuige] , alsmede gelet op het feit dat verdachte ten minste eenmaal ondubbelzinnig heeft bekend, acht de rechtbank de winkeldiefstal wettig en overtuigend bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 11 juli 2019 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles Bacardi (ter waarde van 14,99 euro), toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn B.V. (filiaal gelegen aan het [filiaal] ).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit en de strafbaarheid van verdachte

Het bewezenverklaarde feit is strafbaar. Ook kan verdachte worden verweten dat hij dit feit heeft gepleegd.

6.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

6.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van een jaar zonder aftrek van voorarrest. Dit zou voldoende moeten zijn om verdachte terug te laten keren naar [geboorteland] .
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft als strafmaatverweer naar voren gebracht dat de ISD-vordering moet worden afgewezen, omdat verdachte zelfstandig naar [geboorteland] kan en wil terugkeren. Hem moet deze kans dan ook worden geboden. Er is niet voldaan aan de ISD-criteria nu niet is onderbouwd dat er geen andere mogelijkheden meer zijn voor verdachte om een einde te maken aan de overlast. De raadsvrouw heeft verzocht de straf te beperken tot de duur van het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich – wederom – schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Dit zijn feiten die, zeker als deze bij herhaling worden gepleegd, voor grote overlast zorgen in de maatschappij. Winkeliers en ondernemers worden er financieel door benadeeld en ook het winkelend publiek ondervindt hinder van een (al dan niet aangehouden) winkeldief.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 1 oktober 2019, opgemaakt door M.C. Telleman. Hieruit blijkt dat bijna alle leefgebieden criminogeen zijn: verdachte is dakloos, heeft geen vast werk, heeft geen vast inkomen en heeft geen ondersteunend sociaal netwerk in Nederland. Er is sprake van middelenproblematiek, psychische problematiek, onvoldoende vaardigheden en een procriminele houding. Betrokkene verblijft sinds een jaar in Nederland en heeft zich in dit jaar dusdanig misdragen dat hij inmiddels bekend staat als stelselmatige dader. Hij komt volgens de rapporteur daarom in aanmerking voor plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD). In mei 2019 is zijn rechtmatig verblijf in Nederland geëindigd. Zodoende dient hij Nederland te verlaten. Betrokkene zegt vanuit Engeland, waar hij tien jaar zou hebben gewoond, naar Nederland te zijn gekomen om te werken. Hij spreekt geen Nederlands en slecht Engels. In Nederland is het hem niet gelukt om vast werk en een vast woonadres te vinden (en te behouden). Betrokkene geeft aan terug te willen gaan naar zijn moeder te [geboorteland] . Aangezien betrokkene niet meer rechtmatig mag verblijven in Nederland is het opleggen van bijzondere voorwaarden in Nederland, zoals een reclasseringstoezicht en verplichte hulpverlening, niet aan de orde. Het recidiverisico is hoog, het risico op letselschade gemiddeld en er is een hoge kans dat hij zich aan eventueel op te leggen bijzondere voorwaarden onttrekt. Geadviseerd wordt dan ook aan verdachte de ISD-maatregel op te leggen. Deze zal gericht zijn op een terugkeer naar het land van herkomst, [geboorteland] . Binnen de ISD-maatregel zal verdachte deel kunnen nemen aan interventies gericht op het aanleren van vaardigheden om zich in het land van herkomst beter staande te kunnen houden. Indien geïndiceerd en mogelijk, kan eventuele opvang in het land van terugkeer worden georganiseerd vanuit de ISD VRIS inrichting.
De rechtbank heeft ter terechtzitting M.C. Telleman, reclasseringswerker en opsteller van het rapport, als deskundige gehoord. Hij heeft het advies bevestigd en waar nodig aangevuld. Zo heeft hij, na uitvoerige bevraging door de rechtbank, geadviseerd de ISD-maatregel voor één jaar op te leggen, waarin kan worden toegewerkt naar een terugkeer naar [geboorteland] .
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel justitiële documentatie van 18 september 2019 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 11 juli 2019 meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Ook is voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Gelet op de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel. De maatregel zal, gelet op de verblijfsstatus van verdachte, zijn gericht op uitzetting naar het land van herkomst. Verdachte wil zelf graag terug naar zijn thuisland [geboorteland] . De rechtbank heeft er echter onvoldoende vertrouwen in dat hem dit zelfstandig gaat lukken, ook niet met hulp van een familielid uit [geboorteland] . Verdachte gaat gebukt onder forse, meervoudige problematiek, heeft geen geld en is niet in het bezit van een paspoort, legitimatiebewijs of ander reisdocument. Ook al zou het hem lukken om zelfstandig naar [geboorteland] te reizen, dan is het nog maar zeer de vraag of hij daar vervolgens zelfstandig de hulpverlening, die naar het oordeel van de rechtbank absoluut noodzakelijk is, zal inschakelen om hem te begeleiden en/of te behandelen voor zijn verslaving en psychische problemen. De rechtbank vindt het dan ook volstrekt onverantwoord om verdachte ‘kaal’ af te straffen en hem onbehandeld de Nederlandse, en mogelijk de [geboorteland] maatschappij, in te sturen. Daar komt nog bij dat zijn raadsvrouw ter terechtzitting heeft gesteld dat verdachte last heeft van stemmen in zijn hoofd en dat hij al een zelfmoordpoging heeft gedaan, hetgeen voor de rechtbank juist een contra-indicatie is om slechts te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de raadsvrouw is verzocht. Het feit dat verdachte al een suïcidepoging heeft gedaan, sterkt de rechtbank in haar oordeel dat de ISD-maatregel noodzakelijk is om verdachte te behandelen en begeleid uit te zetten naar [geboorteland] . De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat, gelet op de ernstige en complexe problematiek van verdachte en het hoge recidivegevaar, zowel verdachte als de maatschappij zijn gebaat bij oplegging van de ISD-maatregel. Bovendien kan binnen deze maatregel worden toegewerkt naar een stabiele terugkeer naar zijn geliefde [geboorteland] .
De rechtbank ziet net als de officier van justitie aanleiding de maatregel voor de duur van één jaar op te leggen. Verdachte is gemotiveerd om terug te keren naar zijn thuisland, waardoor de rechtbank geen reden ziet waarom de uitzetting veel tijd in beslag zou moeten nemen. Om de voortgang van dit proces te bewaken, zal de rechtbank bepalen dat uiterlijk zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel, de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel moet worden getoetst.
De rechtbank zal ten slotte, nu de ISD-maatregel wordt opgelegd, de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, die is opgelegd in de zaak met parketnummer 13/12232-19, afwijzen.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

8.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
1 (één) jaar.
Bepaalt dat het Openbaar Ministerie
binnen 6 (zes ) maandenna aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel de rechtbank zal berichten over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Wijst afde vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf in de zaak met parketnummer 13/012232-19.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.C.J. Hamming, voorzitter,
mrs. J. Kloosterhuis en M.F. Ferdinandusse, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. J.B.P. Terwindt en I. van den Berg-Meulman, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 november 2019.
[...]