ECLI:NL:RBAMS:2019:8041

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2019
Publicatiedatum
29 oktober 2019
Zaaknummer
13/654055-19 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van portemonnees met gebruik van gestolen pinpassen door verdachte

In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 25 oktober 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan acht diefstallen van portemonnees. De verdachte, geboren in 1971 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, heeft in de periode van 11 juni 2019 tot en met 3 juli 2019 in verschillende plaatsen in Nederland portemonnees gestolen en vervolgens gebruik gemaakt van de gestolen pinpassen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 40 maanden heeft geëist. De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak, maar de rechtbank heeft op basis van de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden en herkenningen door politieambtenaren, geoordeeld dat de verdachte alle ten laste gelegde feiten heeft begaan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft daarnaast schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewezen feiten strafbaar zijn en dat er geen rechtvaardigingsgronden zijn. De verdachte is strafbaar verklaard en de rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/654055-19 (Promis)
Datum uitspraak: 25 oktober 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het Justitieel Complex “ [naam Justitieel Complex] ” te [plaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.H.S. Ayre en van wat verdachte en zijn raadsman mr. W.A.P. Gerbrandij (waarnemend voor mr. N. de Fluiter) naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 11 juni 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 24 mei 2019 te Hoofddorp, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij op of omstreeks 11 juni 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
en/of
hij op of omstreeks 11 juni 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijk toeëigening heeft weggenomen een of meerdere geldbedragen (van in totaal EUR 42,20), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachten, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door zonder daartoe gerechtigd te zijn met een ten name van voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] gestelde pinpas, althans een ten name van een ander dan hem, verdachte, gestelde pinpas, contant geld uit pinautomaten te pinnen en/of betalingen te verrichten en/of geld over te maken;
4.
hij op of omstreeks 15 juni 2019 te Noordwijk en/of te Noordwijkerhout, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud (waaronder een geldbedrag van EUR 180,00), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of
hij op één of meerdere tijdstippen op of omstreeks 15 juni 2019 te Noordwijk en/of Noordwijkerhout en/of Hoofddorp, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meerdere geldbedragen (van in totaal EUR 2085,97), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door zonder daartoe gerechtigd te zijn met een ten name van voornoemde [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] gestelde pinpas, althans een ten name van een ander dan hem, verdachte, gestelde pinpas, contant geld uit pinautomaten te pinnen en/of betalingen te verrichten en/of geld over te maken;
5.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 mei 2019 tot en met 3 juli 2019 te Zaandam en/of te Huizen en/of te Akersloot en/of te Castricum, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een portemonnee met inhoud, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] , in elk geval een ander dan aan verdachte en/of
- een portemonnee met inhoud, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of
- een portemonnee met inhoud, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte
- een portemonnee met inhoud, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 10] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte
en/of
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 mei 2019 tot en met 3 juli 2019 te Zaandam en/of te Huizen en/of te Castricum en/of te Alkmaar en/of te Heerhugowaard en/of te Heiloo en/of te Amsterdam en/of te Cluj-Napoca, althans in Nederland en/of Roemenië, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een geldbedrag van in totaal EUR 49, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of
- een geldbedrag van in totaal EUR 350, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of
- een geldbedrag van in totaal (minimaal) EUR 206,20 en/of een tweede (vooralsnog) onbekend gebleven geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9] en/of ICS Card Services, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of
- een geldbedrag van in totaal EUR 28, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 10] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door zonder daartoe gerechtigd te zijn met (een) ten name van voornoemde [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] gestelde pinpas(sen) en/of creditcard(s), althans (een) ten name van (een) ander(en) dan hem, verdachte, gestelde pinpas(sen) en/of creditcard(s), contant geld uit pinautomaten te pinnen en/of betalingen te verrichten en/of geld over te maken;

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van alle aan hem ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken, nu uit de bewijsmiddelen onvoldoende volgt dat verdachte daar enige betrokkenheid bij heeft gehad. Hierbij heeft de raadsman ten aanzien van feit 2 en feit 4 aangevoerd dat herkenning van verdachte niet mogelijk is omdat op de screenshots van de camerabeelden onvoldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen bewezen dat verdachte alle ten laste gelegde feiten heeft begaan en overweegt daartoe als volgt.
Herkenningen
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling van herkenningen behoedzaamheid betracht dient te worden. De herkenning van een persoon op (bewegend) beeld kan plaatsvinden, grof gezegd, op basis van diens gezicht, kleding en accessoires en/of postuur, houding en manier van bewegen. Hiervan heeft de
gezichtsherkenningonmiskenbaar de hoogste diagnostische waarde. Het gezicht is immers uit zijn aard uniek en de meeste mensen zijn uitstekend in staat gezichten te herkennen. De rechtbank heeft bij de beoordeling de volgende uitgangspunten gehanteerd.
1. zijn de beelden voldoende duidelijk en helder om een gezichtsherkenning op te kunnen baseren;
2. hoe goed kent de herkenner de verdachte;
2. wat is het aantal in aanmerking komende herkenningen, die onafhankelijk van elkaar zijn gedaan;
4. zijn er feiten of omstandigheden die een herkenning mogelijk zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar zouden kunnen maken.
Verdachte is in de hiervoor genoemde zaken telkens door politieambtenaren herkend op camerabeelden waarop de diefstallen dan wel de pintransacties met een gestolen pinpassen te zien zijn. Deze beelden zijn van goede kwaliteit, er is telkens sprake van meerdere herkenningen en de verbalisanten hebben voldoende duidelijk omschreven hoe zij verdachte kennen (van een eerdere aanhouding of verhoor). Anderzijds zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de herkenningen zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar zouden kunnen maken. Dat de man die op de beelden te zien is volgens verdachte dikker is dan hijzelf is daartoe onvoldoende. De rechtbank ziet dan ook geen reden om te twijfelen aan de juistheid van die herkenningen.
Algemene bewijsoverweging
Er is sprake van meerdere diefstallen van portemonnees met inhoud, waarbij vervolgens in een aantal gevallen betalingen hebben plaatsgevonden met pinpassen die volgens de aangevers in die portemonnees zaten. Van een aantal van die diefstallen (feit 1 en feit 2) zijn beelden beschikbaar waarop verdachte is herkend. Van andere diefstallen zijn weliswaar geen beelden, maar vast staat wel dat verdachte degene is geweest die met de bij de diefstal gestolen pinpassen van de slachtoffers heeft gepind. Verdachte is op de beelden van die pintransacties herkend (feit 3, feit 4 en feit 5). De pintransacties vonden telkens plaats binnen een kort tijdsbestek na de diefstal (maximaal 75 minuten), waarbij de tijdstippen van de pintransacties in de aangiften overeenkomen met de tijdstippen van de beelden waarop wordt gezien dat verdachte pinbetalingen/geldopnamen verricht. Mede gezien het feit dat verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven over hoe hij zo kort na de diefstal in het bezit van de gestolen pinpassen is gekomen, houdt de rechtbank het ervoor dat het verdachte is geweest die de portemonnees heeft gestolen. Daarnaast staat van enkele diefstallen vast dat verdachte degene is geweest die de portemonnees heeft gestolen. Verdachte is namelijk op de beelden van de supermarkten herkend (feit 5). Maar bij deze diefstallen zijn er geen beelden waarop is te zien dat verdachte ook degene is die met de gestolen pinpassen betalingen heeft verricht. Nu ook in deze gevallen de pinbetalingen telkens plaatsvonden binnen een kort tijdsbestek na de diefstal (maximaal 60 minuten) kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte degene is geweest die ook deze pintransacties heeft verricht. Aan dit oordeel draagt bij dat de modus operandi in alle gevallen gelijk is: de aangevers zijn overwegend personen op leeftijd, die hun tas die aan/in hun boodschappentrolley/rollator hangt of ligt tijdens het winkelen even uit het oog verliezen, waarna zij hun portemonnee kwijt blijken te zijn.
Voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank van oordeel is dat bewezen kan worden dat verdachte de ten laste gelegde feiten 1, 2, 3, 4 en 5 heeft begaan.
Uit de bewijsmiddelen is niet gebleken dat verdachte de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten in vereniging met een ander heeft gepleegd. De rechtbank spreekt verdachte van deze onderdelen van de tenlastelegging vrij.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage I vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
op 11 juni 2019 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 1] ;
ten aanzien van feit 2:
op 24 mei 2019 te Hoofddorp met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 2] ;
ten aanzien van feit 3:
op 11 juni 2019 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud toebehorende, aan [slachtoffer 4] ;
en
op 11 juni 2019 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen van in totaal € 42,20, toebehorende aan [slachtoffer 4] , terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door zonder daartoe gerechtigd te zijn met een ten name van voornoemde [slachtoffer 4] gestelde pinpas betalingen te verrichten;
ten aanzien van feit 4:
op 15 juni 2019 te Noordwijk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, waaronder een bedrag van € 180,00, toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] ;
en
op 15 juni 2019 te Noordwijk en Noordwijkerhout en Hoofddorp met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere geldbedragen van in totaal € 2.085,97, toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door zonder daartoe gerechtigd te zijn met een ten name van voornoemde [slachtoffer 6] gestelde pinpas contant geld uit pinautomaten te pinnen en betalingen te verrichten;
ten aanzien van feit 5:
in de periode van 13 mei 2019 tot en met 3 juli 2019 te Zaandam en te Huizen en te Akersloot met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een portemonnee met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 7] , en
- een portemonnee met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 8] , en
- een portemonnee met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 9] , en
- een portemonnee met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 10] ;
en
in de periode van 13 mei 2019 tot en met 3 juli 2019 te Zaandam en te Huizen en te Alkmaar en te Heerhugowaard en te Amsterdam en te Cluj-Napoca met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een geldbedrag van in totaal € 49,00, toebehorende aan [slachtoffer 7] , en
- een geldbedrag van in totaal € 350,00, toebehorende aan [slachtoffer 8] , en
- een geldbedrag van minimaal € 206,20, toebehorende aan [slachtoffer 9] , en
- een geldbedrag van in totaal € 28,00, toebehorende aan [slachtoffer 10]

terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door zonder daartoe gerechtigd te zijn met een ten name van voornoemde [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] gestelde pinpassen en/of creditcards contant geld uit pinautomaten te pinnen en/of betalingen te verrichten.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2, 3, 4, en 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2
Standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot oplegging van straf komt, heeft de raadsman verzocht om de eis van de officier van justitie te matigen en ten hoogste een gevangenisstraf van twaalf maanden op te leggen. Vanwege het ziektebeeld van verdachte is hij mogelijk niet volledig toerekeningsvatbaar. Bovendien is het niet de standaard dat de door het Openbaar Ministerie gehanteerde richtlijnen vermenigvuldigd worden met het aantal gepleegde strafbare feiten. Tot slot heeft de verdediging erop gewezen dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan acht diefstallen van portemonnees en heeft vervolgens zesmaal gebruik gemaakt van de gestolen pinpassen en forse geldbedragen weggenomen. Verdachte heeft daarmee laten zien geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Verdachte heeft uit eigen gewin de slachtoffers schade berokkend en overlast bezorgd. Dat de slachtoffers bijna allemaal op leeftijd zijn, maakt de feiten naar het oordeel van de rechtbank extra kwalijk. Verdachte heeft zich kennelijk bewust gericht op kwetsbare slachtoffers. Het spreekt in het nadeel van verdachte dat hij geen inzicht heeft getoond in het kwalijke van wat hij heeft gedaan en geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden. Ter zitting heeft hij weliswaar zijn verontschuldigingen aangeboden aan de slachtoffers, maar de rechtbank heeft niet de indruk dat sprake is van doorleefd schuldbesef.
Uit het strafblad van verdachte van 30 september 2019 blijkt dat hij in het verleden veelvuldig met politie en justitie in aanraking is geweest en eerder is veroordeeld voor soortgelijke misdrijven. Ook heeft verdachte een fors aantal veroordelingen voor soortgelijke misdrijven in Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Spanje en Roemenië. De eerder aan hem opgelegde straffen hebben hem er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de psychische gesteldheid van verdachte in straf verminderende zin mee te wegen. Nergens is uit gebleken dat verdachte ten tijde van het plegen van de bewezen geachte feiten psychische klachten ondervond en deze klachten van invloed zijn geweest op het plegen van het bewezen geachte.
Op basis van de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geldt voor de strafoplegging voor zakkenrollerij, veelvuldige recidive, een gevangenisstraf van vier maanden per feit als uitgangspunt. De rechtbank zal hierbij aansluiting zoeken, waarbij wordt meegewogen dat verdachte naast zakkenrollerij zich eveneens schuldig heeft gemaakt aan het pinnen met de gestolen pinpassen waarbij forse geldbedragen zijn weggenomen, hetgeen een afzonderlijk strafbaar feit is.
Alles overziend acht de rechtbank, conform de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden passend en geboden. De tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, moet van de gevangenisstraf worden afgetrokken.

8.Beslag

Onder verdachte is blijkens de beslaglijst het volgende voorwerp in beslag genomen:
1. 1.00 STK Personenauto [kenteken]
Peugeot 307 sw kl: Grijs (5769328)
8.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de inbeslaggenomen personenauto dient te worden verbeurdverklaard.
8.2.
Standpunt van de verdediging
Door de raadsman is geen verweer gevoerd ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op de omstandigheid dat verdachte heeft verklaard dat de auto op naam staat van ene “ [naam] ” en de politie heeft geconstateerd dat de auto niet op naam van verdachte staat, zal de rechtbank gelasten dat deze moet worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

9.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

9.1
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert in totaal een bedrag van € 140,10 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering volledig toewijsbaar is. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank oordeelt als volgt. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder feit 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde materiële schade is voldoende onderbouwd. De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding tot een bedrag van in totaal € 140,10 zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
9.2.
Benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2)
De benadeelde partij vordert in totaal een bedrag van € 324,75 aan materiële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering volledig toewijsbaar is. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De rechtbank oordeelt als volgt. Vast staat dat de benadeelde partij door het onder feit 2 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Ondanks dat de benadeelde partij geen stukken heeft overlegd ter onderbouwing van de hoogte van de verschillende schadeposten, zijn de gevorderde bedragen conform de gebruikelijke kosten voor het aanvragen van een nieuw rijbewijs, kentekenbewijs, creditcard en Ov-kaart. Nu de benadeelde partij in haar aangifte niet heeft genoemd dat er een grote hoeveelheid contant geld in haar gestolen portemonnee zat en zij evenmin bankafschriften heeft overlegd van de geldopname van dit contante geld, is de schadepost van € 200,00 aan contant geld onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding tot een bedrag van in totaal € 124,75 zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
9.3.
Benadeelde partij [slachtoffer 7] (feit 5)
De benadeelde partij [slachtoffer 7] vordert in totaal een bedrag van € 209,94 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering volledig toewijsbaar is. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De rechtbank oordeelt als volgt. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder feit 5 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde materiële schade is voldoende onderbouwd. De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding tot een bedrag van in totaal € 209,94 zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 7] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
9.4.
Benadeelde partij [slachtoffer 10] (feit 5)
De benadeelde partij [slachtoffer 10] vordert in totaal een bedrag van € 225,33 aan materiële schade is toegebracht.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering volledig toewijsbaar is. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De rechtbank oordeelt als volgt. Vast staat dat de benadeelde partij door het onder feit 5 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding is voldoende onderbouwd, met uitzondering van het contante geldbedrag van € 85,00. Uit het overlegde bankafschrift blijkt dat voorafgaand aan de diefstal van haar portemonnee slechts € 70,00 is gepind. De overige gevorderde € 15,00 is niet voldoende onderbouwd. De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding tot een bedrag van in totaal € 210,33 zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 10] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 en 2:
diefstal, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3, 4 en 5:
diefstal, meermalen gepleegd;
en
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
40 (veertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van
[slachtoffer 1], wonende te Amsterdam, toe tot
€ 140,10(honderdveertig euro en tien cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van de schade, 11 juni 2019, tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van
[slachtoffer 1]aan de Staat
€ 140,10(honderdveertig euro en tien cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 11 juni 2019, tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 2 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[slachtoffer 2], wonende te Hoofddorp, toe tot
€ 124,75(honderdvierentwintig euro en vijfenzeventig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van de schade, 24 mei 2019, tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van
[slachtoffer 2]aan de Staat
€ 124,75(honderdvierentwintig euro en vijfenzeventig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van de schade, 24 mei 2019, tot aan de dag der algehele voldoening, te vervangen door hechtenis van 2 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[slachtoffer 7], wonende te [woonplaats] , toe tot
€ 209,94(tweehonderdnegen euro en vierennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van de schade, 24 mei 2019, tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 7] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van
[slachtoffer 7]aan de Staat
€ 209,94(tweehonderdnegen euro en vierennegentig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 24 mei 2019, tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 4 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[slachtoffer 10], wonende te [woonplaats] , toe tot
€ 210,33(tweehonderdtien euro en drieëndertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van de schade, 7 juni 2019, tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 10] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van
[slachtoffer 10]aan de Staat
€ 210,33(tweehonderdtien euro en drieëndertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van de schade, 7 juni 2019, tot aan de dag der algehele voldoening, te vervangen door hechtenis van 4 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Dolfing, voorzitter,
mrs. C.P. Bleeker en P.L.C.M. Ficq, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.P.H. Borghans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 oktober 2019.