ECLI:NL:RBAMS:2019:8234

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2019
Publicatiedatum
4 november 2019
Zaaknummer
AMS 19/1809
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan belanghebbendheid in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 november 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen de stichting [eiseres] en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De stichting had bezwaar gemaakt tegen de tijdelijke omgevingsvergunning die aan een vergunninghouder was verleend voor een evenement in het recreatiegebied [naam]. De rechtbank oordeelde dat de stichting niet als belanghebbende kon worden aangemerkt, omdat de feitelijke werkzaamheden die zij had verricht in verhouding tot het aantal bestuursrechtelijke procedures dat zij had gevoerd onvoldoende waren om aan te nemen dat zij relevante werkzaamheden ter behartiging van haar doelstelling had verricht. Het college had het bezwaar van de stichting terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank verklaarde het beroep van de stichting ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/1809

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 november 2019 in de zaak tussen

de stichting genaamd [eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: [naam] ,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder,
gemachtigde: [naam] .
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam] ,te [plaatsnaam] , vergunninghouder,
gemachtigde: [naam] .
De rechtbank zal partijen hierna aanduiden als de stichting respectievelijk het college en de vergunninghouder.

Procesverloop

Met een besluit van 25 juli 2018 heeft het college aan de vergunninghouder een tijdelijke omgevingsvergunning verleend voor het handelen in strijd met de regels ruimtelijke ordening ten behoeve van het evenement “ [naam] ” op 25 en 26 augustus 2018 in het [naam] op het recreatiegebied [naam] ter hoogte van de [naam] ( [naam] ) en [naam] in [plaatsnaam] (de tijdelijke omgevingsvergunning).
Met een besluit van 12 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van de stichting tegen de tijdelijke omgevingsvergunning niet-ontvankelijk verklaard.
De stichting heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op een zitting van 3 oktober 2019. De stichting heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door [naam] [1] , [naam] van de stichting. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde,
[naam] en [naam] , vergezeld van [naam] , werkzaam bij [naam] . De vergunninghouder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam] .

Overwegingen

Achtergrond van deze zaak
1. De stichting heeft bezwaar gemaakt tegen de verlening van de tijdelijke omgevingsvergunning voor het evenement “ [naam] ” in het recreatiegebied [naam] .
2. Met het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van de stichting niet-ontvankelijk verklaard omdat de stichting niet kan worden aangemerkt als belanghebbende bij de tijdelijke omgevingsvergunning.
Relevante regelgeving
3. Voor de relevante regelgeving verwijst de rechtbank naar de bijlage bij deze uitspraak die deel uitmaakt van de uitspraak.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank moet beoordelen of het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hiervoor moet de vraag worden beantwoord of de stichting in de periode die voorafgaat aan het indienen van het bezwaarschrift op 3 augustus 2018 voldoende feitelijke werkzaamheden heeft verricht met het oog op de behartiging van haar doelstelling. [2]
5. Op grond van artikel 2 van de statuten heeft de stichting als werkgebied de metropolitane regio Amsterdam en omstreken en als doel onder meer de bescherming van het leefmilieu en natuurgebieden, natuur, fauna en flora in deze regio. Daarnaast is in dit artikel als doelstelling genoemd de behartiging en bevordering van de waarden van de Amsterdamse natuurgebieden en parken, met bijzondere aandacht voor het [naam] in [plaatsnaam] [stadsdeel] , met name het [naam] ( [naam] ), de [stadsdeel] van de [naam] , de [naam] , [naam] met [naam] en de [naam] .
6. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan het louter in rechte opkomen tegen besluiten als regel niet worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden. Hetzelfde geldt voor werkzaamheden die daarmee verband houden, zoals het indienen van zienswijzen over ontwerpbesluiten, het vergaren van informatie voor bestuursrechtelijke procedures en het via een website informeren van derden over aanhangige of afgeronde procedures.
7. De stichting is opgericht door [naam] en zij was ten tijde van het indienen van het bezwaarschrift het enige bestuurslid van de stichting. De stichting heeft een lijst van activiteiten van de stichting met bijbehorende stukken ingezonden om aan te tonen dat de stichting in de periode voorafgaande aan het indienen van het bezwaarschrift feitelijke werkzaamheden verrichtte met het oog op de behartiging van haar doelstelling.
8. Op de zitting heeft de gemachtigde van de vergunninghouder een opsomming gegeven van de bestuursrechtelijke procedures die de stichting in 2018 heeft gevoerd. Deze opsomming omvat onder andere het maken van bezwaar tegen de verleende evenementenvergunning omgevingsvergunning voor “ [naam] ”, het maken van bezwaar tegen de omgevingsvergunning voor “ [naam] ”, het instellen van beroep tegen de omgevingsvergunning voor “ [naam] ”, het instellen van hoger beroep tegen de omgevingsvergunning voor “ [naam] ”, het instellen van hoger beroep tegen de omgevingsvergunning voor “ [naam] ”, een preventief verzoek om handhaving op grond van de Wet natuurbescherming met betrekking tot “ [naam] ”, een preventief verzoek om handhaving op grond van de Wet natuurbescherming met betrekking tot “ [naam] ” en diverse procedures in verband met de kap van bomen in het [naam] . De stichting heeft deze opsomming niet betwist.
9. Uit de door de stichting overgelegde lijst van activiteiten met bijbehorende stukken en uit hetgeen [naam] op de zitting heeft verklaard, blijkt onder meer dat de stichting heeft deelgenomen aan het parkenoverleg, heeft ingesproken op vergaderingen van betrokken overheden, heeft deelgenomen aan overleggen met de beheerders van [naam] en een website en een weblog heeft bijgehouden. Hieruit blijkt weliswaar dat de stichting enige feitelijke werkzaamheden heeft verricht, maar deze zijn in verhouding tot het grote aantal bestuursrechtelijke procedures dat de stichting heeft gevoerd en de daarmee samenhangende voorbereidende werkzaamheden onvoldoende om aan te kunnen nemen dat de stichting in de periode voorafgaande aan het indienen van het bezwaarschrift relevante feitelijke werkzaamheden ter behartiging van haar doelstelling heeft verricht. Gelet hierop vindt de rechtbank dat het belang van de stichting niet rechtstreeks is betrokken bij de tijdelijke omgevingsvergunning. Dit betekent dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de stichting geen belanghebbende is.
10. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het college het bezwaar van de stichting terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep is dan ook ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van der Linden-Kaajan, rechter, in aanwezigheid van mr. T.E. Bouwmeester, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 november 2019.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de Afdeling worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Bijlage

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8.1
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Artikel 7:1
1. Degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, dient alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken.
Artikel 1:2
1. Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
3. Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

Voetnoten

1.Hierna: [naam]
2.Artikel 1:2, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).