Op 29 oktober 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 21 augustus 2019 en betreft een verzoek van de onderzoeksrechter in de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg Brussel, België. Het EAB was uitgevaardigd op 10 juli 2019 en strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die zowel de Nederlandse als de Surinaamse nationaliteit heeft. Tijdens de openbare zitting op 15 oktober 2019 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en werd vastgesteld dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan feiten die onder de lijst van bijlage 1 van de Overleveringswet vallen, waaronder deelneming aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen.
De rechtbank heeft de garantie van de Procureur des Konings in België als voldoende beoordeeld, waarbij werd bevestigd dat de opgeëiste persoon na veroordeling in België naar Nederland kan terugkeren om zijn straf daar uit te zitten. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan, ondanks dat het bewijs en de medeverdachten zich in België bevinden. De officier van justitie heeft argumenten aangevoerd om van deze weigeringsgrond af te zien, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering aan de Belgische autoriteiten moet plaatsvinden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, aangezien het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en er geen juridische belemmeringen zijn. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.