ECLI:NL:RBAMS:2019:7993

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2019
Publicatiedatum
28 oktober 2019
Zaaknummer
13/741106-17 toetsing ISD
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de ISD-maatregel en voortzetting van de detentie van een veroordeelde

Op 10 oktober 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam de voortzetting van de ISD-maatregel voor een veroordeelde beoordeeld. De ISD-maatregel was oorspronkelijk opgelegd op 1 november 2017 voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder eerdere vonnissen en rapporten over de voortgang van de veroordeelde in de ISD. De veroordeelde heeft tot nu toe moeizaam meegewerkt aan zijn traject en vertoonde incidenten van agressief gedrag. Ondanks dat hij in juni en juli 2018 aangaf mee te willen werken, heeft hij geen toestemming gegeven voor het opvragen van eerdere diagnostische rapporten. De deskundige A.E. Mosterd bevestigde dat de situatie sinds augustus 2018 niet is veranderd en dat het recidivegevaar hoog blijft. De rechtbank oordeelde dat de voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk is ter bescherming van de maatschappij en om de veroordeelde te motiveren en adviseren over zijn toekomst. De rechtbank heeft besloten de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel voort te zetten, met de verwachting dat de veroordeelde niet in staat is om zelfstandig zijn plannen uit te voeren na beëindiging van de maatregel. De beslissing werd genomen in openbare raadkamer op 10 oktober 2019.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/741106-17 (tussentijdse toets)
BESLISSING
De rechtbank Amsterdam heeft op 1 november 2017 de maatregel tot plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders (hierna: de ISD-maatregel) voor de duur van 2 (twee) jaren opgelegd aan:

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] ,
verblijvende in het [detentieplaats] .
hierna: veroordeelde.

Procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 november 2017 met bovenvermeld parketnummer waarin aan veroordeelde de ISD-maatregel voor de duur van 2 (twee) jaren is opgelegd;
  • de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 30 augustus 2018, waarbij na een tussentijdse toetsing is beslist dat de ISD-maatregel dient te worden voorgezet;
  • het verzoek tot tussentijdse toetsing van de noodzaak tot voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel ex artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht van 14 augustus 2019, ingediend door mr. R. Polderman; en
  • het rapport ‘Stand van uitvoering van het verblijfsplan van veroordeelde’ van 8 oktober 2019, opgemaakt door [naam] , plaatsvervangend vestigingsdirecteur van [detentieplaats] .
De rechtbank heeft op 10 oktober 2019 de officier van justitie mr. A.A. de Back, veroordeelde, zijn raadsman mr. B. Hartman, advocaat te Amsterdam, alsmede de deskundige A.E. Mosterd, programmamanager ISD, verbonden aan het [detentieplaats] , in openbare raadkamer gehoord.

Beoordeling

Verloop van het ISD-traject
Uit voornoemd rapport ‘Stand van uitvoering van het verblijfsplan van veroordeelde’ blijkt onder meer het volgende. Veroordeelde heeft tot nu toe moeizaam meegewerkt aan de voortgang van zijn traject. Ook hebben zich enkele incidenten voorgedaan, waarbij hij verbaal en agressief gedrag vertoonde jegens het personeel. Hij externaliseert en bagatelliseert zijn problematiek, dit lijkt vooral voort te komen uit beperkt zicht op zijn problematiek, waarbij hij zijn eigen mogelijkheden lijkt te overschatten. Goede diagnostiek en behandeling leek het meest geïndiceerd, maar omdat veroordeelde hier niet voor open stond is besloten een praktisch maatschappelijk traject te starten. Veroordeelde heeft vervolgens aangegeven nergens aan mee te willen werken. Sindsdien verblijft hij in ISD-basis. In juni en juli 2018 heeft hij aangegeven toch mee te willen werken. Hij heeft echter geen toestemming gegeven eerdere diagnostische rapporten op te vragen. Veroordeelde heeft aangegeven dat hij wilde meewerken aan onderzoek bij de Waag. De wachtlijsten bij de Waag zijn echter fors. Het risico op terugval in delict gedrag is zonder behandeling of verandering in de houding en gedrag van veroordeelde, hoog. In het rapport is verder opgenomen dat veroordeelde recentelijk erg verward gedrag zou hebben vertoond.
Het advies van het Justitieel Complex Zaanstad is om de ISD-maatregel voort te zetten, omdat veroordeelde in het verleden geen behandeltraject in wilde en justitiële contacten zijn blijven bestaan. Het huidige functioneren is wisselend tot negatief geweest. Momenteel staat hij open voor behandeling, maar op zijn eigen voorwaarden. De problematiek is onveranderd en bij huidig hypothetische ontslag wordt de kans op recidive als hoog ingeschat.
Advies van de deskundige
De deskundige A.E. Mosterd, programmamanager ISD, verbonden aan het [detentieplaats] , heeft dit advies tot voortzetting van de ISD-maatregel bij de behandeling in openbare raadkamer bevestigd. Hij heeft het volgende verklaard. De situatie is sinds augustus 2018 niet echt veranderd. Er moet rekening gehouden worden met het feit dat er gedurende de ISD-maatregel niets van de grond is gekomen, omdat veroordeelde niet heeft willen meewerken. Veroordeelde heeft zich ook twee keer tijdens verlof onttrokken. Veroordeelde heeft een aantal dagen geleden verward gedrag vertoond met psychotische kenmerken. Deze problematiek lijkt drugsgerelateerd te zijn. Veroordeelde lijkt geen probleembesef te hebben. Het recidivegevaar is onverminderd hoog. De datum waarop veroordeelde vrij komt is op 22 november 2019, tot die tijd is het idee om veroordeelde te blijven motiveren en hem te kunnen adviseren in hetgeen hem te wachten staat als hij in vrijheid wordt gesteld. Bij jongvolwassenen wordt met name ingezet op scholing. Het is echter niet meer mogelijk om veroordeelde binnen een traject aan te bieden, omdat er nog maar een aantal weken resteren en in die periode is dat niet haalbaar.
Verklaring van veroordeelde ter terechtzitting
Veroordeelde heeft ter terechtzitting verklaard dat het onderzoek bij de Waag positief is afgerond, dat hij zich twee keer heeft onttrokken tijdens verlof, maar dat hij een keer naar zijn opa is gegaan en de andere keer te laat was, maar ook zelf is teruggekeerd. Hij heeft verklaard dat hij weleens in de afzonderingscel heeft gezeten en cellulaire straffen opgelegd heeft gekregen. Hij wilde graag een barista-opleiding volgen, maar hij heeft daartoe nog steeds geen traject aangeboden gekregen. Veroordeelde heeft verklaard dat hij zelf een BBL-opleiding op het [school] heeft gevonden, waarvoor hij is aangenomen en waarmee hij wil starten als hij in vrijheid is gesteld. Hij kan dan ook weer thuis komen wonen bij zijn ouders.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verklaard dat het verzoek veel eerder behandeld had moeten worden en heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel moet worden voortgezet, nu allereerst de maatschappij moet worden beschermd, de problematiek van veroordeelde onveranderd is en het recidivegevaar onverminderd hoog is.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van veroordeelde heeft zich op het standpunt gesteld dat geen redelijk doel gediend is met voortzetting van de ISD-maatregel, die zonder nadere voorziening, hoe dan ook zal eindigen op 22 november 2019. Hij heeft verklaard dat er sprake is van een verziekte samenwerking tussen veroordeelde en de ISD-inrichting en dat er geen zicht is op een vruchtbare samenwerking.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank moet in het kader van de onderhavige procedure beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is. In artikel 38m, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht is bepaald dat de ISD-maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van verdachte.
De rechtbank is op grond van de hierboven genoemde stukken en het verhandelde ter terechtzitting, van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel moet worden voortgezet. Uit het rapport van [detentieplaats] en de toelichting van de deskundige op de terechtzitting leidt de rechtbank af dat veroordeelde een praktisch maatschappelijk traject werd aangeboden, maar dat hij daar niet aan wilde meewerken. Inmiddels verblijft veroordeelde bijna twee jaar in ‘kale detentie’, zonder dat er enige behandeling van de grond is gekomen. Er resteren nog maar zes weken van zijn ISD-maatregel. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een bijzonder moeizaam traject, waarbij de rechtbank constateert dat dit mede aan de houding van veroordeelde te wijten is. De rechtbank heeft er onvoldoende vertrouwen in dat veroordeelde, als de maatregel wordt beëindigd, zelfstandig in staat is om zijn plannen uit te voeren. De rechtbank acht het noodzakelijk om de maatregel voort te zetten, in de eerste plaats ter bescherming van de maatschappij en ook zodat veroordeelde vanuit de ISD-inrichting nog gemotiveerd en geadviseerd kan worden over bepaalde leefgebieden zoals opleiding voordat hij in vrijheid wordt gesteld. De rechtbank acht de kans te groot dat veroordeelde terugvalt in zijn oude gedrag en weer strafbare feiten gaat plegen als de ISD-maatregel nu zou worden beëindigd.
Daarom wordt als volgt beslist.
Gezien artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank bepaalt dat
de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel wordt voortgezet.
Deze beslissing is gegeven door
mr. R.C.J. Hamming, voorzitter,
mrs. M.E.A. Nijssen en Y. Moussaoui, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier,
en uitgesproken in openbare raadkamer van deze rechtbank van 10 oktober 2019.