Op 5 september 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een overleveringsverzoek van de Regional Court in Rzeszów, Polen. De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd op 11 januari 2018, met als doel de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 1989 in Polen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, ingediend op 21 juni 2019, behandeld op een openbare zitting op 22 augustus 2019. De opgeëiste persoon was aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. E. Stam, en een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De overlevering is verzocht voor de tenuitvoerlegging van twee vonnissen van de District Court in Rzeszów, waarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld tot gevangenisstraffen van respectievelijk één jaar en zes maanden en één jaar en twee maanden. De rechtbank heeft de overlevering voor het vonnis met zaaknummer II K 321/14 toegestaan, omdat aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) is voldaan en er geen weigeringsgronden zijn. Voor het vonnis met zaaknummer X K 1067/15 is de overlevering geweigerd, omdat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de behandeling die tot dat vonnis heeft geleid, en er geen verzetgarantie is verstrekt door de Poolse autoriteiten.
De rechtbank heeft ook overwogen dat er zorgen zijn over de Poolse rechtsstaat en het recht op een eerlijk proces, maar heeft geoordeeld dat deze zorgen niet voldoende zijn om de overlevering te weigeren. De beslissing is genomen in overeenstemming met de relevante wetsbepalingen, waaronder de artikelen 310 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 7 en 12 van de OLW. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.