8.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoon van verdachte, zoals daarvan bij het onderzoek op de zitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Dit is een ergerlijk feit. Het feit veroorzaakt overlast en schade bij de winkelier.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 3 oktober 2019, opgemaakt door M. Scholtens. Uit het rapport blijkt – kort gezegd – het volgende. Er is bij verdachte sprake van psychische problematiek, verslavingsproblematiek en problemen op meerdere leefgebieden. Verdachte is in 2017 onderzocht en daaruit bleek dat bij hem sprake is van schizofrenie, van een stoornis in gebruik van cocaïne en dat sprake is van een licht verstandelijke beperking. Verdachte is in 2004 voor het eerst door middel van een rechterlijke machtiging opgenomen en sindsdien heeft hij meerdere klinische opnames doorlopen bij verschillende instanties. Gedurende de klinische periodes gaat het goed met hem. Verdachte neemt dan zijn medicatie en werkt mee aan de behandelmodules die hem geboden worden. Zodra verdachte buiten komt, verliest hij alle structuur, vervalt hij in middelengebruik en recidiveert hij. Tijdens de laatste klinische opname bij Pro Persona afdeling Kompas te [naam plaats] , ging het goed met verdachte. Hij bleef op het rechte pad en verviel niet in middelengebruik. Na zijn vrijwillige opname besloot verdachte echter voortijdig de kliniek te verlaten, waardoor er nog geen vervolgtraject gereed was. Als verdachte geen klinische behandeling ondergaat is de kans op recidive hoog. De reclassering vindt het daarom van belang dat verdachte wederom een klinische behandeling ondergaat, waar hij de juiste zorg en medicatie krijgt en er een passend vervolgtraject gezocht kan worden. De reclassering adviseert een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, zodra een plaatsing in een behandelinstelling gerealiseerd kan worden, zodat verdachte zo snel mogelijk kan beginnen met de behandeling, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden: meldplicht, verplichting tot opname in een zorginstelling, verplichting tot het meewerken aan een ambulante behandeling, verplichting om mee te werken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang, drugsverbod en een alcoholverbod. Als er geen opnamedatum in een kliniek bekend is tijdens de inhoudelijke zitting, adviseert de reclassering een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, zodat verdachte alsnog het gewenste traject kan doorlopen.
Het reclasseringsrapport is op de zitting toegelicht door M. Scholtens, reclasseringswerkster. Scholtens heeft als aanvulling op het rapport verklaard dat verdachte gemotiveerd is om zich klinisch te laten opnemen en dat hij is aangemeld bij de FPA [locatie FPA] . Verdachte kan daar eerst klinisch behandeld worden en later kunnen er vrijheden opgebouwd worden, in overleg met de reclassering. Er komt vanuit de FPA in overleg met de reclassering controle over de nazorg. Uit ervaring weet de reclasseringswerkster dat er wachtlijsten zijn voordat de ISD-maatregel kan starten en dat, indien een onvoorwaardelijke ISD-maatregel zou worden opgelegd, het nog een behoorlijke tijd kan duren voordat verdachte binnen die maatregel klinisch behandeld kan worden. De route van een voorwaardelijke ISD heeft daarom de voorkeur. FPA [locatie FPA] heeft al aangegeven dat verdachte daar geplaatst kan worden. Op 15 oktober 2019 heeft de reclasseringswerkster de rechtbank, de officier van justitie en de raadsman van verdachte geïnformeerd dat verdachte op 23 oktober 2019 geplaatst kan worden in de in FPA [locatie FPA] .
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij het moeilijker heeft zodra hij niet meer opgenomen is of gedetineerd zit en dat hij het eens is met het advies van de reclassering.
De rechtbank verenigt zich met de conclusies uit voornoemd rapport en neemt het advies van de reclassering over.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad van 5 september 2019 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 9 juli 2019 driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf en taakstraffen. Het in het onderhavige vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Blijkens het strafblad van verdachte is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
In het reclasseringsrapport van 3 oktober 2019 is aangegeven dat het recidiverisico hoog wordt geschat, mede vanwege de problemen die verdachte heeft op meerdere leefgebieden, zijn psychische problematiek en zijn verslavingsproblematiek. Verdachte heeft geen huisvesting, geen dagbesteding en vervalt telkens in cocaïnegebruik. Verdachte zal vanwege zijn psychische problematiek levenslange zorg nodig hebben. De rechtbank acht het recidiverisico dan ook hoog.
De rechtbank acht gelet op alle omstandigheden het opleggen van een voorwaardelijke ISD-maatregel het meest passend. Het is van belang dat verdachte op korte termijn terecht kan in een kliniek voor behandeling van zijn problematiek, waarna ook de nazorg goed geregeld kan worden. Gebleken is dat dit in het verleden niet goed gegaan is, waardoor verdachte telkens is terugviel in gebruik. Het door de reclassering geschetste traject acht de rechtbank het meest kansrijk om gevaar voor herhaling te beperken. De rechtbank is van oordeel dat verdachte een allerlaatste kans moet worden geboden om zelf, met behulp van de reclassering, zijn gedrag in positieve zin te veranderen en op het rechte pad te blijven.
Voor het geval dat verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt en de tenuitvoerlegging van de maatregel zal worden gelast, acht de rechtbank het van belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Die tijd is nodig om recidive te voorkomen, de bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en daarnaast om de maatschappij optimaal te beschermen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale duur van twee jaar opleggen en in geval van tenuitvoerlegging daarvan de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.