8.3.Het oordeel van de rechtbank
Gevangenisstraf en maatregel
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zijn dochter [naam dochter] nog vóór haar achtste levensjaar gedurende langere tijd seksueel misbruikt, waarbij hij onder meer met zijn vingers en zijn tong in haar vagina heeft gezeten, zijn penis door haar heeft laten likken en haar geslachtsdelen en billen heeft gefotografeerd en gefilmd. Hiervan heeft verdachte 3.477 afbeeldingen gemaakt. Ook heeft hij 22 films van haar gemaakt, waarbij [naam dochter] onder meer dansend haar geslachtsdelen en billen laat zien. Dit beeldmateriaal van [naam dochter] is als kinderpornografisch aangemerkt. De rechtbank ziet het vervaardigen van deze beelden op zich ook als seksueel misbruik van [naam dochter] door verdachte.
Verder heeft verdachte aan [naam dochter] pornografische en kinder-pornografische films getoond. Door dit te doen heeft verdachte laten zien dat hij alleen oog heeft gehad voor de bevrediging van zijn eigen seksuele lusten, waarmee hij ernstig misbruik heeft gemaakt van het overwicht en het vertrouwen dat [naam dochter] in hem had als haar vader.
De rechtbank merkt hierbij op dat het misbruik heeft plaatsgevonden in het ouderlijk huis, bij uitstek een plek waar [naam dochter] zich veilig had moeten voelen en in alle bescherming had moeten opgroeien. Door zijn handelen heeft verdachte ook een zware inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van [naam dochter] en heeft hij haar (seksuele) ontwikkeling op ernstige wijze verstoord. Slachtoffers van seksueel misbruik ondervinden in de regel nog jaren en soms zelfs decennialang psychische gevolgen van hetgeen hen is aangedaan.
Uit de bij de vordering van de benadeelde partij gevoegde rapportage van 14 augustus 2019 van psycholoog R. van Horen en klinisch psycholoog M. van Dijk, beiden verbonden aan De Bascule, blijkt dat bij [naam dochter] door het seksueel misbruik sprake is van een posttraumatische stressstoornis in remissie, waarbij trauma gerelateerde klachten aanwezig zijn, een terugval mogelijk blijft en het waarschijnlijk lijkt dat zij mentaal kwetsbaar blijft.
Verder heeft verdachte in zeer korte tijd stiekem 111 foto’s gemaakt van [naam 3] , de minderjarige dochter van familievrienden waarmee hij op vakantie was. Al deze foto’s zijn als kinderpornografisch aangemerkt. Hiermee heeft hij het vertrouwen geschonden van zijn vrienden die hij al jaren kende en de minderjarige [naam 3] in een onveilige setting geplaatst, waar het een gezellige vakantie had moeten zijn.
Daarnaast heeft verdachte vanaf 2006 58 foto- en 444 filmbestanden gemaakt, die als kinderpornografisch zijn aangemerkt, van zijn destijds minderjarige stiefdochters, bij wie hij in huis woonde. Door deze meisjes op heimelijke wijze te filmen tijdens en na het douchen heeft verdachte op grove wijze hun vertrouwen en lichamelijke integriteit geschonden.
Ook heeft verdachte van andere kinderen heimelijk kinderpornografische foto’s en films gemaakt terwijl zij in kleedhokjes en op het toilet in een zwembad waren.
Verdachte heeft ten slotte het door hem gemaakte kinderpornografisch materiaal van voornoemde slachtoffers via het internet met anderen gedeeld om ander kinderpornografisch materiaal te verkrijgen, waardoor dat materiaal - tot groot verdriet van de minderjarige slachtoffers - voor onbepaalde tijd in omloop zal blijven. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. De rechtbank merkt hierbij op dat zij de chatgesprekken tussen verdachte en de mannen met wie hij kinderpornografisch materiaal uitwisselt (waarbij gefantaseerd wordt over zeer perverse en soms gewelddadige seksuele handelingen met de kinderen in kwestie) zeer zorgelijk en onrustbarend vindt. Met name het feit dat verdachte hierbij ook grove uitingen doet over zijn eigen kind en anderen uitnodigt om dit ook te doen, schept een verontrustend beeld van verdachte.
Gelet op het jarenlange misbruik van [naam dochter] , het over een nog langere periode vervaardigen, delen en verzamelen van kinderpornografisch materiaal door verdachte en de gevolgen hiervan voor de slachtoffers en hun naasten acht de rechtbank een hogere vrijheidsbenemende straf dan door de officier van justitie is geëist op zijn plaats. De rechtbank legt dan ook aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaren op, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van zestien maanden en met het advies in de hierna te noemen Pro Justitia-rapportage, waarin wordt geadviseerd verdachte de bewezen geachte feiten in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte van
17 juni 2019, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het advies van C. Kleine van GGZ Reclassering Inforsa van 4 september 2019 en de over verdachte opgestelde Pro Justitia-rapportage van R. de Vries van 1 februari 2018 en van het Pieter Baan Centrum (PBC) van 9 augustus 2019.
Pro Justitia rapportage
Uit het Pro Justitia rapport van 1 februari 2018 van psycholoog R. de Vries blijkt dat deze tot een ziekelijke stoornis van de geestvermogens concludeert, in diagnostische zin te omschrijven als pedofilie van het niet-exclusieve type, gericht op meisjes, niet beperkt tot incest. Zonder behandeling of toezicht wordt de kans op recidive statistisch bepaald op matig tot hoog. Verdachte is sterk gewend geraakt aan seksueel gedrag gericht op een kind. De gewetensfunctie is op dit punt onvoldoende ontwikkeld. Gezien zijn lustvolle seksuele praktijken wordt onderzochte niet in staat geacht om zich zonder hulp en toezicht voldoende te kunnen verzetten tegen zich opdringende impulsen. De klinische schatting van de kans op recidive van een pedoseksueel ligt - zonder ingrijpen - op matig tot hoog.
Uit de Pro Justitia rapportage van 9 augustus 2019 van psychiater H.A. Gerritsen en GZ-psycholoog I. Schilperoord, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie PBC, blijkt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende.
Verdachte is van eind maart tot begin mei 2019 opgenomen geweest in het PBC, waar hij door een multidisciplinair team is onderzocht. Het milieuonderzoek is beperkt gebleven, onder andere omdat zijn ouders, broer, ex-partner en de dochter van zijn ex-partner daaraan niet hebben meegewerkt. Wel is duidelijk geworden dat verdachte vanaf zijn zevende tot zijn twaalfde jaar in kindertehuizen en een pleeggezin heeft verbleven. Toen hij twaalf jaar was volgde hij speciaal onderwijs en hij ging naar een dagverblijf behorende bij een kinder-psychiatrische instelling.
Verdachte komt uit dit onderzoek naar voren als enerzijds een laag tot gemiddeld intelligente, passieve, stille man, maar anderzijds als een ongeremde, grenzeloze, zeer lustgerichte persoon die al jarenlang verslaafd is aan verschillende soorten drugs en seks. Het ontbreekt verdachte aan zelfinzicht en aan inzicht in de belevingswereld van anderen, waarbij hij emotioneel beperkt overkomt. Door zijn verslavingen aan onder meer drugs en seks lijkt verdachte hierin zijn eigen en andermans grenzen steeds meer te hebben opgerekt.
Bij verdachte is sprake van een persoonlijkheidsstoornis die wordt gekenmerkt door onrijpheid, zwakke sociaal-emotionele vaardigheden, egocentrisme, vermijdingstendensen, sociale geremdheid, passiviteit en conflictmijding. Dit levert een gebrekkige ontwikkeling op.
Verder is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een pedofiele stoornis van het niet-exclusieve type, gericht op meisjes, en de parafiele stoornissen hyperseksualiteit en voyeurisme. Overmatige seksuele gevoelens zijn structureel en langdurig aanwezig en zijn gericht op minstens mannen, vrouwen en kinderen en dus niet uitsluitend op kinderen. Hij ‘pakt’ wat voorhanden is. De overmatige aanwezigheid van seksuele lustgevoelens voor kinderen (meisjes) kan worden teruggevoerd op een pedofiele stoornis van het niet exclusieve type. Hij is overmatig bezig met pornografie en seks en in die zin is sprake van hyperseksualiteit. Ook kan van een voyeurismestoornis worden gesproken, gelet op het regelmatig begluren van meisjes en volwassen vrouwen door het maken van beeldopnames. Tenslotte is sprake van een matige tot ernstige stoornis in het gebruik van middelen (cannabis en poppers) en een gokstoornis in remissie. De buitengewone gerichtheid op seksualiteit en de wijze waarop hij steeds 'verder' is gegaan om zijn lusten te bevredigen, wordt door betrokkene zelf ook als een vorm van verslaving benoemd. Hij was vele uren per dag bezig met seks.
Bij verdachte is probleembesef in beperkte mate aanwezig en ontbreekt probleeminzicht volledig. Het geweten werkt niet remmend als het gaat om het bevredigen van seksuele gevoelens en het gebruik van middelen. Verdachte is primair gericht op het bevredigen van zijn eigen seksuele lusten, is egocentrisch ingesteld en is niet echt in staat om zich daadwerkelijk in anderen in te leven.
Verdachte imponeert als iemand bij wie het structureel bevredigen van overmatige lustgevoelens al vanaf zijn kinderjaren (rond zijn 8ste jaar) voorop staat, in het bijzonder als het gaat om seksuele gevoelens/lusten en het gebruik van middelen. Er lijkt geen enkele sprake van een corrigerende werking van zijn gewetensfunctie en hij houdt zijn lustgevoelens – in ieder geval als het gaat om het bevredigen van zijn seksuele lusten – afgeschermd voor de mensen met wie hij het meeste contact heeft.
Aanwezige vragen rondom de vroegere gezinssituatie (zoals over affectieve en pedagogische verwaarlozing), het functioneren als kind (zoals gedragsproblemen) en het functioneren in relaties (in vriendschappen en intieme relaties) en in zijn werk (zoals het vermijden van sociaal contact) konden niet worden beantwoord. Doordat verdachte ook moeilijk zijn gevoelens en gedachten onder woorden kan brengen als het gaat om zijn belevingswereld, is het moeilijk de precieze aard en omvang van de persoonlijkheidsstoornis weer te geven. Er moet dan ook rekening mee worden gehouden dat de aard en de omvang van in het bijzonder de seksuele problematiek ernstiger is dan in de rapportage geschetst.
Volgens de deskundigen waren deze gebrekkige ontwikkeling en stoornissen aanwezig ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde en werden zijn gedragskeuzes daardoor ook beïnvloed. Zijn gedrag kan voor een substantieel deel worden verklaard vanuit de psychopathologie. Zijn overmatige lust wordt zowel vanuit zijn persoonlijkheidsstoornis (sterke directe behoeftebevrediging) als vanuit de pedofiele stoornis gedreven, terwijl er tegelijkertijd geen interne rem vanuit zijn geweten (onrijpe gewetensfunctie, gebrek aan empathie en egocentrische instelling) is. Vermoed kan worden dat het structureel en doelbewust inzetten van middelen (vooral de poppers) om zijn lustgevoelens te vergroten de remmende functie van zijn geweten nog verder heeft ondermijnd. Gelet hierop geven rapporteurs de rechtbank in overweging alle vier de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen.
De deskundigen schatten het recidiverisico in als sterk afhankelijk van de context waarbinnen verdachte zal wonen. De kans op recidive wordt op korte termijn als laag ingeschat zolang verdachte niet met kinderen samenwoont. Het recidiverisico schatten zij op langere termijn het hoogst als verdachte in de gelegenheid komt zich seksueel grensoverschrijdend te gedragen, terwijl er tegelijkertijd ongunstige omgevingsfactoren als relatieproblemen en werkeloosheid zijn.
Volgens de deskundigen dient verdachte langdurig te worden behandeld voor zijn overmatige lustbehoefte en zijn onvoldoende intern werkende remming. De behandeling kan het beste beginnen in een klinische setting gedurende één tot drie jaren en zal diverse jaren ambulant voortgezet moeten worden. Uitgezocht zal moeten worden in hoeverre het noodzakelijk is dat verdachte een hormonale libidoremmer moet gebruiken om zijn overmatige lustbehoefte substantieel te verlagen.
Het advies van de deskundigen luidt een de behandeling op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf met een maximale proeftijd.
GZ-psycholoog I. Schilperoord is ter terechtzitting verschenen en heeft verklaard te staan achter de inhoud van voornoemd rapport en de daarbij gegeven adviezen.
Reclasseringswerker C. Kleine heeft ter terechtzitting haar hiervoor genoemde advies toegelicht en zich aangesloten bij de adviezen in de hiervoor aangehaalde rapportage van het PBC. Zij heeft een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf onder bijzondere voorwaarden geadviseerd, waaronder een behandeling van verdachte in de forensisch psychiatrische kliniek (FPK) de Beuken of een soortgelijke instelling, en een daaraan gekoppelde proeftijd van vijf jaar.
De rechtbank ziet, anders dan de rapporteurs en officier van justitie, aanleiding om verdachte ook de strafrechtelijke maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging op te leggen. Het volgende is hiervoor van belang.
De rechtbank stelt op basis van de beschikbare rapportages vast dat sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en diepgewortelde ziekelijke stoornissen van de geestvermogens bij verdachte en dat die stoornissen aanwezig waren ten tijde van de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank is het eens met de deskundigen van het PBC dat deze stoornissen ook van invloed waren op het plegen van de bewezen verklaarde feiten en acht verdachte dan ook verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank is van oordeel dat een terbeschikkingstelling met verpleging noodzakelijk is. Bij dit oordeel heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat, naast de gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornissen van de geestvermogens van verdachte ten tijde van het plegen van de feiten, ook voldaan wordt aan de overige voorwaarden die de wet stelt aan het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling, namelijk dat op de gepleegde misdrijven onder 1, 2 en 3 een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen die maatregel eist.
Verdachte is een hyperseksuele pedofiel met zeer beperkt inzicht in zijn eigen handelen en de consequenties die dit heeft voor anderen. Daarnaast ontbreekt probleeminzicht bij hem volledig, werkt zijn geweten niet remmend als het gaat om het bevredigen van seksuele gevoelens en het gebruik van middelen en is hij egocentrisch ingesteld. Hierdoor is hij niet in staat om zich daadwerkelijk in anderen in te leven en ‘pakt’ hij wat hij ‘pakken’ kan. Hij is gedurende het jarenlange misbruik sterk gewend geraakt aan seksueel gedrag gericht op kinderen. Hij heeft zichzelf tegenover een chatpartner ‘100% pedo’ genoemd, waarbij hij aangeeft een voorkeur te hebben voor kinderen in de leeftijd van 0-13 jaar; hoe jonger, hoe beter. Daarnaast heeft hij – ondanks zijn bekennende verklaring op de zitting – geen volledig openheid van zaken gegeven over zijn belevingswereld en wat hem precies heeft gedreven om de ten laste gelegde feiten te plegen. Wanneer hij ter verantwoording wordt geroepen, verklaart hij steeds dat zijn drugsgebruik de oorzaak is geweest van zijn handelen, omdat hij daar seksueel opgewonden van raakt. Opmerkelijk is dan ook dat verdachte tegenover de politie heeft verklaard na zijn detentie weer seks te willen gaan hebben en drugs te gaan gebruiken, dit terwijl het gebruik van een libidoremmer juist noodzakelijk wordt geacht. Daarbij dient rekening te worden gehouden met het feit dat de aard en de omvang van in het bijzonder de seksuele problematiek bij verdachte ernstiger is dan in de Pro Justitia rapportage wordt geschetst, zoals de deskundigen zelf hebben aangegeven.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het gevaar voor recidive zodanig groot dat langdurige behandeling van verdachte noodzakelijk is. Los van het feit dat de door de rechtbank passend en geboden geachte gevangenisstraf van te lange duur is om gedeeltelijk voorwaardelijk opgelegd te kunnen worden, biedt een behandeling in een FPK in het kader van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf onvoldoende zekerheid dat verdachte de bijzondere voorwaarden zal nakomen. Een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf heeft namelijk een maximale duur van vier jaren, terwijl verdachte op het moment van de uitspraak van dit vonnis al 696 dagen in voorlopige hechtenis verblijft en vervolgens nog één jaar in de gevangenis zal moeten verblijven vóór er een plek in een FPK vrij komt. Dan resteert een voorwaardelijk strafdeel van onvoldoende lange duur om een klinische behandeling van één tot drie jaren, een daarop volgende jarenlange ambulante behandeling, het gebruik van libidoremmers en een proeftijd van in totaal tien jaren te waarborgen. De rechtbank is van oordeel dat alleen een terbeschikkingstelling met verpleging de noodzakelijke bescherming van de maatschappij tegen verdachte biedt en tegelijkertijd ook tot een beter gestructureerd behandelingskader zal leiden voor verdachte. Gelet op de deels vermijdende houding van verdachte en het feit dat geen van de rapporteurs een volledig beeld van hem heeft gekregen, in combinatie met de ernst van zijn problematiek, is de rechtbank van oordeel dat een terbeschikkingstelling passend en geboden is.
Met het oog op het bepaalde in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht, stelt de rechtbank vast dat het bewezen geachte feiten 1, 2 en 3 misdrijf betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zodat de totale duur van de terbeschikkingstelling niet is beperkt tot de duur van vier jaren.
De rechtbank onthoudt zich van een beslissing met betrekking tot de onder 22 op de beslaglijst genoemde geheugenkaart van het merk Sony met goednummer 5487344, aangezien daarvan afstand is gedaan.
De rechtbank zal alle goederen waarmee kinderporno is gemaakt, waarop kinderporno is aangetroffen en/of waarmee kinderporno is gedeeld onttrekken aan het verkeer, aangezien met behulp daarvan het onder 3 bewezen geachte is begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De rechtbank zal de overige goederen, die uit handen van verdachte of zijn ex-partner [naam ex partner] in beslag zijn genomen, aan hen retourneren.
De resterende goederen op de beslaglijst zijn óf in het ouderlijk huis van verdachte óf in de woning van [naam ex partner] in beslag genomen. Verdachte verbleef op beide adressen. Nu niet duidelijk is wie de eigenaar van deze goederen is, zal de rechtbank gelasten dat deze goederen zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende(n).
De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [naam ex partner] vordert namens dochter [naam dochter] de vergoeding van
€ 20.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Dat wordt niet betwist. De verdediging stelt wel dat hooguit aangesloten kan worden bij letselcategorie 4, waarbij een schadebedrag van
€ 10.000,- hoort.
Gelet op het feit dat sprake is van langdurig seksueel misbruik, dat mede bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [naam dochter] , haar jonge leeftijd ten tijde van de feiten, dat verdachte haar vader is, dat hij zeer veel kinderpornografisch materiaal van [naam dochter] heeft gemaakt en dergelijk materiaal met anderen heeft gedeeld, dat verdachte [naam dochter] porno en kinderporno heeft getoond, waarmee verdachte bij haar de indruk zal hebben gewekt dat de vertoonde handelingen normaal zijn voor kinderen, komt de rechtbank de toewijzing van een schadevergoeding van € 12.500,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd, niet onrechtmatig of ongegrond voor.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering verklaren.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [naam dochter] zal, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte worden opgelegd. Daarbij zal de duur van de vervangende hechtenis op één dag worden vastgesteld, aangezien het de verwachting is dat de betalingsmogelijkheden van verdachte gedurende de komende jaren zeer beperkt zullen zijn.