ECLI:NL:RBAMS:2019:808

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2019
Publicatiedatum
7 februari 2019
Zaaknummer
13-669084-14 2018
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van TBS met voorwaarden naar TBS met dwangverpleging na overtreding van voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 februari 2019 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot omzetting van een terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden naar een TBS met dwangverpleging. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1985 in Marokko, was eerder ter beschikking gesteld onder voorwaarden door het gerechtshof Amsterdam op 27 september 2018. Deze voorwaarden zijn op 20 december 2018 gewijzigd, maar de terbeschikkinggestelde heeft deze voorwaarden niet nageleefd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde zich niet begeleidbaar opstelde en niet meewerkte aan de klinische behandeling in de instelling waar hij was geplaatst. Dit leidde tot een onwerkbare behandelrelatie en verschillende incidenten, waaronder agressie-incidenten en grensoverschrijdend gedrag. De deskundigen hebben geconcludeerd dat de terbeschikkinggestelde meer baat heeft bij een meer beveiligde omgeving, zoals een FPK of FPC, gezien zijn psychiatrische toestand en het risico op recidive. De rechtbank heeft geoordeeld dat de veiligheid van anderen in het geding is en dat de omzetting van de maatregel noodzakelijk is. De vordering van de officier van justitie is toegewezen, en de rechtbank heeft besloten dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege zal worden verpleegd.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13-669084-14, 23-002064-15
Beslissing op de op 10 januari 2019 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak tegen:
[naam terbeschikkinggestelde] ,
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1985,
thans verblijvende in [detentieadres] ,
die bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 27 september 2018 ter beschikking gesteld werd onder voorwaarden, welke voorwaarden laatstelijk bij beslissing van deze rechtbank van 20 december 2018 zijn gewijzigd.

1.De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt ertoe dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd

2.De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • voornoemd arrest van het gerechtshof Amsterdam van 27 september 2018;
  • genoemde beslissing van de rechtbank van 20 december 2018;
  • een advies van GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam van 10 januari 2019;
  • een vordering tot voorlopige verpleging (art. 509i Sv) van 10 januari 2019;
  • een bevel tot voorlopige (hervatting) verpleging van 11 januari 2019;
  • een pro Justitia rapportage van psychiater M. Van Berkel van 14 januari 2019;
  • een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 januari 2019;
  • een aanvullend advies van GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam van 22 januari 2019.
De rechtbank heeft op 24 januari 2019 de officier van justitie mr. J. Ang, de terbeschikkinggestelde en diens raadsman mr. S. Burmeister, advocaat te Amsterdam, alsmede de deskundige M. Buné, als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam, ter openbare zitting gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

3.De beoordeling

3.1.
Bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van
27 september 2018zijn aan de terbeschikkinggestelde de volgende voorwaarden gesteld:
- buitenland: dat de verdachte zich niet buiten de Europese landsgrenzen van Nederland begeeft, tenzij hij hierover voorafgaand overlegt met de reclassering en het Openbaar Ministerie daarna toestemming geeft;
- behandeling: dat de verdachte zich ambulant laat behandelen door GGZ Reclassering Inforsa of een soortgelijke instelling, hij zich houdt aan de aanwijzingen die hem gegeven worden door zijn behandelaren en/of de reclassering in het kader van de behandeling en hij zich houdt aan de afspraken rondom zijn bewegingsvrijheid. De verdachte geeft de reclassering toestemming om bij de behandelaren en verpleegkundigen te informeren naar de voortgang van de behandeling. Hij wordt achteraf op de hoogte gesteld van de inhoud van de gesprekken. De verdachte werkt zo nodig mee aan een detox-opname van maximaal zeven weken of zoveel korter dan de behandelaren in overleg met de reclassering adviseren;
- reclasseringsbegeleiding: dat de verdachte zich begeleidbaar opstelt en zich gedraagt naar de aanwijzingen van de reclassering. De verdachte geeft openheid van zaken en toestemming om contact op te nemen met voor het traject relevante derden;
- forensisch psychiatrisch toezicht (FPT): dat de verdachte meewerkt aan FPT en, indien de reclassering dit nodig acht, aan een time-out in een FPA/FPK van maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
- huisvesting: dat de verdachte verblijft in het [naam instelling] of een soortgelijke RIBW-instelling alsmede op de daarna geïndiceerde vervolgplek. De verdachte mag niet verhuizen zonder overleg en toestemming van de reclassering;
- medicatie: dat de verdachte zich houdt aan het medicatiebeleid van de behandelaren van Inforsa of een soortgelijke instelling;
- middelengebruik: dat de verdachte geen drugs en alcohol gebruikt en zijn medewerking verleent aan urinecontroles en blaastesten. Gezien de terugvallen in middelengebruik de afgelopen jaren houdt de reclassering er rekening mee dat de verdachte kan terugvallen in middelengebruik. Een terugval zal voor de reclassering niet per definitie een reden zijn om de TBS met voorwaarden op te heffen. Wanneer een terugval plaatsvindt, kan het door de reclassering noodzakelijk worden bevonden dat de verdachte zich laat behandelen bij GGZ Reclassering Inforsa of een soortgelijke instelling. De verdachte dient daaraan mee te werken;
- dagbesteding: dat de verdachte streeft naar het verkrijgen en behouden van een structurele en controleerbare dagbesteding die hij niet zonder overleg en toestemming van de reclassering verandert;
- financiën: dat de verdachte openheid geeft aan de reclassering en/of zijn behandelaren over zijn financiën en deze inzichtelijk maakt. Indien de reclassering en/of zijn behandelaren problemen signaleren, verleent de verdachte zijn medewerking aan budgetbeheer of bewindvoering;
- netwerk: dat de verdachte zijn sociale netwerk inzichtelijk maakt voor de reclassering en/of zijn behandelaren en de reclassering toestemming geeft informatie te winnen, eventueel buiten zijn aanwezigheid, bij relevante personen binnen zijn netwerk;
- vrijetijdsbesteding: de verdachte maakt de bezigheden in zijn vrije tijd inzichtelijk voor de reclassering.
3.2.
De rechtbank Amsterdam heeft op
20 december 2018beslist dat de TBS met voorwaarden dient te worden voortgezet om een klinische behandeling mogelijk te maken. De vordering tot verpleging van overheidswege is afgewezen en de voorwaarden zijn als volgt gewijzigd:
1. Betrokkene zal zich niet schuldig maken aan strafbare feiten;
2. Betrokkene begeeft zich niet zonder toestemming van de reclassering en het Openbaar Ministerie buiten de landsgrenzen van Nederland. Betrokkene overlegt hierover vooraf met de reclassering en het Openbaar Ministerie beslist;
3. Betrokkene stelt zich begeleidbaar en controleerbaar op en geeft toestemming aan de reclassering om met alle personen en instellingen die van belang zijn voor de controle op de naleving van de voorwaarden, contact op te nemen en informatie uit te wisselen;
4. Betrokkene houdt zich aan de afspraken met en aanwijzingen van de reclassering;
5. Betrokkene werkt mee aan klinische behandeling door een nog nader aan te wijzen instelling (door FIZ/DIZ), eveneens als dit inhoudt het innemen van voorgeschreven medicatie, zolang als de behandelaars dat nodig achten;
6. Betrokkene verblijft in de nog door IFZ/DIZ te indiceren kliniek en zal niet verhuizen zonder toestemming van de toezichthouder;
7. Betrokkene werkt (na de klinische fase) mee aan het vinden van een geschikte woonvorm en zal hier wonen, ook als dit inhoudt een beschermde of begeleide woonvorm;
8. Betrokkene werkt mee aan het vinden en behouden van een bij zijn draagkracht passende dagbesteding, betaald dan wel vrijwilligerswerk;
9. Betrokkene werkt mee aan bewindvoering, indien en zo lang als toezichthouder dit noodzakelijk acht;
10. Betrokkene blijft abstinent van alle middelen gedurende de looptijd van de tbs-maatregel en hij zal meewerken aan urinecontroles en ademanalysecontroles;
11. Betrokkene werkt (na de klinische fase) mee aan een time-out plaatsing in een nader door IFZ/DIZ te indiceren kliniek, indien toezichthouder dit noodzakelijk acht;
12. Betrokkene werkt (na de klinische fase) mee aan ambulante behandeling, indien dit geïndiceerd wordt door de behandelaar van de kliniek en toezichthouder.
3.3.
Aan de adviezen van de GGZ Reclassering Inforsa Nederland van 10 en 22 januari 2019 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Betrokkene heeft voorafgaand aan de zitting van 6 december 2018 laten weten mee te werken aan een klinisch traject, ook indien van te voren niet te voorspellen zou zijn hoe lang deze behandeling zou duren. Daarnaast is het medicatiegebruik expliciet besproken. Indien een psychiater of arts medicatie voorschrift, zal betrokkene dit dienen te gebruiken.
Na de beslissing van de rechtbank op 20 december 2018 is in samenspraak met de betrokken partijen, waaronder betrokkene en zijn advocaat, de overplaatsing geregeld naar [naam instelling 1] met ingang van 3 januari 2019.
Vanaf de eerste dag van de opname,
3 januari 2019, is sprake geweest van een moeizame samenwerking tussen betrokkene, medepatiënten en personeel in [naam instelling 1] , waarbij al snel een strijd ontstond over regels en omgangsvormen. Betrokkene komt erg dwingend over, is nauwelijks in staat tot samenwerking, houdt zich niet aan de regels en is daar niet of nauwelijks op aanspreekbaar.
Op
7 januari 2019heeft de behandelaar vanwege de voortdurende oplopende spanningen aan de reclassering te kennen gegeven dat hij zijn twijfels had of betrokkene te handhaven was binnen de [naam instelling 1] . Hij is snel gekrenkt, accepteert geen inperking van zijn autonomie, is niet bereid zich te laten aanspreken door de begeleiders in de kliniek en weigert in eerste instantie de noodzakelijke antipsychotica in te nemen. Hierop heeft in de kliniek met betrokkene en het behandelteam een gesprek plaatsgevonden, waarbij de grenzen van de mogelijkheden van de kliniek zijn aangegeven en nieuwe samenwerkingsafspraken zijn gemaakt.
Op
8 januari 2019was de situatie ongewijzigd: zodra hij enige inperking ervaart en zodra hij ook maar ergens op wordt aangesproken, escaleert de situatie snel. Er heeft zich ook een incident voorgedaan rondom de afgifte van een urinecontrole. Hierdoor was in de visie van de behandelaar sprake van een in toenemende mate onwerkbare behandelrelatie.
Op
9 januari 2019werd duidelijk dat er in de avond van 8 januari 2019, tijdens een kennismaking met een aantal teamleden, een agressie-incident had voorgedaan, waarbij een van de medewerkers van de kliniek vanwege een gevaarlijke situatie zich genoodzaakt zag van de noodbel gebruik te maken voor de nodige assistentie. Volgens het behandelteam was in de afgelopen dagen sprake van een keten van conflicten en incidenten, waarbij betrokkene voortdurend de strijd aanging, provocerend gedrag vertoonde en zijn boosheid snel opvlamde. Er was sprake van een voortdurende herhaling van onaangepast gedrag waarbij betrokkene niet aanspreekbaar was en hij zou seksueel getinte en grensoverschrijdende opmerkingen richting personeel en medepatiënten hebben gemaakt.
De behandeling kon volgens het behandelteam niet worden voortgezet in verband met de veiligheidsrisico’s, de kans op recidive, de onwerkbare behandelrelatie en het grensoverschrijdende en het ontwrichtende gedrag in de groep van betrokkene.
Van de heer H. Kruikemeijer, GZ-psycholoog en als behandelaar werkzaam bij de [naam instelling 1] , heeft de reclassering onder meer de volgende informatie ontvangen:
Betrokkene is een 33-jarige man die bekend is met recidiverende manisch-psychotische decompensaties sinds zijn volwassenheid. In de afgelopen 10 jaar is hij 4 maal langdurig, klinisch opgenomen vanwege manisch-psychotische episodes. Tussendoor functioneert hij redelijk lange periodes goed en redelijk zelfstandig. (…) Er is wel ziekte-besef, maar geen ziekte-inzicht. (…)
Vanaf de eerste dag in [naam instelling 1] is sprake van een moeizame samenwerking, waarbij al snel strijd ontstond over regels en omgangsvormen. Hij vertoonde provocerend en seksueel grensoverschrijdend gedrag, dat hij afdeed als ‘geintjes’. (…) Als hij regels ervaarde als ‘opgelegd’ dan reageerde hij heftig en betichtte de begeleiding ervan hem te willen domineren. (…) Uitlatingen over dat hij mensen zou gaan ‘slopen’ en dat hij meisjes verkracht zou hebben, veroorzaakten angst bij medepatiënten en personeel.
Ten aanzien van het psychiatrische beeld werd waargenomen dat hij niet floride psychotisch was, maar wel uitlatingen deed die duiden op psychotische belevingen en niet getuigden van een intacte realiteitstoetsing. Hij ontkende psychotisch te zijn en wilde zelf bepalen hoeveel medicatie hij wilde nemen. (…)
Een agressie-incident op 8 januari 2019, heeft tezamen met de gebeurtenissen op de dagen ervoor, geleid tot de conclusie dat de mate van groepsontwrichtend gedrag en de risico’s op fysieke escalaties met medepatiënten en FPW’ers dusdanig groot zijn dat op de huidige opnameplek de veiligheid niet langer gewaarborgd kan blijven. Betrokkene heeft baat bij een meer beveiligde omgeving, op bv. FPK of FPC niveau, waarin hij behandelingen kan krijgen voor zijn problematiek.
De reclassering heeft op 18 januari 2019 een terugkoppeling ontvangen van de afdeling Indicatiestelling Forensische Zorg (IFZ) op de vraag of een klinische behandeling in het kader van een TBS met voorwaarden uitvoerbaar is:
Betrokkene geeft aan dat hij aan zijn agressieproblemen wil werken al beweert hij bijna tegelijkertijd geen agressieproblemen te hebben. Hij verwijt de kliniek geen oog te hebben gehad voor hoe hij zijn best heeft gedaan om zich aan te passen en hem geen kans te hebben gegeven.
Op 14 januari 2019 is een PJ rapport uitgebracht door psychiater M. van Berkel in de zaak met parketnummer 13-684439-18, waarin het volgende is geadviseerd; “Het tenlastegelegde op zichzelf geeft geen directe aanleiding om TBS te adviseren, aangezien het niet om een ernstig delict gaat. Gezien de context van de behandeling, waarbij er zich na het tenlastegelegde volgens de reclassering nog meer incidenten hebben voorgedaan waarbij betrokkene gevaarlijk gedrag vertoonde, kan zij zich vinden in het advies om de TBS om te zetten in TBS met dwangverpleging”.
7. Overwegingen Zorg & Veiligheid.
Er is sprake van een psychiatrisch ernstig zieke man, met diverse psychotische periodes, die geen vat meer heeft op zijn leven en maatschappelijk teloor gaat. Doordat probleembesef bij hem ontbreekt, is er geen gevoel van urgentie om hiervoor hulp en behandeling te zoeken dan wel hieraan zijn medewerking te verlenen. De verwachting is dat een intensieve forensische klinische behandeling en vervolgens maatschappelijk inbeddingstraject, meerdere jaren zal gaan duren.
De vraag is dan ook gerechtvaardigd of het betrokkene zal lukken, gelet op zijn ernstige problematiek, om binnen een kader van TBS met voorwaarden te profiteren van een klinische behandeling.(…). Een TBS met voorwaarden zou feitelijk een ‘onmogelijke opdracht’ voor hem zijn.
8. Conclusie Zorgintensiteit en Beveiliging
Op basis van bovenstaande kunnen wij momenteel geen indicatiestelling afgeven voor plaatsing in een FPA dan wel een FPK. Dit daar er in het verleden onvoldoende behandelontwikkelingen hebben plaatsgevonden die het verantwoord maken om betrokkene te plaatsen in een minder beveiligde setting dan een FPC setting.
Conclusie en advies
Op basis van het volgende acht de reclassering Inforsa uitvoering van de TBS met voorwaarden niet langer op verantwoorde wijze mogelijk noch uitvoerbaar:
  • De constatering dat betrokkene zijn behandeling binnen de [naam instelling 1] na een verblijf van minder dan één week niet langer kon voortzetten in verband met het veiligheidsrisico, de kans op recidive, de onwerkbare behandelrelatie en het grensoverschrijdende en groepsontwrichtende gedrag van betrokkene;
  • De inschatting van psychiater Van Berkel die aangeeft zich te kunnen vinden in een omzetting van de TBS met voorwaarden naar de TBS met dwangverpleging;
  • De conclusie van de IFZ dat er geen indicatie is af te geven voor plaatsing in een FPA of een FPK omdat er in het verleden onvoldoende behandelontwikkelingen hebben plaatsgevonden die het verantwoord maken om betrokkene te plaatsen in een minder beveiligde setting dan een FPC-setting;
  • De gebleken onmogelijkheid van betrokkene om zich in het kader van een TBS met voorwaarden te houden aan de gestelde voorwaarden.
Geadviseerd wordt om de TBS met voorwaarden om te zetten in een TBS met dwangverpleging.
De deskundige heeft dit advies ter zitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld.
3.4.
De rechtbank overweegt het volgende.
Artikel 38c van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat de rechter, op vordering van het Openbaar Ministerie, indien een gestelde voorwaarde niet wordt nageleefd of anderszins het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen zulks eist, kan bevelen dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd. De rechtbank moet daarbij afwegen, onder meer in het licht van de proportionaliteit, of omzetting noodzakelijk is.
De rechtbank overweegt dat de terbeschikkinggestelde vrij snel na het opleggen van de TBS met voorwaarden de door het gerechtshof te Amsterdam op 27 september 2018 gestelde voorwaarden heeft overtreden. Dit heeft geleid tot een aanpassing van de voorwaarden door de rechtbank Amsterdam op 20 december 2018.
De rechtbank heeft de terbeschikkinggestelde op 20 december 2018 een tweede kans gegeven, nadat hij heeft verklaard bereid te zijn om mee te werken met de klinische opname in [naam instelling 1] . De overplaatsing naar [naam instelling 1] heeft vervolgens - in samenspraak met de terbeschikkinggestelde en zijn advocaat - op een zorgvuldige wijze plaatsgevonden. De deskundige heeft hieromtrent ter openbare zitting verklaard dat hij een goede kans moest krijgen om daar te worden behandeld. De behandeling is op 3 januari 2019 begonnen.
Uit de adviezen en de behandeling ter zitting is gebleken dat het direct na de overplaatsing in [naam instelling 1] mis is gegaan. Er ontstond al snel een strijd over regels en omgangsvormen. De terbeschikkinggestelde stelde zich kort gezegd niet begeleidbaar op en werkte niet mee aan de klinische behandeling, waarmee hij zich niet aan de voorwaarden hield. Een agressie-incident op 8 januari 2019 heeft, tezamen met het grensoverschrijdende gedrag op de dagen ervoor, tot de conclusie geleid dat de mate van groepsontwrichtend gedrag en de risico’s op fysieke escalaties met medepatiënten en personeel dusdanig groot waren dat de veiligheid in de kliniek niet langer gewaarborgd kon blijven.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat de terbeschikkinggestelde de voorwaarden heeft overtreden. Hij is niet geschikt gebleken voor een FPA en heeft meer baat bij een meer beveiligde en gestructureerde omgeving alwaar hij de behandeling kan krijgen voor zijn problematiek. De IFZ heeft teruggekoppeld dat sprake is van een psychiatrisch ernstig zieke man, met diverse psychotische periodes, die geen vat meer heeft op zijn leven en maatschappelijk teloor gaat. Doordat probleembesef bij hem ontbreekt, is er geen gevoel van urgentie om hiervoor hulp en behandeling te zoeken dan wel hieraan zijn medewerking te verlenen. De verwachting is dat een intensieve forensische klinische behandeling en vervolgens maatschappelijk inbeddingstraject, meerdere jaren zal gaan duren. Op basis hiervan kan geen indicatiestelling worden afgegeven voor plaatsing in een FPA dan wel een FPK. Deze conclusie van de IFZ wordt onderschreven door psychiater M. van Berkel en zij kan zich ook vinden in het advies van de reclassering om de TBS om te zetten in TBS met dwangverpleging.
De rechtbank heeft ter zitting geconstateerd dat de terbeschikkinggestelde blijkt geeft van een andere beleving van wat er is gebeurd, waarbij hij bovendien stelt geen eerlijke tweede kans te hebben gekregen. Uit de rapportages van de reclassering en de [naam instelling 1] blijkt echter dat betrokkene zich van meet af aan zodanig heeft misdragen dat langer verblijf in de [naam instelling 1] niet langer mogelijk was. De rechtbank heeft ook geen redenen om te twijfelen aan de conclusie en het advies van de reclassering, die steun vinden in de rapportage van de [naam instelling 1] , de PJ-rapportage van psychiater Van Berkel en de conclusie van IFZ over indicatiestelling.
De raadsman heeft ter zitting nog gewezen op de ongelukkige gang van zaken na de vrijlating van betrokkene op 30 oktober 2018, waardoor betrokkene extra gespannen in de [naam instelling 1] was. Die gang van zaken is echter door de rechtbank al meegewogen in haar beslissing van 20 december 2018 en was toen mede reden voor de rechtbank om betrokkene nog een tweede kans te geven met een klinische behandeling in een FPA als nieuwe bijzondere voorwaarde.
Uit de voorgeschiedenis van de terbeschikkinggestelde blijkt dat de psychische stoornis hem zodanig parten speelt dat al snel duidelijk is geworden dat hij in een minder vergaand kader geen zinvolle behandeling kan ondergaan. Bovendien is het recidiverisico aanzienlijk en betreft het indexdelict een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid voor het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de omzetting van de maatregel in een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege eist.
De rechtbank onderkent dat de verpleging van overheidswege ingrijpend is voor de terbeschikkinggestelde, maar nu hij de voorwaarden niet heeft nageleefd is een omzetting niet disproportioneel. De rechtbank is dan ook gelet op het voorgaande van oordeel dat de vordering van de officier van justitie dient te worden toegewezen.

4.Beslissing

De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie tot omzetting van een terbeschikkingstelling met voorwaarden in een terbeschikkingstelling met dwangverpleging toe en beveelt dat
[naam terbeschikkinggestelde]alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
Deze beslissing is gegeven door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. E. van den Brink en P.J.H. van Dellen, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 7 februari 2019.