ECLI:NL:RBAMS:2019:8159

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2019
Publicatiedatum
31 oktober 2019
Zaaknummer
13-131053/19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van ambtenaren tijdens rechtmatige uitoefening van hun functie

In deze zaak heeft de politierechter te Amsterdam op 2 juli 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het beledigen van twee ambtenaren tijdens de uitoefening van hun functie. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 30 mei 2019, waarbij de verdachte de woorden "Met jou praat ik helemaal niet met je lelijke hoofd. Je bent lelijk" zou hebben geuit tegen een van de verbalisanten. De politierechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging te schorsen. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie betoogd dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan belediging, wat wettig en overtuigend bewezen kon worden met het proces-verbaal van bevindingen. De verdediging heeft echter aangevoerd dat de verdachte onder invloed was en zich niet kon herinneren wat er gezegd was, en dat de beledigende woorden niet als zodanig opgevat hadden moeten worden.

De politierechter heeft in haar oordeel de verklaringen van de verbalisanten en het proces-verbaal in overweging genomen. De rechter oordeelde dat de verdachte inderdaad de beledigende woorden had geuit en dat deze woorden als beledigend konden worden aangemerkt. De politierechter heeft de verdachte schuldig bevonden aan eenvoudige belediging van een ambtenaar in functie en heeft de strafbaarheid van de feiten vastgesteld. De rechter heeft de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoon van de verdachte meegewogen in de strafoplegging. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van 100 euro, met een proeftijd van twee jaar, waarbij de tenuitvoerlegging van de geldboete niet zal plaatsvinden tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13-131053/19
Datum uitspraak: 2 juli 2019
Verkort vonnis van de politierechter te Amsterdam, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
wonende te [adres verdachte] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 juli 2019.
De politierechter heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. G. Dankers, en van wat de raadsvrouw van verdachte, mr. W.P.A. Vos, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 30 mei 2019 te Amsterdam opzettelijk een of meer ambtenaren, te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: "Met jou praat ik helemaal niet met je lelijke hoofd. Je bent lelijk", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de politierechter is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie, zakelijk weergegeven
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belediging van twee ambtenaren gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening. Dit kan wettig en overtuigend bewezen worden met het proces-verbaal van bevindingen.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de hele tenlastelegging. Zij wijst op een krantenartikel met de titel: ‘De politie moet iets minder lange tenen hebben’. De raadsvrouw stelt dat haar cliënt onder invloed was en zich in een groep met meerdere personen bevond. Hij kan zich niet herinneren wat er gezegd is, maar kan zich niet voorstellen dat hij de ten laste gelegde beledigende woorden in de mond heeft genomen. Als hij dit al gezegd zou hebben, dan gaat het volgens de raadsvrouw om een mening. De raadsvrouw stelt de enige reden dat haar cliënt gedagvaard is, zijn top600 status is. Zijn medeverdachte met relevante documentatie heeft immers een strafbeschikking gekregen. Dat de politieambtenaar de ten laste gelegde woorden als beledigend heeft opgevat is volgens de raadsvrouw onbegrijpelijk.
4.3
Oordeel van de politierechter
In het procesdossier bevindt zich een proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten waaruit blijkt dat zij zich beledigd voelden. De tenlastegelegde bewoordingen zijn blijkens het proces-verbaal door verdachte geuit, specifiek gericht aan verbalisant [verbalisant 2] . De belediging van [verbalisant 2] wordt daarom bewezen geacht. Agenten hoeven bij de uitoefening van hun functie niet alles goed te vinden en hoeven ook niet overal tegen te kunnen. De ten laste gelegde woorden kunnen als beledigend worden aangemekt
4.4
Bewezenverklaring
De politierechter acht bewezen dat verdachte:
op 30 mei 2019 te Amsterdam opzettelijk ambtenaar [verbalisant 2] , gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: "Met jou praat ik helemaal niet met je lelijke hoofd. Je bent lelijk".

5.Bewijs

De politierechter grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 15 uur te vervangen door 7 dagen hechtenis. De officier van justitie licht toe dat er een stevig signaal afgegeven moet worden en dat moet worden voorkomen dat situaties waarbij politiebijstand nodig is escaleren.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat indien er een straf zou worden opgelegd, volstaan moet worden met een waarschuwing in de vorm van een voorwaardelijke straf, nu haar cliënt hard bezig is zijn leven op de rit te krijgen.
8.3.
Oordeel van de politierechter
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het misdrijf, de omstandigheden waaronder dit feit is gepleegd en de persoon van verdachte, zoals die ter terechtzitting zijn gebleken. De politierechter heeft in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Vooropgesteld wordt dat de politie haar werk moet kunnen doen zonder beledigende woorden naar het hoofd te krijgen van mensen die het niet eens zijn met het optreden van de politie. De door verdachte geuite woorden zijn weliswaar aan te merken als beledigend, maar van een relatief mild kaliber. Niet ondenkbaar en zeker ook niet onbegrijpelijk is dat het beledigde gevoel dat de woorden van verdachte bij de agent heeft doen ontstaan, mede opgewekt is door het voorafgaande gedrag van verdachte en zijn vrienden, zoals valt op te maken uit het proces-verbaal.
Het strafbare feit is in die zin als het ware te kwalificeren als “belediging
mild”. Uit het proces-verbaal van verhoor van verdachte blijkt dat hij spijt heeft van zijn gedrag en daarvoor ook zijn excuses heeft gemaakt. Gelet op deze omstandigheden bestaat er aanleiding om bij de strafoplegging af te wijken van de eis van de officier van justitie en wordt een straf in de vorm van een voorwaardelijke geldboete van 100 euro passend geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 57, 266, 267 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De politierechter komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete ter hoogte van
€ 100,(zegge honderd euro) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 2 dagen.
Beveelt dat deze geldboete niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.O. Rutten politierechter
en K. Spanjaart, griffier
en uitgesproken op 2 juli 2019.