ECLI:NL:RBAMS:2019:8099

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2019
Publicatiedatum
30 oktober 2019
Zaaknummer
7329753 CV EXPL 18-24837
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding voor gebruik van freelance foto's door De Persgroep

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 1 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap De Persgroep Nederland B.V. en een freelance fotograaf. De centrale vraag was of De Persgroep een billijke vergoeding had betaald voor het gebruik van dertien in april 2018 aangeleverde foto's. De fotograaf, eiser in conventie, stelde dat de eerder betaalde vergoeding van € 42,00 per foto niet billijk was en vorderde een aanvullende betaling van € 299,00. De kantonrechter heeft in zijn vonnis de tarieven van andere regionale en landelijke kranten in overweging genomen, evenals de tarieven die De Persgroep hanteert voor freelance fotografen. De rechter concludeerde dat de vergoeding van € 42,00 per foto niet in verhouding stond tot de geleverde inspanning en dat een vergoeding van € 65,00 per foto billijker zou zijn. Uiteindelijk werd De Persgroep veroordeeld tot betaling van € 299,00 aan de fotograaf, exclusief BTW, en werd de gedaagde ook in de proceskosten veroordeeld. De vordering in reconventie werd afgewezen, en de kosten in reconventie werden op nihil gesteld. Het vonnis benadrukt de ongelijkheid in de onderhandelingspositie van freelance fotografen ten opzichte van grote mediabedrijven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7329753 CV EXPL 18-24837
vonnis van: 1 november 2019

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser in conventie, gedaagde in reconventie
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. O.M.B.J. Volgenant
t e g e n

de besloten vennootschap De Persgroep Nederland B.V.

gevestigd te Amsterdam
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie
nader te noemen: De Persgroep
gemachtigden: mrs. D.J.G. Visser en P.J. Kreijger

VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Voor het verloop van de procedure wordt verwezen naar het tussenvonnis van 17 mei 2019.
Na dit vonnis hebben beide partijen een akte met producties ingediend op 12 juli 2019. Op 6 september 2019 hebben partijen over en weer gereageerd op de op 12 juli 2019 ingediende aktes.
Hierna is vonnis bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

kern van het geschil
1. De centrale vraag in deze zaak is of De Persgroep aan [eiser] een billijke vergoeding heeft betaald voor het recht om dertien in april 2018 aangeleverde foto’s te gebruiken.
nadere informatie
2. Bij tussenvonnis van 17 mei 2019 heeft de kantonrechter partijen opgedragen nadere informatie te verstrekken over welke vergoedingen (andere) freelance journalisten bij De Persgroep en elders (in het bijzonder bij andere uitgevers) voor hun werk krijgen, nu en in het verleden. Die informatie dient nu, samen met de al beschikbare informatie, gewogen te worden waarna een eindoordeel volgt. Voor zover partijen informatie in het geding hebben gebracht die buiten het bereik van voornoemde opdracht valt, wordt deze buiten beschouwing gelaten.
3. De navolgende aanvullende informatie neemt de kantonrechter in aanmerking.
4. Voorheen – in 2003 – ontving [eiser] bij het Brabants Dagblad € 61,00 per foto, vanaf 500 foto’s in een jaar bedroeg dit tarief € 50,00. Dit zijn tarieven inclusief doorplaatsing bij andere uitgaven en inclusief herplaatsing. Bij herplaatsing na een jaar was een aanvullende vergoeding van € 25,00 overeengekomen. Het tarief voor een fotosessie bedroeg € 374,00 per dag en € 187,00 voor een halve dag.
5. De regionale krant De Limburger hanteert onder meer de volgende tarieven voor freelance fotografen:
Eén opdracht (twee uur, vijf foto’s) € 75,00.
Uurtarief fotograaf € 37,50.
6. Het tarief van De Persgroep voor huis-aan-huisbladen bedraagt € 22,00 per foto, vermeerderd met € 11,00 voor elke opvolgende foto op dezelfde locatie. Het tarief van De Persgroep voor regionale dagbladen bedraagt € 42,00 tot € 52,50 voor de eerste foto en € 21,00 voor opvolgende foto’s uit dezelfde opdracht. Het tarief van De Persgroep voor landelijke dagbladen bedraagt € 103,50 voor de eerste foto en
€ 51,75 voor opvolgende foto’s uit dezelfde opdracht. De Persgroep hanteert een dagtarief (meer dan 8 uur arbeid, meerdere plaatsingen) van € 315,00 (landelijk) en € 210,00 (regionaal).
7. Het CAO loon in de schaal van een ervaren (foto)journalist ligt tussen € 18,70 en
€ 29,00 per uur.
8. [eiser] heeft nog verwezen naar enkele andersoortige uitgaven. AgriPers hanteert een tarief van € 67,50 per opdrachtfoto, te vermeerderen met € 32,50 voor de tweede foto uit dezelfde opdracht en € 16,25 voor de derde foto. Plus Magazine hanteert onder meer een tarief van € 75,00 voor een portretfoto van 1/8 pagina.
9. De Persgroep heeft verwezen naar een brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën. In die brief wordt onder meer een minimumtarief van € 16,00 per uur genoemd voor zelfstandigen zonder personeel.
verdere beoordeling van het geschil
10. De kantonrechter komt dan toe aan beantwoording van de centrale vraag. Daarbij komt met name gewicht toe aan de genoemde regionale tarieven van de Persgroep, de Limburger en – in het verleden – het Brabants dagblad. De landelijke tarieven leggen minder gewicht in de schaal, nu voldoende duidelijk is gemaakt dat de exploitatiewaarde van een bijdrage aan landelijke dagbladen veel hoger is dan van een bijdrage aan een regionale krant. Van de uitgaven AgriPers en Plus Magazine is niet inzichtelijk gemaakt hoe deze zich in de markt verhouden tot de uitgaven van De Persgroep, zodat het gewicht dat aan deze informatie kan worden toegekend beperkt is. Ook het beoogde minimumtarief waar de Minister naar heeft verwezen heeft beperkte waarde, nu het een ondergrens betreft terwijl niet ter discussie staat dat [eiser] een ervaren fotograaf is. De Monitoren Freelancers en Media waar [eiser] nog naar heeft verwezen leveren onvoldoende objectieve tariefsgegevens op om daar conclusies aan te verbinden. Het CAO-loon voor een fotojournalist levert een relevant gezichtspunt op, maar ook na aftrek van de door [eiser] bepleite toeslag is het door hem genoemde uurloon niet uit de toepasselijke CAO te herleiden. Voor zover [eiser] met het genoemde uurloon heeft bepleit dat de tijd die hij als freelancer verliest doordat hij verschillende opdrachtgevers heeft, moet worden gecompenseerd, wordt dat standpunt niet gevolgd. Wel is de marktpositie van De Persgroep van belang: er zijn (nog) slechts enkele grote spelers op de markt, zodat de onderhandelingspositie van een individuele journalist niet sterk is. Daarnaast erkent De Persgroep dat haar exploitatie van regionale dagbladen – hoewel beperkt – rendement oplevert. Tenslotte is van belang dat [eiser] het exploitatierecht onbeperkt heeft overgedragen aan De Persgroep. Daar staat echter tegenover dat dit slechts gedurende 7 dagen exclusief is en dat niet gebleken is dat herplaatsing van een foto vaak plaatsvindt.
10. Meer in het algemeen is nog het volgende van belang. De tussen De Persgroep en [eiser] gemaakte tariefafspraken leiden ertoe dat voor (vrijwel) dezelfde werkzaamheden verschillende beloningen mogelijk zijn. Als [eiser] immers een opdracht uitvoert die leidt tot plaatsing van één foto, ontvangt hij € 42,00, terwijl plaatsing van respectievelijk twee of drie foto’s uit diezelfde opdracht een beloning van € 63,00 respectievelijk € 84,00 oplevert. Volgens De Persgroep is dat logisch, nu het hier draait om overdracht van exploitatiebevoegdheid van afzonderlijke foto’s. Vanuit auteursrechtelijk perspectief klopt dat, maar het wringt (in ieder geval) als slechts één foto wordt afgenomen, omdat in dat geval de beloning in verhouding tot de te leveren inspanning laag is. [eiser] zelf zal maar beperkt invloed hebben op het aantal foto’s dat De Persgroep daadwerkelijk gebruikt, terwijl dat wel bepalend is voor de vergoeding – en dus ook voor de billijkheid daarvan.
10. Alles overziend acht de kantonrechter een vergoeding van € 42,00 niet billijk voor de overdracht van de exploitatiebevoegdheid van één foto. Daarbij gaat de kantonrechter er op basis van de door [eiser] zelf genoemde voorbeelden van uit dat het maken van een dergelijke foto gemiddeld 2 uur kost. Wel billijk acht de kantonrechter een vergoeding van € 65,00, zodat aanvullend voor 13 foto’s steeds
€ 23,00 voldaan moet worden. In totaal is dan toewijsbaar € 299,00.
10. In het tussenvonnis van 17 mei 2019 is al geoordeeld dat een belang ontbreekt bij de vordering in reconventie, zodat die zal worden afgewezen.
10. Gezien de uitkomst zal De Persgroep in de proceskosten veroordeeld worden. Voor de akten na tussenvonnis worden daarbij geen kosten toegekend, nu de daarbij overgelegde informatie al bij dagvaarding in het geding had kunnen worden gebracht. Gezien de samenhang met de conventie worden de kosten in reconventie op nihil gesteld.

BESLISSING

De kantonrechter:
In conventie:
veroordeelt De Persgroep tot betaling aan [eiser] van € 299,00 exclusief BTW;
veroordeelt De Persgroep in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op:
exploot € 98,01
salaris € 360,00
griffierecht € 226,00
-----------------
totaal € 684,01
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt De Persgroep in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat De Persgroep niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
In reconventie:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt De Persgroep in de proceskosten, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.