ECLI:NL:RBAMS:2019:8075

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2019
Publicatiedatum
29 oktober 2019
Zaaknummer
13/751676-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering toegestaan op basis van Europees aanhoudingsbevel

Op 29 oktober 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 21 augustus 2019 en betreft een verzoek van de onderzoeksrechter in de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg Brussel, België. Het EAB was uitgevaardigd op 10 juli 2019 en strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die zowel de Nederlandse als de Surinaamse nationaliteit heeft. Tijdens de openbare zitting op 15 oktober 2019 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en werd vastgesteld dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan feiten die onder de lijst van bijlage 1 van de Overleveringswet vallen, waaronder deelneming aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen.

De rechtbank heeft de garantie van de Procureur des Konings in België als voldoende beoordeeld, waarbij werd bevestigd dat de opgeëiste persoon na veroordeling in België naar Nederland kan terugkeren om zijn straf daar uit te zitten. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan, ondanks dat het bewijs en de medeverdachten zich in België bevinden. De officier van justitie heeft argumenten aangevoerd om van deze weigeringsgrond af te zien, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering aan de Belgische autoriteiten moet plaatsvinden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, aangezien het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en er geen juridische belemmeringen zijn. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: : 13/751676-19
RK nummer: 19/5110
Datum uitspraak:29 oktober 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 21 augustus 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 juli 2019 door
de onderzoeksrechter in de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg Brussel (België)en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats],
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres]
,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 15 oktober 2019. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. L. Rommy, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij zowel de Nederlandse als de Surinaamse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een bevel tot aanhouding bij verstek van 10 juli 2019 uitgaande van de onderzoeksrechter bij de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg Brussel (België).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
Het EAB houdt verder een verzoek in om inbeslagname en afgifte van de voorwerpen die zijn aangetroffen in het bezit van de opgeëiste persoon, te weten: GSM-toestel(len).

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 1 en 5, te weten:
- 1. Deelneming aan een criminele organisatie
- 5. Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar Belgisch recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft onder meer de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Procureur des Konings heeft op 3 september 2019 de volgende garantie gegeven:
" (…)
Op 10-07-2019 schreef onderzoeksrechter Abrath bij de Nederlandstalige rechtbank van eerste
aanleg Brussel een Europees aanhoudingsbevel uit voor [opgeëiste persoon] geboren op [geboortedag]1991,
van Nederlandse nationaliteit.
Ik neem kennis van uw verzoek tot terugkeergarantie per email van 2 september 2019.
Overeenkomstig artikel 5, §3 van het kaderbesluit 2002/584/]BZ betreffende het Europees
aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u
overgeleverde hogervermelde persoon.
Deze garantie houdt in dat, eens hogervermelde persoon in België onherroepelijk tot een
vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar dit land wordt
overgebracht teneinde deze straf of maatregel daar te ondergaan in overeenstemming met de
bepalingen van het kaderbesluit 2008/909/JBZ."
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
De feiten zijn inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
medeplegen opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW

Het EAB heeft betrekking op feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd.
In die situatie staat artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW de overlevering niet toe.
Met een beroep op artikel 13, tweede lid, OLW heeft de officier van justitie gevorderd dat wordt afgezien van deze weigeringsgrond. Uit het oogpunt van een goede rechtsbedeling behoort overlevering aan de Belgische autoriteiten plaats te vinden.
De volgende argumenten zijn aangevoerd:
- het onderzoek heeft een aanvang genomen in België;
- het bewijs bevindt zich in België;
- de medeverdachten worden vervolgd/zijn veroordeeld in België;
- de verdovende middelen zijn om te beginnen in België ingevoerd waardoor met name de rechtsorde in België is geschokt;
Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten heeft zij naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid tot haar vordering kunnen komen. Om die reden moet van bedoelde weigeringsgrond worden afgezien.

7.Beslag

De opgeëiste persoon heeft ter zitting desgevraagd medegedeeld dat er geen telefoons in beslag zijn genomen.
De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat geen stukken met betrekking tot beslag voorhanden zijn.
Op de grond dat zich ook geen stukken betreffende eventueel in beslag genomen goederen in het dossier bevinden, zal de rechtbank zich onthouden van het nemen van een beslissing daarover.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 47, 140 Wetboek van Strafrecht, 2, 10 Opiumwet en 2, 5, 6 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de onderzoeksrechter in de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg Brussel (België).
Aldus gedaan door
mr. Ch.A. van Dijk, voorzitter,
mrs. R. Godthelp en T.B. Trotman, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 29 oktober 2019.
De jongste rechter is buiten staat te tekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.