7.3Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank merkt op dat de zaak van verdachte samenhangt met de zaken van de medeverdachten. Bij de strafmaat is bij elke verdachte het dierenleed – waaronder in ieder geval de hondengevechten en de dierenmishandeling worden geschaard – als uitgangspunt genomen, waarna per individu is bekeken welke straf passend is.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het organiseren van en het aanwezig zijn bij een hondengevecht, waaraan hij zijn eigen hond heeft laten meedoen. Door het hondengevecht heeft hij zich ook schuldig gemaakt aan dierenmishandeling. De honden liepen tijdens de gevechten ernstige (bijt)wonden op, zijn kreupel geworden en/of hebben hier littekens aan overgehouden. Op het videobeeld van het hondengevecht, dat ook ter terechtzitting is bekeken, is duidelijk te horen hoe de honden janken als uiting van pijn en/of uitputting. Het is dan ook schrijnend om te zien hoeveel verschrikkelijk leed de honden door zo’n gevecht is aangedaan. Verder heeft hij zich schuldig gemaakt aan het onthouden van verzorging aan twee van zijn honden, doordat hij de honden in onhygiënische omstandigheden – zo was de vloer besmeurd met uitwerpselen – en zonder drinkwater heeft gehouden. Mensen hebben ten opzichte van dieren een speciale verantwoordelijkheid. Dit houdt in dat in de omgang met dieren zorg moet worden gedragen voor het welzijn en de gezondheid van het dier en dat al het mogelijk wordt gedaan om de eigenheid en integriteit van een dier te respecteren. Door de honden zoveel leed aan te doen heeft verdachte de intrinsieke waarde van deze honden aangetast. Het leed wat deze honden werd aangedaan rechtvaardigt alleen al een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsman heeft aangegeven dat verdachte spijt betuigd, maar uit het dossier rijst niet het beeld dat hij zich bewust lijkt te zijn van het kwaad wat hij heeft aangericht.
De schending van de redelijke termijn
Een verdachte heeft recht op berechting van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Als uitgangspunt geldt dat binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn door de rechtbank moet zijn beslist, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Daarbij kan gedacht worden aan de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte of zijn advocaat op het procesverloop en de manier waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
De redelijke termijn in deze zaak is aangevangen op het moment waarop verdachte in verzekering is gesteld. Dat was op 5 oktober 2016. Dit betekent dat, als zich geen bijzonderheden voor doen, de zaak in oktober 2018 afgerond had moeten zijn. Het dossier was op 12 oktober 2017 klaar, maar daarna heeft nog onderzoek bij de rechter-commissaris plaatsgevonden. Het onderzoek bij de rechter-commissaris heeft lang op zich laten wachten en was op 28 februari 2019 klaar. Ook de planning van de zittingsdagen heeft té lang op zich laten wachten. Hoewel sprake is van een groot onderzoek en veel verdachten, zijn de omstandigheden niet zó bijzonder dat voor deze zaak één jaar meer nodig zou zijn dan voor andere zaken. De rechtbank vindt dan ook dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, wat strafverminderend wordt meegewogen in de strafmaat.
Andere relevante omstandigheden
Verder is gekeken naar het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij nog niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Ten aanzien van feit 1, 2 en 3 is sprake van meerdaadse samenloop en niet van eendaadse samenloop zoals door de raadsman is bepleit. Verdachte kan bij een hondengevecht aanwezig zijn zonder het gevecht te hebben georganiseerd of een verdachte kan een gevecht georganiseerd hebben, zonder dat hij erbij aanwezig is. Ook de strafbedreiging van de strafbepalingen is niet gelijkluidend.
Het enkele feit dat in deze zaak kan worden vastgesteld dat andere verdachten een strafbeschikking hebben gekregen, staat aan het eisen van een andere straf in de zaak van verdachte niet in de weg. Het Openbaar Ministerie heeft een grote vrijheid in het beslissen wie zij wel of niet vervolgt en op welke manier. Ten overvloede: De rechtbank is niet gebonden aan een door een officier van justitie aangeboden strafbeschikking of strafeis.
De straffen
De feiten op zichzelf rechtvaardigen gelet op de ernst op zich een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Verdachte zat echter in lastige persoonlijke omstandigheden met schulden. Nu heeft hij zijn leven weer op de rit en wil de rechtbank deze ingeslagen weg niet met onvoorwaardelijke gevangenisstraf doorkruizen. De rechtbank vindt een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank komt tot de volgende strafoplegging. Verdachte wordt voor de misdrijven veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur, te vervangen door 30 dagen hechtenis als hij de taakstraf niet goed uitvoert. Daarnaast krijgt hij een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank vindt dat verdachte – gelet op de ernst van het dierenleed wat is aangedaan – gedurende de proeftijd geen honden mag houden. De rechtbank zal daarom als bijzondere voorwaarde een houdverbod voor het houden van honden opleggen. Volgens artikel 14d Sr is het Openbaar Ministerie belast met het toezicht op de naleving van de voorwaarden. Gelet op de achtergrond van het feitencomplex is de LID de aangewezen instantie om onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie controles uit te oefenen. Om die reden zal tevens de bijzondere voorwaarde worden opgenomen dat verdachte moet meewerken aan controles op het houdverbod, uit te voeren door de LID.
Gezien het tijdsverloop van de zaak, vindt de rechtbank dat voor de overtredingen – naast de straffen die al voor de misdrijven worden opgelegd – geen straf of maatregel meer hoeft te volgen. De rechtbank zal voor de overtredingen dan ook volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van een straf of maatregel. Als er geen overschrijding van de redelijke termijn was geweest had de rechtbank de eis van de officier van justitie gevolgd voor de overtredingen.