ECLI:NL:RBAMS:2019:790

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2019
Publicatiedatum
7 februari 2019
Zaaknummer
13/659259-16 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor openlijke geweldpleging op het Rembrandtplein in Amsterdam

Op 8 februari 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen Jeremy Ricardo, die betrokken was bij een vechtpartij op het Rembrandtplein in Amsterdam op 27 maart 2016. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 100 uur taakstraf voor zijn rol in het geweldsincident, waarbij hij samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen onbekende slachtoffers. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 25 januari 2019, waar de officier van justitie, mr. F.C. van Dijk, de vordering heeft gedaan en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J. de Vries, zijn verklaring heeft afgelegd.

De tenlastelegging omvatte het openlijk in vereniging plegen van geweld op de openbare weg, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten betrokken waren bij het duwen, schoppen, slaan en het gooien met een stoel naar de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een significante rol heeft gespeeld in het geweld, zoals blijkt uit camerabeelden en getuigenverklaringen van verbalisanten. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en de inhoud van de proces-verbaal van bevindingen als bewijs gebruikt.

De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij geen eerdere veroordelingen had en zijn spijt over het voorval. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank heeft de taakstraf gematigd tot 100 uur, gezien de tijd die verstreken was sinds het feit en de verbeterde omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/659259-16 (Promis)
Datum uitspraak: 8 februari 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
Jeremy Ricardo [verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 januari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van mr. F.C. van Dijk, officier van justitie te Amsterdam en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J. de Vries naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 27 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Rembrandtplein, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en), welk geweld bestond uit het duwen en/of het schoppen en/of het trappen en/of het slaan en/of het stompen en/of het gooien met een stoel van en/of naar een of meer van die tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en).

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en draagt daartoe het volgende aan. Verdachte wordt door vier verbalisanten herkend, allen werkzaam bij de voetbaleenheid van de politie. Daarbij heeft verbalisant [verbalisant] de verdachte in de uitoefening van zijn werk ook gesproken. Ten tijde van het gevecht heeft verdachte een donker petje op met een witte opdruk.
Op de camerabeelden is te zien dat verdachte meeloopt met de andere verdachten en bij hen staat op het moment dat medeverdachte [medeverdachte 6] de eerste klap uitdeelt. Te zien is dat verdachte zelf slaat en met de anderen deelneemt aan het gevecht.
Verdachte heeft zijn aandeel op zitting bekend.
4.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich wat de bewezenverklaring betreft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
Zij baseert zich daarbij allereerst op de bekennende verklaring die verdachte ter zitting heeft afgelegd, zoals neergelegd in het proces-verbaal van die zitting, en verder op de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen, nummer [nummer] van 4 april 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar met codenaam [codenaam] en het proces-verbaal van bevindingen, nummer [nummer] , gedateerd 12 april 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar met codenaam [codenaam] met de daarbij gevoegde foto-bijlage (pagina’s niet doorgenummerd).
Het proces-verbaal van bevindingen van 4 april 2016 houdt onder meer in als verklaring van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op zondag 27 maart 2016 heeft er een openlijke geweldpleging plaats gevonden op het
Rembrandtplein te Amsterdam. De beschikbare videobeelden van voornoemd incident zijn door mij, verbalisant, uitvoerig bekeken.
Het beschikbare beeldmateriaal betreft videobeelden van de aldaar gesitueerde
beveiligingscamera’s, de beelden betreffen opgenomen beelden van:
27 maart 2016, tijdstip 00:45 tot 01:15 uur.
Op met name de beelden van 26 maart 2016 is er door de dienstdoende bedienaars van de
camera’s ingezoomd op de aldaar aanwezige doelgroep.
Van het beschikbare beeldmateriaal zijn vervolgens van 10 verschillende personen videostills
bij de collega’s van het Voetbal- en Evenemententeam uitgezet met de vraag of men de
personen kon herkennen.
Op de beelden is waar te nemen dat het incident start nadat [medeverdachte 2] , net buiten beeld kennelijk ruzie heeft met een persoon die staat te wachten in de rij voor de [naam] . Portiers van de [naam] bemoeien zich kennelijk met dit voorval door direct er naar toe te lopen. Op de beelden is waar te nemen dat [medeverdachte 2] een onbekend gebleven persoon in de wachtrij vervolgens een duw geeft en met zijn hand een slaande beweging maakt naar het gelaat.
Als er vervolgens een groep, naar later blijkt Engelse toeristen, naar buiten komt lopen vallen
de Ajacieden deze aan. Hierbij wordt geduwd, geslagen met een stoel, gestompt en geschopt
door diverse Ajacieden. Op de beelden is waar te nemen dat er op twee locaties gelijktijdig
wordt gevochten. Ook is waar te nemen dat de agressie voornamelijk afkomstig is van de
aanwezige Ajacieden en dat de “Engelse” toeristen voortdurend trachtten de boel te sussen en
te doen ophouden.
Op de beelden is waar te nemen dat de verdachten contact met elkaar hebben en het is
ambtshalve bekend dat de verdachten elkaar allemaal persoonlijk kennen. Ook is waar te
nemen dat de verdachten gezamenlijk een aantal slachtoffers uit de “Engelse” groep belagen.
Van het beschikbare beeldmateriaal zijn videostills gemaakt. De videostills staan zoveel mogelijk op chronologische volgorde.
Op de videostills worden de verdachten weergegeven met hun achternaam.
De personalia van de verdachten luiden:
[verdachte] : [verdachte] , geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats]
[medeverdachte 1] : [medeverdachte 1] , geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats]
[medeverdachte 2] : [medeverdachte 2] , geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats]
[medeverdachte 3] : [medeverdachte 3] , geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats]
[medeverdachte 4] : [medeverdachte 4] , geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats]
[medeverdachte 5] : [medeverdachte 5] , geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats]
[medeverdachte 6] : [medeverdachte 6] , geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats]
[medeverdachte 7] : [medeverdachte 7] , geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats]
[medeverdachte 8] : [medeverdachte 8] , geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats]
Het proces-verbaal van bevindingen van 12 april 2016 houdt onder meer in als verklaring van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
In de nacht van zaterdag 26 maart 2016 op zondag 27 maart 2016 heeft er zich omstreeks 01.00 uur voor Café [naam café] , gelegen aan het [vestigingsadres] , Amsterdam, een openlijke geweldpleging tegen personen voorgedaan. Naar aanleiding van dit incident zijn de beschikbare beelden bekeken en zijn van de diverse verdachten videostills gemaakt. Deze videostills zijn mij vervolgens ter beschikking gesteld.
Op de videostills herken ik de getoonde persoon als zijnde de mij ambtshalve bekende
[verdachte](
de rechtbank leest: [verdachte]), geboren [geboortedatum] . Ik herken [verdachte] aan zijn lengte en postuur en aan zijn getinte huidskleur.
De rechtbank stelt vast dat bij het proces-verbaal een aantal (ongenummerde) videostills is gevoegd, waarbij steeds als onderschrift met betrekking tot het incident onder meer het volgende staat genoteerd:
  • [verdachte] (
  • [medeverdachte 2] loopt direct richting groep.
  • [medeverdachte 6] slaat direct met zijn rechter [vuist] naar het hoofd van de onbekend gebleven [man] in het rood geblokte houthakkersshirt.
  • (…) Het slachtoffer deinst naar achteren.
  • [medeverdachte 2] balt zijn rechtervuist en slaat het slachtoffer die niet kijkt met kracht op de zijkant van zijn hoofd.
  • [medeverdachte 2] slaat hierop gelijk een onbekend gebleven slachtoffer twee keer met zijn rechtervuist op zijn achterhoofd. Het slachtoffer deinst weg.
  • Een derde slachtoffer stapt naar voren en steekt zijn hand uit. (…) [medeverdachte 6] stapt gelijk naar voren en slaat het derde slachtoffer met zijn rechterhand in zijn gezicht.
  • [medeverdachte 6] slaat het derde slachtoffer op zijn gezicht. Ook het derde slachtoffer duikt ineen.
  • [verdachte] slaat een vierde slachtoffer met zijn rechter [vuist] (…) in zijn gezicht.
  • Ook [medeverdachte 8] begint met vechten en schopt met zijn linkerbeen (…) een vijfde slachtoffer. Het slachtoffer staat met de beide handen in de lucht (…).
  • [medeverdachte 2] en [verdachte] raken in gevecht met een slachtoffer. [medeverdachte 7] (de rechtbank leest: [medeverdachte 7] ), (…), [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] (…) rennen allemaal naar het slachtoffer toe.
  • Het slachtoffer wordt naar de grond geduwd en belaagd door [medeverdachte 2] en [verdachte] , [medeverdachte 8] staat tussen het slachtoffer en de groep in.
  • Het slachtoffer wordt door diverse personen belaagd, geduwd en geslagen. Het slachtoffer duikt ineen. (…)
  • Het slachtoffer wordt gelijk belaagd door ongeveer 10 personen onder de groene parasols. De groep van de slachtoffers blijft (…) staan kijken wat er allemaal aan het gebeuren is. [medeverdachte 8] staat nog steeds tussen beide groepen in. Twee vrienden van het slachtoffer schieten hem te hulp (grijsachtige shirts).
  • Terwijl de groep het slachtoffer belaagt met zijn allen schopt [medeverdachte 8] voor de tweede keer met zijn linkerbeen.
  • Onder andere [medeverdachte 7] , (…), [medeverdachte 4] en (…) schieten [medeverdachte 2] en [verdachte] te hulp bij het belagen van het slachtoffer.
  • [medeverdachte 8] ligt op de grond en blijft trappen naar de slachtoffers. [medeverdachte 6] ziet dat [medeverdachte 8] op de grond ligt en schiet te hulp. (…) [medeverdachte 3] (zwarte muts) schopt in op het slachtoffer dat op de grond ligt.
  • [medeverdachte 8] blijft op de grond liggen en blijft trappen naar de slachtoffers. [medeverdachte 6] komt aan rennen en geeft de man die bij [medeverdachte 8] staat een duw. [medeverdachte 8] trapt de man waardoor deze ten val komt.
  • Het slachtoffer komt ten val (…).
  • Ook [medeverdachte 4] (met baseball cap) maakt deel uit van de groep die het slachtoffer belaagt.
  • (…) Het slachtoffer valt op de grond. [medeverdachte 4] schopt vervolgens (…) op het slachtoffer in met zijn rechter been.
  • Ook [medeverdachte 7] maakt deel uit van de groep die het slachtoffer belaagt. Als het vechten wordt komt hij snel aanlopen met (…) een biertje in zijn linkerhand.
  • [medeverdachte 7] slaat in op het slachtoffer.
  • Terwijl het slachtoffer wordt belaagd komt [medeverdachte 1] (lichte spijkerbroek) aanlopen en pakt een stoel op.
  • [medeverdachte 1] pakt de stoel op en heft deze voor zich uit.
  • [medeverdachte 1] gooit de stoel naar het weerloze slachtoffer.
  • [medeverdachte 1] schopt vervolgens met zijn linkerbeen naar het weerloze slachtoffer.
  • [medeverdachte 1] pakt het slachtoffer met rechts beet (zie blouse slachtoffer) en haalt zijn linkerarm helemaal naar achter.
  • [medeverdachte 1] haalt vervolgens twee keer vol uit met zijn linker [vuist] en raakt het slachtoffer op zijn hoofd. Het slachtoffer komt vervolgens ten val.
  • Nadat [medeverdachte 1] het slachtoffer twee keer heeft geslagen en het slachtoffer op de grond terecht komt begint [medeverdachte 1] op hem in te schoppen met zijn linkerbeen 2x.
  • De politie tracht [medeverdachte 1] vast te pakken, [medeverdachte 1] weet zich echter los te rukken. [medeverdachte 7] geeft achter de politieagent het slachtoffer nog even een trap met zijn rechter [voet].
Verklaring van verdachte ter zitting
Verdachte heeft op zitting, kort samengevat, verklaard dat hij op 27 maart 2016 met anderen op het Rembrandtplein in Amsterdam is geweest. Hij heeft verklaard dat hij merkte dat er iemand bij de [naam] was geslagen en dat daardoor een gevecht ontstond. Hij is er op af gegaan en kreeg Engelse scheldwoorden over zich heen. Iemand gaf de eerste klap (
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 6]) en toen heeft verdachte op zijn beurt ook geslagen, ten minste één keer, mogelijk vaker. Bij de schermutseling is hij op de grond terecht gekomen. Verdachte heeft verklaard dat hij zichzelf op de camerabeelden heeft herkend.
Aandeel verdachte, geweld ‘in vereniging’.
Voor het bewijs van 'in vereniging' plegen van geweld in de zin van artikel 141, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (Sr) moet komen vast te staan dat de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Deze bijdrage hoeft niet zelf van gewelddadige aard te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die 'in vereniging' geweld pleegt.
De rechtbank stelt op grond van de deels bekennende verklaring van verdachte en de beelden van het geweldsincident die beschreven staan in het dossier vast dat de verdachte de persoon is die ineens naar voren stapt en een vuistslag uitdeelt, vervolgens nog een klap geeft en duwt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte daarmee een voldoende significante rol heeft gespeeld bij de tenlastegelegde openlijke geweldpleging. Verdachte heeft bewust, samen met anderen, deelgenomen aan de gewelddadige confrontatie met de in het proces-verbaal van 4 april 2016 als ‘Engelse toeristen’ aangeduide personen op het Rembrandtplein.
Nu de rechtbank tot de conclusie komt dat verdachte een voldoende significante rol heeft geleverd aan het geweld door meerdere personen tegen deze slachtoffers, is sprake van het ‘in vereniging’ plegen van geweld in de zin van artikel 141, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 27 maart 2016 te Amsterdam, met anderen, op de openbare weg, het Rembrandtplein, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen tot op heden onbekend gebleven personen, welk geweld bestond uit het duwen, schoppen, slaan en stompen van die personen en het gooien met een stoel naar die personen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd.
Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met bevel dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht.
Hij heeft zijn eis als volgt onderbouwd:
Op de camerabeelden is te zien dat verdachte actief deel neemt aan het gevecht. Hij heeft geen documentatie; er is slechts een oude diefstal, gepleegd in 2007.
8.2.
Het strafmaatverweer van de raadsman
Het wringt dat de Engelsen niet staande zijn gehouden en niet zijn gehoord. Het had de waarheidsvinding kunnen dienen als dat wel was gebeurd. Op de camerabeelden is te zien dat de verdachten zelf ook klappen en schoppen incasseren. Dat wordt echter niet gerelateerd.
Verdachte reageerde toen iemand werd geslagen, hij werd vervolgens zelf uitgescholden en ging mee vechten. Dat is geen rechtvaardigingsgrond maar je kunt je er iets bij voorstellen. Verdachte erkent dat het fout was, maar ik zie ook dat er door de Engelsen naar hen wordt gewezen. Dat kan duiden op het aangaan van een confrontatie door de Engelsen. Deze omstandigheid is van belang voor de strafoplegging.
De eis is te hoog en houdt te weinig rekening met de positieve wending die verdachte aan zijn leven heeft gegeven. Hij is vader van een jong kind, heeft een vriendin en een woning en werkt als huisman. Hij is volledig arbeidsongeschikt verklaard op medische gronden en zorgt overdag voor het vierjarig dochtertje.
Hij is geschrokken toen hij de beelden terug zag en heeft oprecht spijt van wat er is gebeurd.
De ouderdom van de zaak moet meewegen en dat zie ik niet terug in de eis.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en met de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Op het Rembrandtplein is kennelijk een ruzie ontstaan tussen een groep Engelsen en een groep Nederlandse mannen, waarna een gewelddadige confrontatie heeft plaatsgevonden waarbij de Nederlandse mannen de agressors waren. Verdachte heeft zich daar actief mee bemoeid. Hij heeft de confrontatie gezocht met de Engelsen en zodra er klappen waren gevallen, heeft hij zich in de vechtpartij gemengd en klappen uitgedeeld.
Het feit dat hij een scheldpartij over zich heen zou hebben gekregen vormt daarvoor geen enkele rechtvaardiging.
De vechtpartij brak plotseling uit en was mede daardoor bedreigend en intimiderend voor het publiek, dat van een uitgaansavond genoot in het centrum van Amsterdam. Bovendien schaadt dergelijk geweld de reputatie van de stad en schrikt het mensen af.
Verdachte en zijn medeverdachten zijn door verbalisanten herkend als Ajaxfans en als leden van de harde kern van de supporters. Hieruit zou de suggestie kunnen worden gewekt dat het hier voetbal-gerelateerd geweld betreft. Hiervan is de rechtbank echter niet gebleken.
De rechtbank houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het feit dat hij geen eerdere veroordelingen heeft, zijn spijtbetuiging en het feit dat hij zijn leven inmiddels beter op orde heeft.
Zij acht alles overziende een taakstraf voor de duur van 120 uur op zijn plaats, maar zal deze, gelet op de termijn die is verlopen sinds het feit tot aan het moment van berechting, matigen tot een taakstraf voor de duur van 100 uur.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde feit levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Verklaart het bewezen feit strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
100 uren, met bevel, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. N.J. Koene en R.A.J. Hübel, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 februari 2019.