Op 24 oktober 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Duitsland. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 27 juni 2019 door het Kantongerecht Bremen is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Letland in 1982, is gedetineerd en heeft ter zitting verklaard dat zijn personalia correct zijn en dat hij de Letse nationaliteit heeft. Tijdens de openbare zitting op 10 oktober 2019 was de opgeëiste persoon bijgestaan door zijn raadsman, die zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en de inhoud van het EAB beoordeeld. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan georganiseerde en gewapende diefstal, racketeering en afpersing, feiten die onder de lijst van bijlage 1 van de OLW vallen. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, waarbij de artikelen 2, 5 en 7 van de OLW van toepassing zijn. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.