Uitspraak
uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 september 2019 in de zaak tussen
[verzoeker] , te Amsterdam, verzoeker (gemachtigde: mr. J.S.W. Boorsma),
Procesverloop
Overwegingen
8:81van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het oordeel is niet bindend voor de bestuursrechter in een eventuele beroepszaak
[datum 1]2019 staat dat de politie het volgende heeft aangetroffen:
5gram. Op grond van rechtspraak rechtvaardigt dit op zichzelf de sluiting, aldus verweerder.
crimina/ chargeals bedoeld in artikel 6 van het EVRM2• Een bevel tot sluiting dat is gebaseerd op artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet strekt tot de uitoefening van bestuursdwang in de zin van artikel 5:21 van de Awb, waarmee wordt opgetreden tegen de schending van verboden die zijn neergelegd in de Opiumwet. Overeenkomstig laatstgenoemde bepaling mag de toepassing van bestuursdwang slechts strekken tot beëindiging en voorkoming van overtredingen van de Opiumwet, zoals geconstateerd door verweerder. Indien toepassing van deze bevoegdheid in een concreet geval verder zou strekken, dan zou de sanctie niet meer uitsluitend het karakter van een herstelsanctie, maar ook een leedtoevoegend karakter hebben en dus als een punitieve sanctie moeten worden aangemerkt. De sluiting voor de duur van drie maanden sluit aan bij het beleid3 van verweerder en is noodzakelijk om de ongewenste situatie ten aanzien van de openbare orde in en rondom het pand te beëindigen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het daarmee het karakter van een herstelsanctie.
Beslissing
A.K.Mireku, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Dankbaar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 september 2019.