8.2.Het gaat hier om de verlening van een periodieke subsidie, die door de stichting in eerdere jaren ook is aangevraagd. De subsidiebedragen die de stichting in voorgaande jaren heeft aangevraagd zijn door verweerder niet volledig toegekend. Op de zitting heeft de gemachtigde van verweerder uitgelegd dat in 2017 geprobeerd is om het verschil tussen de aangevraagde en de toegekende subsidie te verkleinen door via eenmalige subsidies de periodieke subsidie te verhogen. In 2018 is dat niet gelukt, omdat er onvoldoende ruimte was voor aanvulling vanuit eenmalige subsidies. De aanvulling uit de ‘pot’ eenmalige subsidie in 2017 is voor de stichting aanleiding geweest om tegen de lagere vaststelling van de subsidie geen bezwaar te maken. Wat haar in het bijzonder in de huidige besluitvorming dwars zit, ligt voor een groot deel in de communicatiesfeer. [naam] was in voorgaande jaren de [functie] waarmee de stichting te maken had. Zij is in 2018 opgevolgd door [naam] en met haar verliep de communicatie niet zo goed. De controle die [naam] heeft uitgevoerd werd door de stichting als heimelijk en als niet open ervaren: [naam] kwam niet naar binnen, maar stond door de ramen te gluren, en zij groette de medewerkers niet. Op de zitting heeft [naam] gezegd dat zij niet in beroep zou zijn gegaan als de beslissing door een andere persoon dan [naam] zou zijn genomen en dat zij ook minder moeite met de besluitvorming zou hebben gehad, als die met haar was besproken en uitgelegd, zoals dat ook in het verleden gebeurde. De stichting heeft behoefte aan een deskundige ambtenaar die de inhoud van het werk kent. Inmiddels is [naam] , die ook ter zitting aanwezig was, als nieuwe accountambtenaar aangesteld met wie de stichting de verwachting heeft goed te kunnen samenwerken.
De rechtbank zal hieronder de weigeringsgronden uit het bestreden besluit bespreken per aangevraagd subsidieonderdeel.
Categorie 1. en 2. de zelfhulpgroepen voor mensen met een psychische problematiek en mantelzorgers
9. Voor de zelfhulpgroep psychische problematiek (categorie 1.) heeft de stichting een bedrag van € 11.780,- aan subsidie gevraagd en een bedrag van € 1.840,- aan materiaal.
Voor de zelfhulpgroep mantelzorgers (categorie 2.) heeft de stichting een bedrag van
€ 12.920,- aan subsidie gevraagd en een bedrag van € 2.300,- aan materiaal.
Verweerder heeft op grond van artikel 4:35, eerste lid, van de Awb deze groepen samengebracht in één zelfhulpgroep en hiervoor een bedrag van € 11.340,-, exclusief materiaalkosten, aan subsidie toegekend. De materiaalkosten zijn voor de twee groepen gezamenlijk begroot op € 3.600,- (en [naam] en [naam] projecten uit zelfhulpgroepen; zie hierna onder rechtsoverweging 11). De reden voor de samenvoeging van deze activiteiten is dat verweerder van mening is dat mantelzorgers en mensen met psychische klachten onder dezelfde hulpgroep vallen. De mantelzorgers ( [naam] ) kwamen bijeen op woensdag; de zelfhulpgroep ‘psychische problematiek’ kwam op dinsdag bijeen. Gebleken is dat de dinsdaggroep is opgegaan in de woensdaggroep. Omdat er te weinig mantelzorgers waren, zijn de groepen samengevoegd.
De stichting heeft erkend dat deze samenvoeging inderdaad heeft plaatsgevonden. Zij is echter van mening dat dit om redenen van bezuiniging is gedaan. Samenvoeging kan volgens de stichting niet, omdat deze groepen heel verschillend zijn en elk hun eigen programma hebben.
De rechtbank constateert dat het aantal activiteiten van deze zelfhulpgroepen is teruggebracht van twee keer per week naar één keer per week. De rechtbank kan dan ook het besluit van verweerder volgen om deze groepen niet afzonderlijk subsidie te verlenen. Los van hoe deze groepen zijn ingericht en op welke specifieke doelgroep deze zijn gericht, blijft het een gegeven dat de ‘overheadkosten’ aanzienlijk minder zijn geworden door het ineenschuiven van de groepen. Dit betekent dat verweerder een gegronde reden had om aan te nemen dat de activiteiten op een andere wijze plaatsvinden dan bij de aanvraag is aangegeven.
Categorie 3. de zelfhulpgroep ‘ [naam] ’
10. De stichting heeft een bedrag van € 5.830,- aan subsidie gevraagd en een bedrag van
€ 500,- aan materiaal. Verweerder heeft een bedrag van € 3.600,- aan subsidie verleend. Voor materiaal is geen subsidie toegekend. Verweerder heeft overwogen dat er in de buurt al voldoende activiteiten op het gebied van bewegen worden aangeboden en dat onvoldoende is gebleken welke meerwaarde de activiteiten van de stichting hebben. Er is daarom subsidie verleend voor twee activiteiten in plaats van drie of vier. In het materiaal is reeds op andere wijze voorzien.
De stichting heeft aangevoerd dat zij vier bewegingsgroepen aanbiedt met in totaal zestig deelnemers. Indien dit minder groepen worden betekent dit dat de buurtbewoners moeten uitwijken naar dure sportscholen.
De rechtbank volgt de motivering van verweerder, zoals weergegeven in het bestreden besluit en verweerschrift en toegelicht ter zitting. De beslissing heeft verweerder genomen op grond van het aantal geconstateerde deelnemers en de grootte van de beschikbare ruimte. Dat er daarnaast voldoende bewegingsactiviteiten in de buurt worden aangeboden is door de stichting niet expliciet betwist. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gevonden dat het alleen om particuliere (dure) sportscholen zou gaan.
De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder met toepassing van artikel 1.7 onder g van de Subsidieregeling de subsidie voor dit onderdeel mocht beperken tot € 3.600,-.
Categorie 4. en 6. [naam] en [naam] projecten uit zelfhulpgroepen
11. [naam] (categorie 4.) is een ‘inloop’ die de mogelijkheid tot integreren biedt voor, tijdens en na andere activiteiten. Deze inloop wordt driemaal per week aangeboden. De stichting heeft hiervoor een subsidie gevraagd van € 10.020,-. Dit bedrag is onderverdeeld in € 2.520,- voor activiteitenkosten, € 500,- voor coaching en € 7.000,- voor organisatie.
Verweerder heeft voor deze activiteit geen afzonderlijke subsidie verleend. De activiteiten vallen volgens verweerder namelijk binnen de al beschikbare activiteiten. Bij onvoldoende coördinatie-uren kunnen deze activiteiten worden uitgevoerd door vrijwilligers.
De [naam] projecten uit zelfhulpgroepen (categorie 6.) ziet op de projecten [naam] , [naam] , [naam] en [naam] . De stichting heeft hiervoor een subsidie van € 8.000,- gevraagd, waarvan € 100,- voor materiaal.
Verweerder heeft het bedrag van € 8.000,- aan subsidie toegekend, met daarbij de aantekening dat dit bedrag ook geldt voor [naam] (categorie 4.).
Verweerder heeft op goede gronden bij de verlening van de subsidie deze twee posten samen genomen. De bezwaarschriftencommissie heeft in het advies overwogen dat de activiteiten die [naam] organiseert grotendeels betaald kunnen worden uit de coördinatiekosten. De activiteiten vinden verder plaats voor, tijdens en na andere activiteiten of vallen daarmee gedeeltelijk samen. Een deel van het gevraagde bedrag van € 10.020,- is bovendien toegekend in het subsidiebedrag van € 3.600,- voor activiteiten-en materiaalkosten.
De rechtbank is daarom ook hier van oordeel dat verweerder met toepassing van artikel 1.7 onder g van de Subsidieregeling de subsidie voor dit onderdeel mocht beperken tot € 8.000,-.
Categorie 5. zelfhulpgroep voor oudere Turkse vrouwen
12. De stichting heeft voor deze zelfhulpgroep een subsidie aangevraagd van € 10.510,- en een bedrag aan materiaalkosten van € 1.800,-.
Verweerder heeft een bedrag van € 5.670,- aan subsidie toegekend. Verweerder heeft hierbij overwogen dat de activiteiten eenmaal per week plaatsvinden in plaats van tweemaal. Daarnaast is een bedrag van € 1.800,- toegekend voor materiaal. Dat is tevens bestemd voor [naam] projecten uit zelfhulpgroepen (categorie 6.).
Uit de informatie van [naam] is gebleken dat de zelfhulpgroep voor oudere Turkse vrouwen niet meer op donderdagmiddag bijeenkomt. Op de zitting heeft [naam] hiervoor een uitleg gegeven. Deze uitleg is begrijpelijk. Dit neemt echter niet weg dat bij een halvering van de activiteiten de kosten ook aanzienlijk minder zijn. Voor het begrip aan de kant van de stichting was het beter geweest als [naam] naar de achterliggende reden had gevraagd. De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder op goede gronden deze subsidie mocht verminderen met verwijzing naar artikel 4:35, eerste lid, van de Awb.
13. Naast de door de stichting gevraagde subsidiebedragen heeft verweerder uit eigen beweging een bedrag van € 600,- verstrekt voor materiaalkosten projecten en een bedrag van € 4.470,- voor organisatiekosten.
Het salaris van [naam] is opgenomen in de post Coördinatiekosten. Dat het om 28 uur voor [naam] ging was nieuw voor [naam] . Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden overwogen dat salaris in principe geen onderdeel van subsidieverlening kan zijn.
De stichting heeft ten slotte aangevoerd dat het haar zeer vreemd voorkomt dat in tijden van economische voorspoed minder geld beschikbaar is voor kansarme groepen. De gemachtigde van verweerder heeft hierover op de zitting naar voren heeft gebracht dat er in het stadsdeel [stadsdeel] meerdere organisaties zijn die voor subsidie in aanmerking komen. Dat betekent dat verweerder de beschikbare gelden zo eerlijk mogelijk moet verdelen. De rechtbank merkt op dat verweerder ter zitting heeft toegelicht dat zij daarbij steeds op creatieve wijze heeft geprobeerd tegemoet te komen door ook andere ‘potjes’, waaronder de mogelijkheid van toekenning van een eenmalige subsidie, aan te spreken.
14. Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit op goede gronden is genomen. Het beroep van de stichting is daarom ongegrond.
Voor terugbetaling van het griffierecht of veroordeling van verweerder in de proceskosten bestaat bij deze uitkomst geen aanleiding.