ECLI:NL:RBAMS:2019:8226
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in drugshandelzaak na onvoldoende bewijs van betrokkenheid
In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1977 en ingeschreven in de Basisregistratie Personen, heeft de rechtbank Amsterdam op 20 september 2019 uitspraak gedaan. De zaak betreft de tenlastelegging van medeplichtigheid aan de handel in harddrugs, specifiek cocaïne en heroïne, in de periode van 1 november 2018 tot en met 30 maart 2019. De officier van justitie, mr. G. Dankers, vorderde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.A. Ubbergen, pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 6 september 2019 gehouden en heeft kennisgenomen van de argumenten van beide partijen.
De rechtbank concludeert dat de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Tijdens het opsporingsonderzoek naar een netwerk van West-Afrikaanse drugshandelaren werd de woning van de verdachte in Amsterdam geobserveerd. Er waren aanwijzingen dat medeverdachten in haar woning verbleven, maar de verdachte ontkende enige kennis van drugs in haar woning te hebben. De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte opzettelijk de kans heeft aanvaard dat haar woning gebruikt zou worden voor drugshandel. De verklaringen van de verdachte en de medeverdachten bieden onvoldoende steun voor de beschuldigingen. Daarom spreekt de rechtbank de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten.