ECLI:NL:RBAMS:2019:7950

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2019
Publicatiedatum
25 oktober 2019
Zaaknummer
: 13.751.640-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel door Oostenrijk

Op 27 september 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Oostenrijk op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 29 juli 2019 en betreft een EAB dat op 17 mei 2019 door het Landesgericht für Strafsachen Wien is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1981 in Oostenrijk, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en is gedetineerd in een detentiecentrum. Tijdens de openbare zitting op 13 september 2019 werd de opgeëiste persoon bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.M. Buchel, en een tolk in de Duitse taal.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of het EAB voldoet aan de wettelijke eisen. De verdediging voerde aan dat het EAB niet genoegzaam is, omdat niet duidelijk was welke voorwaarden de opgeëiste persoon had overtreden. De rechtbank oordeelde echter dat het EAB geen gegevens hoeft te bevatten over de reden voor de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.

De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de opgeëiste persoon in overweging genomen, maar oordeelde dat deze geen grond vormen om de overlevering te weigeren. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsbepalingen zijn toegepast. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: : 13.751.640-19
RK nummer: 19/4501
Datum uitspraak: 27 september 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 29 juli 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 mei 2019 door het
Landesgericht für Strafsachen Wien(Oostenrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[naam opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Oostenrijk) op [geboortedag] 1981,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [Detentieadres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 13 september 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.M. Buchel, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Duitse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Oostenrijkse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
Anordnung der Festnahme des Landesgerichtes für Strafsachen Wienvan 26 september 2017 met zaaknummer 188 BE 71/16h.
Bij vonnis van het
Landesgericht Linz, dat op 18 september 2012 onherroepelijk is geworden, is de opgeëiste persoon veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden en tot opname in een inrichting (“
zeitlich unbegrenzte Anhaltung in einer Anstalt für geistig abnorme Rechtsbrecher”).
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij schrijven van 10 september 2019 meegedeeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot dit vonnis heeft geleid.
Bij beslissing van 17 maart 2017 is de opgeëiste persoon voorwaardelijk in vrijheid gesteld, mits hij aan de gestelde voorwaarden zou voldoen gedurende een periode van vijf jaren. Omdat hij zich niet aan de gestelde voorwaarden heeft gehouden, is bij voornoemde beslissing van
26 september 2017 zijn aanhouding bevolen.
De overlevering wordt aldus verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een “
zeitlich unbegrenzte Anhaltung in einer Anstalt für geistig abnorme Rechtsbrecher”, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsbenemende maatregel is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Het vonnis van het
Landesgericht Linzbetreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Genoegzaamheid
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat het EAB niet genoegzaam is. Niet is omschreven welke voorwaarden de opgeëiste persoon heeft overtreden waardoor de maatregel “
zeitlich unbegrenzte Anhaltung in einer Anstalt für geistig abnorme Rechtsbrecher”moet worden hervat. Om die reden kan niet worden beoordeeld of overlevering aan de Oostenrijkse justitiële autoriteiten rechtvaardig is.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het EAB geen gegevens hoeft te bevatten betreffende de reden waarom een voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer wordt gelegd. Er is daarom geen sprake van een ongenoegzaam EAB.

4.Strafbaarheid

4.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van feit I waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit dit strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 14, te weten:
Moord en doodslag, zware mishandeling
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van Oostenrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
4.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten II, III en IV niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit
begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
Poging tot diefstal.

5.Overige verweren

5.1
Persoonlijke omstandigheden van de opgeëiste persoon
Door de verdediging is naar voren gebracht dat de opgeëiste persoon van origine niet uit Oostenrijk afkomstig is en hij zich daar niet thuis voelt. De maatregel van “
zeitlich unbegrenzte Anhaltung in einer Anstalt für geistig abnorme Rechtsbrecher”is in het belang van de Oostenrijkse samenleving opgelegd, maar de opgeëiste persoon wil helemaal niet naar Oostenrijk terug. Hij heeft een leven in Nederland opgebouwd en wil eventueel terug naar Spanje, uit welk land hij afkomstig is.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt dit verweer niet. De persoonlijke omstandigheden van de opgeëiste persoon zijn geen grond om de overlevering te weigeren.
5.2
Nederlandse strafzaken
Ten slotte heeft de raadsvrouw betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd omdat er
nog een aantal strafzaken bij de kantonrechter in Rotterdam loopt en de opgeëiste persoon bij de behandeling daarvan aanwezig wil zijn. Dat kan niet als hij wordt overgeleverd.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de nog lopende strafzaken in Nederland ingevolge artikel 36 OLW in beginsel tot uitstel van de feitelijke overlevering leiden. Nog lopende strafzaken zijn echter geen weigeringsgrond.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45, 285 en 310 Wetboek van Strafrecht, 26 en 55 Wet wapens en munitie en
2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[naam opgeëiste persoon]aan het
Landesgericht für Strafsachen Wien(Oostenrijk).
Aldus gedaan door
mr. I. Verstraeten-Jochemsen, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en O.P.M. Fruytier, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 27 september 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.