Op 25 oktober 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de onderzoeksrechter in de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel, België. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 14 augustus 2019 en betreft strafbare feiten die de opgeëiste persoon zou hebben gepleegd, waaronder deelneming aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconstateerd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.
Tijdens de openbare zitting op 11 oktober 2019 heeft de rechtbank de vordering behandeld. De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten, maar heeft dit niet kunnen onderbouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering kan worden toegestaan, mits er voldoende garanties zijn dat de opgeëiste persoon in Nederland zijn straf kan ondergaan, mocht hij in België worden veroordeeld. De rechtbank heeft de garantie van de procureur des Konings in België als voldoende beoordeeld.
De rechtbank heeft ook gekeken naar mogelijke weigeringsgronden voor de overlevering, zoals de locatie van het strafrechtelijk onderzoek en het bewijs. De officier van justitie heeft echter argumenten aangevoerd om van deze weigeringsgrond af te zien, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering aan de Belgische autoriteiten moet plaatsvinden. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat het EAB voldeed aan de wettelijke eisen en er geen belemmeringen waren voor de overlevering.