ECLI:NL:RBAMS:2019:8309

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 november 2019
Publicatiedatum
6 november 2019
Zaaknummer
AMS 19/2818
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht disciplinair straf voor politieambtenaar wegens plichtsverzuim

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een politieambtenaar (eiseres) en de korpschef van de politie (verweerder). Eiseres was disciplinair gestraft met inhouding van haar salaris voor drie dagen vanwege plichtsverzuim. De aanleiding voor de straf was een relatie die eiseres had met een districtschef van de politie, die onder verdenking stond van verduistering. Eiseres had op uitnodiging van deze districtschef twee voetbalwedstrijden bezocht en had daarbij gedineerd, zonder onderzoek te doen naar de herkomst van de kaarten en het diner. Verweerder stelde dat eiseres hiermee de geschenkenregeling had overtreden en dat er sprake was van belangenverstrengeling.

Eiseres heeft het bestreden besluit aangevochten en de rechtbank heeft de zaak beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de geschenkenregeling niet van toepassing was, omdat de relatie tussen eiseres en de districtschef niet functioneel was en dat de verweten gedragingen niet als plichtsverzuim konden worden gekwalificeerd. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herstelde de situatie door het primaire besluit te herroepen. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

De rechtbank concludeerde dat verweerder niet aannemelijk had gemaakt dat eiseres zich schuldig had gemaakt aan plichtsverzuim, waardoor de disciplinaire straf niet gerechtvaardigd was. Dit leidde tot de gegrondverklaring van het beroep van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/2818

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 november 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. de Waard),
en
de korpschef van politie, verweerder
(gemachtigden: mr. E. Schuddeboom en mr. E. Versloot).

Procesverloop

Bij besluit van 24 september 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres de straf opgelegd van inhouding van het salaris van drie dagen.
Bij besluit van 11 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2019.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Wat voorafging aan deze procedure
1. Eiseres is vanaf 2010 werkzaam bij de politie. Zij heeft een leidinggevende functie. Eiseres onderhield een intensieve relatie met [naam] , destijds districtschef van de politie in het gebied waar onder meer de Arena onder viel. Deze relatie was persoonlijk en niet functioneel van aard.
Door de Rijksrecherche is een strafrechtelijk onderzoek ingesteld naar [naam] , die werd verdacht van verduistering in dienstbetrekking, naar aanleiding waarvan hij is ontslagen. Naar aanleiding van de eerste bevindingen van een oriënterend onderzoek is een intern onderzoek naar eiseres gestart.
2.1
Verweerder heeft (uiteindelijk) de volgende gedragingen van eiseres aangemerkt als plichtsverzuim:
a. eiseres heeft in strijd met de geschenkenregeling van de politie [1] tweemaal op uitnodiging van [naam] een voetbalwedstrijd in de Arena bezocht en daaraan voorafgaand gedineerd bij Maison van den Boer. Zij heeft nagelaten onderzoek te doen naar de herkomst en waarde van deze kaarten en het diner;
b. eiseres heeft gebruik gemaakt van het zakelijk netwerk van [naam] om een
Ajax-seizoenskaart voor haar zus te verkrijgen.
2.2
Verweerder heeft zich wat betreft
gedraging b.op het standpunt gesteld dat eiseres dient te voorkomen dat [naam] als collega vanuit zijn zakelijke netwerk iets regelt ten behoeve van een privéaangelegenheid. Omdat sprake is van bijzondere omstandigheden wordt eiseres op dit punt echter persoonlijk uiteindelijk geen verwijt gemaakt. Verweerder wil hier volstaan met inscherping van de norm.
2.3
Voor wat betreft
gedraging a. stelt verweerder zich op het standpunt dat eiseres wist van de zakelijke relatie van [naam] met de Arena. Zij had zich ervan bewust moeten zijn dat sprake was van een geschenk van een zakelijke relatie met de politie met een hogere waarde dan is toegestaan zodat zij de uitnodiging zonder meer had moeten afslaan. Niet is gebleken dat zij [naam] kritisch heeft bevraagd naar de herkomst van de kaarten dan wel dat zij hem heeft gewezen op de geschenkenregeling en de mogelijke schijn van belangenverstrengeling. Eiseres heeft deze kaarten zonder enige terughoudendheid geaccepteerd. Zij heeft hiermee gehandeld in strijd met wat van een politieambtenaar mag worden verwacht, te meer nu zij werkzaam was als leidinggevende.
2.4
De bezwaaradviescommissie HRM (commissie) heeft in haar advies van 1 april 2019 verklaard het aannemelijk te vinden dat eiseres vanuit haar vriendschappelijke relatie met [naam] door hem is meegevraagd naar de twee voetbalwedstrijden en het daarbij behorende diner. De commissie is dan ook van oordeel dat de geschenkenregeling niet van toepassing is op eiseres en acht het bezwaar op dit punt gegrond. Wel is de commissie het met verweerder eens dat eiseres een verwijt valt te maken op het punt dat zij geen onderzoek heeft gedaan naar de herkomst van de kaarten waardoor zij zich onvoldoende bewust is geweest van het integriteitsrisico. De commissie is van oordeel dat de opgelegde straf niet evenredig is geweest en adviseert een berisping op te leggen.
2.5
Bij het bestreden besluit heeft verweerder, in afwijking van het advies van de commissie, de opgelegde straf gehandhaafd.
Het standpunt van eiseres
3. Eiseres heeft gemotiveerd bestreden dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim.
Het beoordelingskader
4.1
Voor de constatering van plichtsverzuim dat tot het opleggen van een disciplinaire straf of maatregel aanleiding kan geven is volgens vaste rechtspraak van Centrale Raad van Beroep (de Raad) [2] , noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedragingen heeft begaan.
4.2
Op grond van artikel 76, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) kan de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, disciplinair worden gestraft. Op grond van het tweede lid van dit artikel omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van een voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen. Op grond van artikel 77, eerste lid, aanhef en onder e, van het Barp kan de straf van inhouding van salaris worden opgelegd.
De beoordeling door de rechtbank
5.1
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep moet voor de beantwoording van de vraag of een disciplinaire straf rechtmatig is worden beoordeeld of:
- de ambtenaar de verweten gedraging heeft verricht,
- deze gedraging is te kwalificeren als plichtsverzuim,
- deze gedraging aan de ambtenaar kan worden toegerekend,
- de opgelegde straf evenredig is aan het plichtsverzuim.
Gedraging a.
5.2
De rechtbank is met eiseres (en met de bezwarencommissie) van oordeel dat de geschenkenregeling niet van toepassing is. Deze regeling ziet immers op de situatie waarbij een medewerker een geschenk krijgt aangeboden in zijn hoedanigheid van ambtenaar. Daarvan is hier geen sprake. Eiseres en [naam] onderhielden onbetwist gedurende anderhalf à twee jaar een intensieve relatie met elkaar. Binnen een dergelijke relatie is het niet ongebruikelijk om elkaar cadeaus te geven. De rechtbank acht het niet onaannemelijk dat eiseres de kaarten en de diners in dat kader heeft aangenomen, zoals zij zelf ook heeft gesteld. De rechtbank merkt daarbij op dat het hier gaat om twee cadeaus in een periode van anderhalf tot twee jaar en dat het niet gaat om excessieve bedragen.
5.3
Volgens verweerder is de schijn van belangenverstrengeling in het geding, gelet op de zakelijke relatie die [naam] met de Arena onderhield en waarvan eiseres op de hoogte moet zijn geweest. Verweerder wijst er verder op dat uit onderzoek is komen vast te staan dat [naam] jarenlang onder meer kaarten voor voetbalwedstrijden van Ajax en een vaste tafel bij Maison van den Boer heeft aangeschaft die door de politie zijn betaald.
5.4
Verweerder verwijst hiermee echter naar algemene zaken die los staan van de rol van eiseres en die niet specifiek betrekking hebben op de voetbalkaarten met bijbehorende diners waarvan eiseres heeft geprofiteerd. Eiseres heeft ter zitting zelf ook nog naar voren gebracht dat zij niet begrijpt waarom zij argwaan had moeten krijgen omtrent de handel en wandel van [naam] in en rond de Arena, nu daarvan zelfs de leidinggevenden van [naam] (die – anders dan eiseres – wel in een functionele relatie tot hem stonden) niet op de hoogte waren. Verweerder heeft die verklaring (ook) ter zitting niet gegeven. Onder die omstandigheden ziet de rechtbank niet dat sprake is van een zodanig nalaten van eiseres op dit punt dat daaraan de kwalificatie plichtsverzuim kan worden verbonden.
5.5
Nu de geschenkenregeling niet van toepassing is en verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres op de hoogte was of diende te zijn van [naam] zakelijke relatie met de Arena, is niet komen vast te staan dat eiseres de verweten gedraging onder a heeft begaan en levert dit daarom geen plichtsverzuim op.
Gedraging b.
5.6
Gelet op het hiervoor overwogene, is de rechtbank verder van oordeel dat verweerder evenmin aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres deze verweten gedraging heeft begaan en levert ook dit geen plichtsverzuim op.
Conclusie
6. Nu verweerder het gestelde plichtsverzuim niet aannemelijk heeft gemaakt, was hij niet bevoegd eiseres voor gedraging a. disciplinair te straffen. Eiseres krijgt gelijk. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met het motiveringsbeginsel zoals neergelegd in artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Niet is te verwachten dat nader onderzoek nog zal kunnen bijdragen aan de oordeelsvorming in deze. De rechtbank zal daarom zelf in de zaak voorzien door het bezwaar van eiseres gegrond te verklaren, het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.048,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.048,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Koning, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
12 november 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Regeling omgaan met geschenken 2014.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 15 september 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BT1997.