3.3.Oordeel van de rechtbank
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het in zaak A onder 1 en 2 en het in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode 4 juli 2018 tot en met 1 september 2018 (feit 1 in zaak B) en in de periode 2 september 2018 tot en met 1 november 2018 (feit 2 in zaak A) [slachtoffer] heeft belaagd, dat verdachte op 15 augustus 2018 zich schuldig heeft gemaakt aan huisvredebreuk (feit 2 in zaak B) en dat hij opzettelijk de gedragsaanwijzing op 24 oktober 2018 heeft overtreden (feit 1 in zaak A). De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Contactmomenten
[slachtoffer] heeft allereerst op 15 augustus 2018 een klacht ingediend tegen verdachte, haar ex-vriend. Zij heeft onder meer verklaard hoe het contact tussen hen door de jaren heen is verlopen en dat ze na een incident op 4 juli 2018 tegen verdachte heeft gezegd dat hij haar met rust moest laten. Volgens [slachtoffer] heeft verdachte haar toen niet met rust gelaten en bleef hij contact zoeken. Daarna heeft ze op 8 juli 2018 verdachte een e-mail verstuurd waarin ze schreef dat ze geen contact meer met verdachte wilde. Ook op 10 juli, 15 juli en 29 juli 2018 heeft [slachtoffer] verdachte gemaild en hem verzocht om geen contact meer met haar op te nemen. Verdachte gaf hier echter geen gehoor aan, want hij bleef [slachtoffer] mailen en bellen. Verdachte heeft op de zitting bevestigd dat [slachtoffer] op 4 juli 2018 en daarna heeft aangegeven dat ze geen contact meer wilde, maar dat hij toch contact met [slachtoffer] bleef zoeken.
[slachtoffer] heeft verder verklaard dat op 1 augustus 2018 verdachte een briefje op haar scooter had geplakt en dat hij meerdere sloten op haar scooter had gezet. Daarna zag ze hem in haar straat en heeft ze met hem gesproken. Verder heeft [slachtoffer] verklaard dat verdachte op 9 augustus 2018 bij haar aan de deur kwam en dat hij bij haar heeft aangeklopt. Op 14 augustus 2018 heeft [slachtoffer] tijdens het uitlaten van haar hond verdachte weer in haar straat gezien. Op de zitting heeft verdachte bekend dat hij op 1 augustus 2018 een briefje op de scooter van [slachtoffer] heeft geplakt en dat hij een kettingslot op haar scooter heeft geplaatst. Hij heeft verder bevestigd dat hij daarna met haar voor haar deur heeft gesproken en dat hij een keer daarna weer bij haar huis is lang geweest.
Op 15 augustus 2018 heeft [slachtoffer] de politie gebeld, omdat verdachte ineens in haar woning stond, terwijl zij aan het verhuizen was. Over het incident van 15 augustus 2018 heeft verdachte verklaard dat hij op de [adres slachtoffer] reed en een grote verhuiswagen zag bij de woning van [slachtoffer] . Hij zag verder dat deur van [slachtoffer] open stond. Verdachte heeft verklaard dat hij naar binnen liep en boven heeft gesproken met de moeder van [slachtoffer] die tegen hem zei dat hij maar beter weg kon gaan. Verdachte heeft verklaard dat hij toch naar binnen is gegaan, met [slachtoffer] in gesprek probeerde te komen en weg is gegaan toen hem dat is gevraagd.
Op 26 augustus 2018 heeft [slachtoffer] weer een klacht ingediend tegen verdachte. Ze heeft verklaard dat verdachte op 16 augustus 2018 een e-mail naar haar heeft verstuurd en dat hij haar nog steeds lastig valt door haar te bellen en te mailen. [slachtoffer] heeft daarna op 2 september 2018 nog een klacht ingediend tegen verdachte, waarin ze heeft verklaard dat verdachte na 26 augustus 2018 haar nog steeds bleef bellen, haar voicemail bleef inspreken en haar bleef mailen. Over de periode 16 augustus 2018 tot september 2018 heeft verdachte verklaard dat hij meerdere malen [slachtoffer] heeft gemaild en dat hij [slachtoffer] meermalen heeft getracht te bellen.
Vervolgens heeft [slachtoffer] op 11 oktober 2018 een klacht ingediend, omdat verdachte haar benaderd had in een apotheek en niet weg wilde gaan. [slachtoffer] heeft vanaf 2 september 2018 ook een logboek opgesteld met e-mailberichten, gemiste oproepen en voicemailberichten van verdachte. Verdachte heeft bij de politie op 13 oktober 2018 verklaard dat hij in die periode [slachtoffer] wederom meermalen heeft gemaild, haar voicemail heeft ingesproken en dat hij haar heeft getracht te bellen.
Op 24 oktober 2018 heeft [slachtoffer] weer contact opgenomen met de politie en heeft zij verklaard dat zij een video van 11 oktober 2018, waarop verdachte te zien was, ontving en berichten die over haar gingen. Toen ze het telefoonnummer belde, waarvan het bericht afkomstig was, hoorde ze van een vrouw dat [verdachte] , verdachte, het bericht had verstuurd. Verdachte heeft daarover bij de rechter-commissaris op 26 oktober 2018 verklaard dat hij een bericht van een video via een ander heeft doorgestuurd naar [slachtoffer] .
Beoordeling belaging
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, verschillende factoren van belang zijn: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De rechtbank acht op grond van de inhoud van het dossier wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] meermalen heeft gebeld, meermalen haar voicemail heeft ingesproken, meermalen Whatsapp-berichten heeft verstuurd, meermalen e-mailberichten heeft verstuurd en meermalen naar de woning van [slachtoffer] is gaan en daar heeft aangebeld. Dit heeft hij gedaan nadat [slachtoffer] had aangegeven dat zij geen contact wilde. Desondanks heeft hij haar gedurende vier maanden op zeer indringende wijze lastig gevallen. Dat verdachte naar eigen zeggen gewoon met haar in gesprek wilde en naar eigen zeggen geen verkeerde bedoelingen had doet er niet aan af dat hij haar is blijven benaderen terwijl zij er duidelijk niet van gediend was.
Verdachte is in 2017 eerder veroordeeld voor belaging van [slachtoffer] en kreeg op 13 oktober 2018 een gedragsaanwijzing dat hij zich moest onthouden van contact met [slachtoffer] . Desondanks bleef hij doorgaan.
De rechtbank is van oordeel dat daarmee over de periode van 4 juli 2018 tot en met 1 november 2019 sprake is geweest van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] waarbij zij maandenlang heeft moeten dulden dat via diverse kanalen telkens contact met haar werd opgenomen terwijl zij geen contact meer wilde met verdachte. Daarbij was ook de inhoud van de berichten indringend. Verdachte heeft in een e-mail van 31 augustus 2018 naar [slachtoffer] het volgende verstuurd: ‘Nee [slachtoffer] ik laat je zeker niet met rust zoals ik al zei.’
Achtervolgen van [slachtoffer]
De rechtbank acht voor het tenlastegelegde achtervolgen van [slachtoffer] onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig. Vast staat dat verdachte [slachtoffer] wel heeft aangesproken in de apotheek, terwijl zij aangaf geen contact te willen hebben, maar dat hij haar naar de apotheek zou zijn gevolgd acht de rechtbank niet bewezen.
Huisvredebreuk
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich op 15 augustus 2018 schuldig heeft gemaakt aan huisvredebreuk op het adres van [slachtoffer] , op basis van de aangifte van [slachtoffer] en verdachte heeft op de zitting ook bekend dat hij naar boven is gegaan, hem door de moeder van [slachtoffer] is gevraagd of hij weg kon gaan en hij desondanks naar binnen is gegaan om met [slachtoffer] in gesprek te komen. Bovendien wist hij op dat moment ook dat [slachtoffer] geen contact met hem wilde hebben zoals in de vele e-mails van [slachtoffer] aan hem is verzocht. Hierdoor had hij ook moeten weten dat zijn aanwezigheid in de woning niet gewenst is.
Opzettelijk overtreden gedragsaanwijzing
De rechtbank is van oordeel dat het via de telefoon van een ander versturen van een bericht naar [slachtoffer] , gezien moet worden als een overtreding van de aan verdachte opgelegde gedragsaanwijzing.