ECLI:NL:RBAMS:2019:7960

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 september 2019
Publicatiedatum
25 oktober 2019
Zaaknummer
13.751.320-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overleveringsverzoek van een Poolse autoriteit voor de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen

Op 5 september 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een overleveringsverzoek van de Regional Court in Rzeszów, Polen. De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd op 11 januari 2018, met als doel de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 1989 in Polen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, ingediend op 21 juni 2019, behandeld op een openbare zitting op 22 augustus 2019. De opgeëiste persoon was aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. E. Stam, en een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De overlevering is verzocht voor de tenuitvoerlegging van twee vonnissen van de District Court in Rzeszów, waarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld tot gevangenisstraffen van respectievelijk één jaar en zes maanden en één jaar en twee maanden. De rechtbank heeft de overlevering voor het vonnis met zaaknummer II K 321/14 toegestaan, omdat aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) is voldaan en er geen weigeringsgronden zijn. Voor het vonnis met zaaknummer X K 1067/15 is de overlevering geweigerd, omdat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de behandeling die tot dat vonnis heeft geleid, en er geen verzetgarantie is verstrekt door de Poolse autoriteiten.

De rechtbank heeft ook overwogen dat er zorgen zijn over de Poolse rechtsstaat en het recht op een eerlijk proces, maar heeft geoordeeld dat deze zorgen niet voldoende zijn om de overlevering te weigeren. De beslissing is genomen in overeenstemming met de relevante wetsbepalingen, waaronder de artikelen 310 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 7 en 12 van de OLW. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.751.320-18
RK nummer: 19/4011
Datum uitspraak: 5 september 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 21 juni 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 januari 2018 door de
Regional Court in Rzeszów (Polen)en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1989,
opgegeven adres: [adres] ,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 22 augustus 2019. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. E. Stam, advocaat te Amsterdam die optreedt namens zijn kantoorgenoot mr. R.I. Takens, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een tweetal vonnissen:
  • een vonnis van 27 november 2014 van
  • een vonnis van 2 augustus 2016 van
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de hiervoor genoemde vrijheidsstraffen, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de hiervoor genoemde vonnissen.
Deze vonnissen betreffen de feiten zoals deze zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Met betrekking tot vonnis II K 321/14
De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon in persoon bij de behandeling ter terechtzitting is verschenen die tot het vonnis heeft geleid van 27 november 2014.
De opgeëiste persoon heeft verklaard dat een door hem gemachtigd advocaat hoger beroep heeft ingesteld en dat hij deze advocaat tevens had gemachtigd om hem ter terechtzitting in hoger beroep te vertegenwoordigen. Het hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard, aldus de opgeëiste persoon. Uit aanvullende informatie blijkt dat er in hoger beroep op 26 mei 2015 inderdaad een uitspraak is gedaan.
Nu de opgeëiste persoon in eerste aanleg aanwezig is geweest ter terechtzitting, er in hoger beroep blijkbaar niet over de schuldvraag en/of strafoplegging is geoordeeld en de opgeëiste persoon ter terechtzitting in hoger beroep ook overigens is vertegenwoordigd door een door hem gemachtigd raadsman, is de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW niet van toepassing ten aanzien van het vonnis met zaaknummer II K 321/14.
Met betrekking tot vonnis X K 1067/15
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid.
Verder is het vonnis gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij schrijven van 26 juli 2019 immers het volgende verklaard:
“(…)
[opgeëiste persoon] did not appear at the hearing, and the summons sent to the address indicated by hem was returned with the note of the Post Office that, despite the two notifications, it was not collected within deadline.
The court, acknowledging the notification of the date of the hearing as correctly served, decided to conduct the hearing in the absence of [opgeëiste persoon] .
(…)
A copy of the judgment was served on [opgeëiste persoon] at the address indicated by him. The post returned this document with the annotation that, despite the two-time notification, it was not collected within deadline.(…)”
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan indien de uitvaardigende justitiële autoriteit een verzetgarantie heeft verstrekt.
Op 21 augustus 2019 heeft
the judge of the Circuit Court in Rzeszówdesgevraagd het volgende verklaard:

We can’t grant unconditionally guarantee for retrial against the decision.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze verklaring niet aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en is de in artikel 12 OLW bedoelde weigeringsgrond van toepassing.

5.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de strafbare feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
Vonnis II K 321/14
Feiten 1 tot en met 4: Diefstal

6.Overige verweren

De raadsman heeft aangevoerd dat er (nog steeds) grote zorgen bestaan over de Poolse rechtsstaat en het recht op een eerlijk proces in Polen. Gelet daarop is er een reëel gevaar dat de Poolse autoriteiten het oordeel van de rechtbank niet respecteren en de opgeëiste persoon alsnog in beide zaken zijn vrijheidsstraf moet uitzitten, ook als de rechtbank de overlevering voor de tenuitvoerlegging van de bij vonnis met zaaknummer X K 1067/15 opgelegde vrijheidsstraf weigert. Om die reden dient primair de overlevering te worden geweigerd. Subsidiair wordt verzocht de behandeling van de zaak aan te houden om de garantie te vragen dat de opgeëiste persoon na overlevering aan Polen niet zal worden gedetineerd in de zaak met nummer X K 1067/15.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat dit verweer niet slaagt. Er zijn geen concrete aanknopingspunten op grond waarvan aannemelijk is geworden dat de opgeëiste persoon na overlevering aan Polen de bij vonnis met zaaknummer X K 1067/15 opgelegde vrijheidsstraf zal moeten uitzitten, ondanks de weigering van de rechtbank om hem hiervoor over te leveren. Dat er zorgen over de Poolse rechtsstaat bestaan, is daartoe onvoldoende.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB met betrekking tot het vonnis met zaaknummer II K 321/14 voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering in zoverre te worden toegestaan. Voor het overige moet de overlevering worden geweigerd.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 310 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Rzeszow (Polen)voor de tenuitvoerlegging van de bij vonnis met zaaknummer II K 321/14 opgelegde vrijheidsstraf;
WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]voor de tenuitvoerlegging van de bij vonnis met zaaknummer X K 1067/15 opgelegde vrijheidsstraf.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. A.W.C.M van Emmerik en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 5 september 2019.
De voorzitter is buiten staat deze
uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.