ECLI:NL:RBAMS:2019:829

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 januari 2019
Publicatiedatum
8 februari 2019
Zaaknummer
13/684409-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot overval op winkel met beroep op vrijwillige terugtred

Op 17 januari 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere misdrijven, waaronder een poging tot overval op een winkel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 16 mei 2018 samen met een ander een overval heeft gepleegd op winkelbedrijf [bedrijf 1] in Amsterdam, waarbij hij met een mes de kassière heeft bedreigd en een geldbedrag van 386,10 euro heeft afgedwongen. Daarnaast was de verdachte op 30 mei 2018 van plan om een andere winkel, [bedrijf 2], te overvallen, maar heeft hij deze poging gestaakt toen hij kinderen in de winkel zag. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep op vrijwillige terugtred slaagt, omdat de verdachte zijn plannen heeft stopgezet voordat het misdrijf was voltooid. Hierdoor is de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging voor de poging tot overval op [bedrijf 2]. De rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de overval op [bedrijf 1] en aan schuldheling van een gestolen scooter. De rechtbank heeft een jeugddetentie van vier maanden opgelegd, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 50 uur. Tevens is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [aangever 1], ter hoogte van € 3.113,92, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/684409-18
Datum uitspraak: 17 januari 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1999,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen en verblijvende op het adres [BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 januari 2019.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. K. Duker, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.A.C. de Bruijn, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1. hij op of omstreeks 16 mei 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en) (van in totaal 386,10 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [persoon 1] en/of (winkelbedrijf) [bedrijf 1] (gelegen aan [adres 1] ) toebehoorde, door (donker gekleed en/of met een capuchon over het hoofd en/of een sjaal voor de mond) voornoemd (winkelbedrijf) binnen te gaan en/of door zich naar voornoemde [aangever 1] te begeven (die aan de kassa werkzaam was) en/of door zichtbaar voor voornoemde [aangever 1] en/of een of meer medewerker(s) van de [bedrijf 1] een (groot) mes, althans een (scherp en/of puntig) voorwerp bij zich te dragen en/of door tegen voornoemde [aangever 1] te zeggen: "kassa leeghalen", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of door met een (groot) mes, althans met een (scherp en/of puntig) voorwerp naar, althans in de richting van voornoemde [aangever 1] te wijzen;
en/of
hij op of omstreeks 16 mei 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) (van in totaal 386,10 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1] en/of (winkelbedrijf) [bedrijf 1] (gelegen aan [adres 1] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (donker gekleed en/of met een capuchon over het hoofd en/of een sjaal voor de mond) voornoemd winkelbedrijf is/zijn binnen gegaan en/of zich naar voornoemde [aangever 1] (die aan de kassa werkzaam was) heeft/hebben begeven en/of zichtbaar voor voornoemde [aangever 1] en/of een of meer medewerker(s) van de [bedrijf 1] een (groot) mes, althans een (scherp en/of puntig) voorwerp bij zich heeft/hebben gedragen en/of tegen voornoemde [aangever 1] heeft/hebben gezegd: "kassa leeghalen", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of met een (groot) mes, althans met een (scherp en/of puntig) voorwerp naar, althans in de richting van voornoemde [aangever 1] heeft/hebben gewezen;
2. hij op of omstreeks 30 mei 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een of meer goederen en/of een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan (winkelbedrijf) [bedrijf 2] (gelegen aan de [adres 2] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 2] en/of een of meer medewerkers van voornoemd (winkelbedrijf) [bedrijf 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, gekleed in dikke kleding (terwijl het warm weer was) voornoemd winkelbedrijf is binnen gegaan waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (daarbij) een gezichtsmasker/ gezichtsbedekkende middelen en/of een (open) (rug)tas heeft/hebben (mee)gedragen (met daarin een hakbijl/mes) en/of naar de kassa in voornoemd winkelbedrijf heeft/hebben gekeken en/of tegen elkaar heeft/hebben gezegd: "er staat daar niemand", althans woorden van gelijke aard of strekking;
subsidiair:
hij op of omstreeks 30 mei 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 2] en/of een of meer medewerkers van (winkelbedrijf) [bedrijf 2] te dwingen tot de afgifte van een of meer goederen en/of een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (winkelbedrijf) [bedrijf 2] (gelegen aan de [adres 2] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), gekleed in dikke kleding (terwijl het warm weer was) voornoemde winkel is binnen gegaan waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (daarbij) een gezichtsmasker/gezichtsbedekkende middelen en/of een (open) (rug)tas heeft/hebben (mee)gedragen (met daarin een hakbijl/mes) en/of naar de kassa in voornoemd winkelbedrijf heeft/hebben gekeken en/of tegen elkaar heeft/hebben gezegd: "er staat daar niemand", althans woorden van gelijke aard of strekking;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 30 mei 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweld en/of afpersing, opzettelijk een gezichtsmasker/ gezichtsbedekkende middelen en/of een rugtas en/of een hakbijl/mes en/of een scooter (met draaiende motor) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
3. hij in of omstreeks de periode van 11 april 2018 tot en met 30 mei 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een bromfiets (merk Vespa Piaggio, kenteken [kenteken] ) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

3.Kan het ten laste gelegde worden bewezen?

3.1.
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1 ten laste gelegde overval op de [bedrijf 1] op 16 mei 2018 kan worden bewezen. Verdachte heeft dit feit bekend.
3.2.
De onder 2 ten laste gelegde poging de [bedrijf 2] te overvallen kan naar het oordeel van de rechtbank ook worden bewezen. Verdachte heeft bekend dat hij op 30 mei 2018 van plan was de [bedrijf 2] te overvallen. Ook hier was volgens verdachte het plan bij de winkel naar binnen te gaan, iemand van het personeel met een mes en woorden te bedreigen om de kassa te openen en het geld te geven. Ten aanzien van de uitvoeringshandelingen overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte en zijn mededader zijn samen naar de [bedrijf 2] toegegaan met het idee daar een overval te plegen. Zij hebben de scooter waarop zij waren gekomen met draaiende motor achtergelaten en zijn vervolgens met een bedekt gezicht en met een lege openstaande rugtas met daarin een mes dat voor het grijpen lag bij de [bedrijf 2] naar binnengegaan. De rechtbank is van oordeel dat deze gedragingen zijn aan te merken als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf, de overval op de [bedrijf 2] , omdat zij naar haar uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf.
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat ook kan worden bewezen dat verdachte zich op 30 mei 2018 heeft schuldig gemaakt aan schuldheling van een gestolen scooter. Verdachte heeft verklaard dat hij voorafgaand aan de overval op de [bedrijf 2] op 30 mei 2018 samen met [medeverdachte] bij diens neef een scooter is gaan halen. De scooter was niet voorzien van een contactslot en kon worden gestart met een schroevendraaier. Verdachte heeft de scooter naar eigen zeggen ook gestart met eens schroevendraaier. Verdachte had op zijn klompen kunnen en moeten aanvoelen dat het niet goed zat met de scooter. Hij had bij enig nadenken kunnen vermoeden dat de scooter was gestolen. Door verder geen vragen te stellen en de scooter gewoon mee te nemen, is verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de scooter in die mate tekortgeschoten in zijn onderzoeksplicht dat hij met de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1. op 16 mei 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld, [aangever 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van in totaal 386,10 euro), dat geheel aan (winkelbedrijf) [bedrijf 1] , gelegen aan de [adres 1] , toebehoorde, door (donker gekleed en met een capuchon over het hoofd en een sjaal voor de mond) voornoemd winkelbedrijf binnen te gaan en zich naar voornoemde [aangever 1] te begeven (die aan de kassa werkzaam was) en zichtbaar voor voornoemde [aangever 1] en medewerkers van de [bedrijf 1] een groot mes, bij zich te dragen en tegen voornoemde [aangever 1] te zeggen: “Kassa leeghalen”, en met een groot mes naar voornoemde [aangever 1] te wijzen;
2. op 30 mei 2018 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [aangever 2] en/of een of meer medewerkers van (winkelbedrijf) [bedrijf 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan (winkelbedrijf) [bedrijf 2] , gelegen aan de [adres 2] , gekleed in dikke kleding terwijl het warm weer was voornoemde winkel is binnen gegaan en hij, verdachte, en zijn mededader daarbij een gezichtsbedekkend middel en een open rugtas met daarin een hakmes hebben (mee)gedragen en naar de kassa in voornoemd winkelbedrijf hebben gekeken en hebben gezegd: “Er staat daar niemand”;
3. op 30 mei 2018 te Amsterdam, een bromfiets (merk Vespa Piaggio, kenteken [kenteken] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door diefstal verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
6.1.
De strafbaarheid van de feiten 1 en 3
De bewezen geachte feiten 1 en 3 zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6.2.
Ontslag van alle rechtsvervolging ten aanzien van feit 2
6.2.1.
De raadsman van verdachte heeft naar voren gebracht dat verdachte zou moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hij vrijwillig is teruggetreden. Verdachte, die niet de leiding had en bij binnenkomst al twijfelde of het wel zo’n goed idee was een overval te plegen, heeft vrijwel direct na binnenkomst in de [bedrijf 2] , toen hij zag dat er moeders met baby’s en (kleine) kinderen aanwezig waren, besloten te stoppen en rechtsomkeert te maken omdat hij dacht dat de kinderen mogelijk getraumatiseerd zouden kunnen worden als hij zou doorgaan met de overval, aldus de raadsman.
6.2.2.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte van tevoren had kunnen weten dat er kinderen bij de [bedrijf 2] rondlopen en de aanwezigheid van kinderen dus voor lief heeft genomen toen hij eenmaal had besloten daar een overval te plegen. Toen verdachte zag dat er niemand bij de kassa stond en werd aangesproken door een winkelmedewerker is hij, wellicht in paniek, vertrokken. Het waren dus externe omstandigheden die maakten dat verdachte van zijn plannen afzag. Zijn besluit was met andere woorden niet van zijn wil afhankelijk, aldus de officier van justitie.
6.2.3.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep op vrijwillige terugtred slaagt. Zij overweegt daartoe het volgende.
6.2.3.1. Er is van vrijwillige terugtred in de zin van artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht sprake indien de verdachte vrijwillig is teruggetreden voordat het misdrijf is voltooid. Of gedragingen van de verdachte toereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn, hangt – mede gelet op de aard van het misdrijf – af van de concrete omstandigheden van het geval.
6.2.3.2. Bewezenverklaard is dat de verdachte (samen met een ander) heeft geprobeerd winkelbedrijf [bedrijf 2] te overvallen waarbij het de bedoeling was door middel van bedreiging met geweld een of meer winkelmedewerkers te dwingen de kassa te openen en geld uit de kassa te geven. Verdachte heeft verklaard dat hij al twijfelde voordat hij naar binnenging en bij het zien van kinderen in de [bedrijf 2] tegen de medeverdachte heeft gezegd dat zij moesten stoppen en de winkel daarom heeft verlaten. De rechtbank ziet mede gezien de proceshouding van verdachte, die ter zitting heeft bekend en opening van zaken heeft gegeven, geen aanleiding om aan zijn verklaring te twijfelen. Uit de camerabeelden blijkt bovendien dat verdachte maar 24 seconden is binnen geweest. De verklaring van verdachte dat hij al twijfelde, wordt bevestigd door de verklaring van [bedrijf 2] -medewerkster [aangever 2] , die heeft verklaard dat naar haar idee de medeverdachte de leidende rol had en dat verdachte zichtbaar aan het twijfelen was.
6.2.3.3. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de oorzaak van het niet voltooien van de overval in ieder geval in overwegende mate, het gevolg is geweest van een spontaan genomen besluit van verdachte en daarmee is gelegen in van de wil van de verdachte afhankelijke omstandigheden. Zij acht voldoende aannemelijk geworden dat het misdrijf niet is voltooid als gevolg van het vrijwillig terugtreden van de verdachte.
6.2.3.5. Aangezien het beroep op vrijwillige terugtred slaagt, kan het bewezen verklaarde feit niet worden gekwalificeerd als poging tot een overval en dient de verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.2.3.6. Hoewel de rechtbank het onder 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen acht maar dit niet tot een veroordeling leidt, komt zij in dit geval niet toe aan een beoordeling van de meer subsidiair ten laste gelegde voorbereidingshandelingen omdat de ten laste gelegde poging en voorbereidingshandelingen betrekking hebben op hetzelfde misdrijf en sprake is van vrijwillige terugtred waardoor het voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte ten aanzien van het onder 1 en 3 bewezenverklaarde uitsluit. Verdachte is daarvoor dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte met toepassing van het jeugdstrafrecht voor de overval op de [bedrijf 1] , de poging tot overval van de [bedrijf 2] en schuldheling van een scooter dient te worden veroordeeld tot jeugddetentie van 65 dagen met aftrek van voorarrest, drie maanden voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van 3 jaren met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en een taakstraf van 50 uren subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis.
8.2.
De raadsman van verdachte heeft naar voren gebracht dat de voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst zodat hij verder kon met zijn studie en dat verdachte die kans heeft aangegrepen en dat verdachte nadien ook niet meer in contact is gekomen met de politie. Hij heeft verder opgemerkt dat hij zich zeer wel kan vinden in de toepassing van het jeugdstrafrecht vanwege het pedagogische karakter. Ten slotte heeft de raadsman zich gerefereerd aan de eis van de officier van justitie.
8.3.1.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
8.3.2.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
8.3.3.
Verdachte heeft samen met een ander de [bedrijf 1] overvallen. Hij is met zijn mededader de [bedrijf 1] binnengegaan en naar de kassa toegegaan. Daar heeft hij [aangever 1] , die bij de kassa aan het werk was, bedreigd met een mes waarna zij vervolgens de inhoud van de kassa heeft afgegeven. Uit de toelichting op de vordering tot schadevergoeding komt naar voren dat [aangever 1] kampt met psychische klachten en verdachte haar door zijn handelen ook van haar nachtrust heeft beroofd. De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke detentie een passende en geboden reactie is. Verdacht heeft zich ook schuldig gemaakt aan het helen van een gestolen scooter. Ook daarvoor verdient hij straf.
8.3.4.
De rechtbank laat in het voordeel van verdachte meewegen dat hij uiteindelijk, na een goed gesprek met zijn raadsman en ouders, opening van zaken heeft gegeven en daarmee heeft getoond het kwalijke van zijn handelen in te zien en verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden.
8.3.5.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 27 september 2018 dat door M. Haltman, reclasseringswerker, over verdachte is opgemaakt. In het rapport wordt geadviseerd, gezien de leeftijd van verdachte, de beperkte handelingsvaardigheden en het gegeven dat er nog mogelijkheden zijn voor pedagogische beïnvloeding, het jeugdstrafrecht toe te passen. Verder wordt geadviseerd een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie (cognitieve vaardigheden) die zich onder meer richt op het weerbaarder maken van verdachte tegen negatieve beïnvloeding door derden en het komen tot adequate oplossingen die constructief van aard zijn als ook een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] .
8.3.6.
De rechtbank ziet – met de officier van justitie en de raadsman – aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen omdat verdachte 19 jaar is en door middel van pedagogische beïnvloeding via het jeugdstrafrecht de kans op herhaling het best kan worden verkleind.
8.3.7.
Alles afwegend, waarbij de rechtbank veel gewicht toekent aan de omstandigheid dat verdachte inzicht heeft getoond in wat hij verkeerd heeft gedaan, de steun van zijn ouders heeft en iets van zijn leven wil maken, is de rechtbank van oordeel dat een gedeeltelijk voorwaardelijke jeugddetentie waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte ongeveer gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten en een taakstraf van 50 uur een passende en geboden straf is. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke jeugddetentie een proeftijd verbinden van 2 jaar (het wettelijke maximum in het jeugdstrafrecht) en bepalen dat verdachte zich moet houden aan de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.

9.Onttrekking aan het verkeer

Het in beslag genomen en niet teruggegeven hakmes dient onttrokken te worden aan het verkeer en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dit voorwerp het onder 2 bewezen geachte is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.

10.De vordering tot schadevergoeding en de schadevergoedingsmaatregel

10.1.
[aangever 1] , die zich als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd, vordert € 2.072,92 aan materiëleschadevergoeding (een jaar collegegeld en kosten medicatie) en € 1.040,00 aan immateriëleschadevergoeding, in totaal € 3.113.92 te vermeerderen met de wettelijke rente.
10.2.
De raadsman heeft er op gewezen dat de therapeut van [aangever 1] heeft geschreven dat het zeer aannemelijk is dat de schoolprestaties van [aangever 1] behoorlijk te lijden hebben gehad onder de klachten, maar dat [aangever 1] eerder ook al eens het desbetreffende tentamen niet had gehaald en het dus de vraag is of verdachte voor de studievertraging aansprakelijk is.
10.3.
Vast staat dat aan [aangever 1] door de onder 1 bewezen verklaarde overval op de [bedrijf 1] rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De rechtbank is van oordeel dat met de verklaring van [persoon 2] – onder meer inhoudende dat het zeer aannemelijk is dat de schoolprestaties behoorlijk te lijden hebben gehad onder de PTSS-klachten – de vordering voldoende is onderbouwd. De hoogte van de vordering is verder niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
10.4.
De raadsman heeft opgemerkt dat hoewel verdachte de gevraagde schadevergoeding redelijk vindt, er niet aan voorbij gegaan kan worden dat het Schadefonds Geweldsmisdrijven € 2.500,00 aan [aangever 1] heeft uitgekeerd. De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat het Schadefonds Geweldsmisdrijven een bedrag aan [aangever 1] heeft uitgekeerd, hetgeen overigens niet hetzelfde is als een schadevergoeding, niet aan het toekennen van een schadevergoeding in de weg staat. Zij wijst in dit verband op artikel 6, derde lid van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven waarin onder meer staat dat als het fonds na de uitkering kennis krijgt van een aan het slachtoffer gedane vergoeding het dit bedrag alsnog op het bedrag van de uitkering in mindering kan brengen.
10.5.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die [aangever 1] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
10.6.
Aangezien verdachte samen met een ander de overval heeft gepleegd zal de rechtbank de vordering hoofdelijk toewijzen.
10.7.
In het belang van [aangever 1] wordt, als extra waarborg voor betaling aan haar, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 63, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 317 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Stelt vast dat het bewezen verklaarde onder 2 geen strafbaar feit oplevert en ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Verklaart het onder 1 en 3 bewezene strafbaar.
Het bewezen verklaarde levert op:
1. Afpersing terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
3. Schuldheling.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
2 (twee) maanden, van deze jeugddetentie niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan een van de volgende bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
4. zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover die niet al zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet hij zich melden bij Reclassering Nederland. Hierna moet hij zich gedurende bepaalde periodes blijven melden zo frequent als de Reclassering Nederland dit nodig acht;
5. actief moet deelnemen aan de gedragsinterventie COVA of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
6. op geen enkele wijze – direct of indirect – contact mag (laten) leggen met [medeverdachte] , geboren op [geboortedag 2] 2001 te [geboorteplaats] , zolang de reclassering dit nodig acht.
Geeft aan Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden (met uitzondering van de bijzondere voorwaarde genoemd onder 6) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een
werkstraf van 50 (vijftig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 25 (vijfentwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis is doorgebracht voor zover die nog niet bij de tenuitvoerlegging van een andere straf in mindering is gebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering gebracht zal worden naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] , toe tot een bedrag van € 3.113,92 (drieduizend honderddertien euro en tweeënnegentig cent) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (16 mei 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [aangever 1] het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door [aangever 1] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van [aangever 1] te betalen de som van € 3.113,92 (drieduizend honderddertien euro en tweeënnegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (16 mei 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 20 (twintig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of een ander heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen aan [aangever 1] , daarmee de andere is vervallen.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: een mes.
Gelast de teruggave aan verdachte van: een zonnebril.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Leijten, voorzitter,
mrs. R.H.G. Odink en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 januari 2019.