ECLI:NL:RBAMS:2019:8031

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2019
Publicatiedatum
28 oktober 2019
Zaaknummer
13/752117-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar de verzetgarantie in een Europees aanhoudingsbevel

Op 24 oktober 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, gedateerd op 8 maart 2019, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 12 september 2018 door de Poolse autoriteiten is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1969 in Polen, is gezocht voor de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen die zijn opgelegd door de Poolse rechtbanken. Tijdens de openbare zitting op 10 oktober 2019 was de opgeëiste persoon niet aanwezig, ondanks een geldige oproep. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd, omdat zij meer tijd nodig had om te beslissen over de overlevering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct is en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. In het EAB wordt melding gemaakt van twee vonnissen, waarbij de opgeëiste persoon een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar en een gevangenisstraf van vijf maanden heeft gekregen. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de behandeling van het vonnis van 8 december 2016, wat relevant is voor de beoordeling van de overlevering.

De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en voor onbepaalde tijd te schorsen, zodat de officier van justitie nadere informatie kan inwinnen bij de Poolse autoriteiten over de verzetgarantie die is verstrekt. Dit betreft met name de vraag op welke wettelijke basis deze verzetgarantie is gebaseerd en hoe deze precies luidt. De rechtbank heeft de zaak geschorst en zal op een later tijdstip de behandeling hervatten, waarbij ook een tolk Pools zal worden opgeroepen. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752117-18
RK nummer: 19/1818
Datum uitspraak: 24 oktober 2019
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 8 maart 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 12 september 2018 door
the Circuit Court in Płock(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1969,
verblijvende op het adres: [adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 10 oktober 2019. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal.
De opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw, mr. M.A.C. de Vilder-Van Overmeire, zijn niet ter zitting verschenen, dit terwijl zij wel naar behoren zijn opgeroepen.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van:
  • een vonnis gewezen op 4 oktober 2012 door
  • een vonnis gewezen op 8 december 2016 door
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van voornoemde vrijheidsstraffen, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
De vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel E) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12

De rechtbank stelt op grond van het EAB en de brief van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 19 april 2019 vast dat de opgeëiste persoon bij de behandeling ter terechtzitting aanwezig is geweest die tot het vonnis van 4 oktober 2012 met referentienummer II K 116/12 heeft geleid. De rechtbank stelt op grond van het EAB verder vast dat het vonnis van 8 december 2016 met referentienummer II K 241/16 is gewezen zonder dat de opgeëiste persoon bij de behandeling ter terechtzitting aanwezig is geweest en zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank gelet op het voornoemde de overlevering voor het vonnis van 8 december 2016 alleen toestaan, indien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat (i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en (ii) hij wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in het EAB onder D) het volgende verklaard:
The person was not personally served with the decision, but: the person will be personally served with this decision without delay after the surrender, AND when served with the decision the person will be expressly informed of his or her rights to a retrial or appeal, in which he or she has the right to participate and which allows the merits of the case, including fresh evidence, to be re-examined, and which may lead to the original decision being reversed, AND the person will be informed of the time frame within which he or she had to request a retrial or appeal, which will be 30 days.
In aanvulling op het voornoemde heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit in een brief van
19 april 2019 meegedeeld:
[opgeëiste persoon] will have the right to reconsider the case after his surrender to Poland, and his application in this case will be admitted unconditionally.
Dat in Polen sprake zou zijn van een onvoorwaardelijke verzetgarantie is voor de rechtbank een novum. Tot op heden nam de rechtbank op basis van de door de Poolse uitvaardigende justitiële autoriteiten verstrekte informatie aan dat conform artikel 540b van het Poolse Wetboek van Strafvordering voor heropening van het onderzoek aan een aantal voorwaarden moet zijn voldaan en dat, zelfs als aan die voorwaarden is voldaan, heropening van de zaak niet is voorgeschreven.
De rechtbank ziet daarom aanleiding het onderzoek te heropenen en voor onbepaalde tijd te schorsen teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om nadere informatie in te winnen bij de uitvaardigende justitiële autoriteit over de verstrekte verzetgarantie, in het bijzonder op welke bepaling de gegeven verzetgarantie is gebaseerd en hoe die bepaling luidt.

5.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de bovengenoemde vraag met betrekking tot de onvoorwaardelijkheid van de verzetgarantie aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen;
BEVEELTdat het onderzoek zal worden hervat op een nog nader te bepalen zitting;
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsvrouw van de opgeëiste persoon;
BEVEELTde oproeping van een tolk Pools tegen een nader te bepalen datum en tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. C.A. van Dijk, voorzitter,
mrs. N.M. van Waterschoot en V.V. Essenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. Smit, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 24 oktober 2019.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.